ECLI:NL:RBNNE:2022:114

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
C/18/208841 / HA RK 21-57
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag en schorsing van bestuurders van een stichting in het kader van een geschil tussen een schietsportvereniging en de stichting die de schietaccommodatie beheert

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 januari 2022 een beschikking gegeven in een geschil tussen de Schietsportvereniging en de Stichting tot Instandhouding van een Jacht- en Sportschietbaan te Delfzijl. De Schietsportvereniging, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G. Jengibarjan, heeft verzocht om de bestuurders van de Stichting, [naam 4], [naam 5] en [naam 7], te ontslaan en hen tijdelijk te schorsen in afwachting van een nader te bepalen mondelinge behandeling. De aanleiding voor dit verzoek zijn de verstoorde verhoudingen binnen het bestuur van de Stichting en de beschuldigingen van de Schietsportvereniging dat de bestuurders in strijd met de statuten hebben gehandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Schietsportvereniging ontvankelijk is in haar verzoek, maar heeft het verzoek tot schorsing van de bestuurders afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Schietsportvereniging onvoldoende heeft onderbouwd waarom een onmiddellijke schorsing van de bestuurders noodzakelijk was. De rechtbank merkte op dat, hoewel de besluiten van de bestuurders mogelijk in strijd met de statuten zijn genomen, dit niet automatisch betekent dat er een gevaar voor het voortbestaan van de Stichting bestaat. De rechtbank heeft ook gewezen op de mogelijkheid dat de Stichting zonder bestuurders komt te zitten indien de huidige bestuurders worden geschorst, wat niet wenselijk is.

De rechtbank heeft besloten dat het verzoek tot ontslag van de bestuurders op een nader te bepalen mondelinge behandeling zal worden behandeld, waarbij de rechtsgeldigheid van de genomen besluiten verder zal worden onderzocht. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.A.B. Faber-Siermann.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/208841 / HA RK 21-57
Beschikking van 14 januari 2022
in de zaak van
de vereniging
SPORTSCHIETVERENIGING [verzoekster],
gevestigd te Delfzijl,
verzoekster,
advocaat mr. R.G. Jengibarjan te Assen,
tegen
de stichting
STICHTING TOT INSTANDHOUDING VAN EEN JACHT-EN SPORTSCHIETBAAN TE DELFZIJL,
gevestigd te Een,
verweerster,
advocaat mr. B.M.B. Gruppen te Groningen.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en de Stichting worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de akte overlegging producties 1 tot en met 17 van de Stichting;
  • de akte overlegging productie 18 van de Stichting;
  • de akte overlegging productie 19 van de Stichting;
  • de mondelinge behandeling en de aantekeningen daarvan van de griffier;
  • de pleitnota van de Stichting.
1.1.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] is een door de Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie erkende en gecertificeerde schietsportvereniging, met een meerderheid van leden die in het bezit zijn van een wapenvergunning.
2.2.
De Stichting is opgericht op 3 juni 1986 en exploiteert het schietsportcentrum aan de [adres 1] te Delfzijl. De Stichting is opgezet om de schietaccommodatie voor de verenigingen [verzoekster], Sportschietvereniging [naam 1] (hierna: [naam 1]) en Sportschietvereniging [naam 2] (hierna: [naam 2]) te beheren.
2.3.
[verzoekster], [naam 1] en [naam 2] maken sinds jaar en dag gebruik van de schietbaan van de Stichting om met hun leden een vast aantal keer per jaar te komen schieten, tegen betaling van een jaarlijkse vergoeding. [verzoekster] schiet iedere donderdagavond van de week, zijnde in 2021 44 schietavonden tegen een jaarlijkse vergoeding van € 7.243,92 (incl. btw).
2.4.
In de “Standaard overeenkomst schietbaangebruikers” die geldt bij het gebruik van de schietbaan door de verenigingen staat – voor zover relevant – het volgende:

Gebruik van de Schietbaan door S.V.’s
Een S.V. kan door het betalen van een bepaalde huursom het recht verwerven op het gebruik van bepaalde dagdelen van de faciliteiten die de schietbaan biedt, onder extra gunstige condities. Gedurende deze dagdelen hebben de leden van die S.V. voorrang bij het gebruik van de faciliteiten maar geen recht op exclusief gebruik van alle faciliteiten.
(…)
Gedurende de genoemde (ingehuurde) dagdelen is het bestuur van de S.V. in eerste instantie verantwoordelijk voor het schietgedrag en etiquette van de leden en gasten, alsmede voor het opvolgen van de algemene veiligheidseisen in samenhang met de voorschriften van onder andere de Wapenwetgeving.
2.5.
Wegens de verstoorde verhoudingen in het bestuur van de Stichting is in mei 2020 de heer mr. [naam 3] (hierna: [naam 3]) benaderd om de bestuursvergaderingen van de Stichting te leiden en de structuur van de Stichting te veranderen. In de bestuursvergadering van 11 mei 2020 is besloten de statuten zodanig te wijzigen dat iedere deelnemende vereniging één afgevaardigde in het bestuur zal hebben.
2.6.
In juni 2020 heeft (/hebben leden van) [verzoekster] klachten geuit bij de gemeente Delfzijl over de luchtkwaliteit op de 50 meter binnenschietbaan. Naar aanleiding van de klachten heeft de Omgevingsdienst Groningen een onderzoek verricht. In het rapport van bevindingen staat dat bij het militair schieten door particulieren in de baanzool diverse overtredingen van het Activiteitenbesluit en de bijhorende Activiteitenregeling zijn geconstateerd. Het militair schieten moet daarom worden gestaakt.
2.7.
In de bestuursvergadering van 29 juni 2021 is unaniem besloten de statuten van de Stichting te wijzigen. Op 22 juli 2021 zijn vervolgens de statuten van de Stichting gewijzigd. De statuten bepalen onder meer het volgende:

DOEL
Artikel 3
De stichting heeft ten doel: het beheer en de exploitatie van een schietaccommodatie en horecagelegenheid, en al hetgeen in de ruimste zin van het woord daarmee verband houdt.
(…)
BESTUUR
Artikel 5
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een door het bestuur te bepalen oneven aantal van ten minste drie (3) en maximaal zeven (7) leden en wordt als volgt samengesteld:
a. de rechtspersonen:
- de vereniging: Schietsportvereniging “[naam 1]”, statutair gevestigd te Bad Nieuweschans, (…);
- de vereniging: Schietsportvereniging “[naam 2]”, statutair gevestigd te Norg (…);
- de vereniging: Schietsportvereniging [verzoekster], statutair gevestigd te Delfzijl (…)
hebben ieder het recht één bestuurslid te benoemen. Een door gemelde rechtspersonen benoemd bestuurslid kan te allen tijde door de betreffende rechtspersoon worden ontslagen.
b. de eventule andere bestuurders worden benoemd door de bestuursleden als bedoeld in sub a.
(…)
Artikel 6
(…)
b. Bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaar. Zij treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden bestuurder is onmiddellijk, doch ten hoogste tweemaal) herbenoembaar. De in een tussentijdse vacature benoemde bestuurder neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
(…)
EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAP
Artikel 7
Het bestuurslidmaatschap eindigt voorts door:
a. opzegging, overlijden, faillissement of aanvraag van surseance van betaling van/door de desbetreffende persoon;
b. ontbinding of anderszins ophouden te bestaan van de rechtspersoon die het desbetreffende bestuurslid heeft benoemd;
c. een ontslagbesluit door een rechtspersoon als in artikel 5 sub a bedoeld;
d. schriftelijke ontslagneming (bedanken);
e. ontslag op grond van artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek;
f. door periodiek aftreden;
g. een besluit van het bestuur tot beëindiging van het bestuurslidmaatschap mits genomen met tenminste twee/derde van de stemmen van alle overige bestuursleden.
(…)
BESTUURSVERGADERINGEN
Artikel 9
a. Het bestuur vergadert ten minste twee keer per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of degene die hem als zodanig vervangt, of wel ten minste twee bestuursleden, dit gewenst acht(en).
b. De secretaris roept op tot de vergaderingen en maakt daarvan een verslag.
c. De leden van het bestuur zijn bevoegd zich van geval tot geval door een schriftelijk gevolmachtigd ander bestuurslid ter vergadering te doen vertegenwoordigen. Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één medebestuurslid als gevolmachtigde optreden.
d. Het bestuur kan in een vergadering alleen dan geldige besluiten nemen indien de meerderheid van zijn in functie zijnde leden in de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.
Een bestuurdild neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie.
Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit zou kunnen worden genomen, wordt het besluit desalniettemin genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
Artikel 10
a. Het bestuur is bevoegd zowel in als buiten vergadering besluiten te nemen. In dat laatste geval is daartoe vereist dat alle bestuursleden hun stem schriftelijk uitbrengen. Indien bij stemming over personen geen meerderheid verkregen wordt, zal bij een tussenstemming worden beslist tussen welke personen zal worden herstemd. Staken bij een tussenstemming of een herstemming de stemmen, dan beslist het lot.
b. Indien een voorstel zaken betreft, wordt het voorstel bij staking van stemmen als verworpen beschouwd.
(…)
VERTEGENWOORDIGINGSBEVOEGDHEID
Artikel 12
De stichting wordt vertegenwoordigd door:
- het bestuur; óf
- de voorzitter en de secretaris samen; óf
- de voorzitter en de penningmeester samen; óf
- twee gezamenlijk handelende bestuursleden.
2.8.
Op 22 juli 2021 is het bestuur van de Stichting in functie getreden. Het bestuur bestaat dan uit [naam 3], als voorzitter, de heer [naam 4] (voorzitter [naam 1], hierna: [naam 4]), de heer [naam 5] (voorzitter [naam 2], hierna: [naam 5]) en de heer [naam 6] (penningmeester [verzoekster], hierna: [naam 6]). Bij bestuursvergadering van 23 juli 2021 is mevrouw [naam 7] (namens [naam 2], hierna: [naam 7]) als vijfde bestuurslid benoemd.
2.9.
Op 1 augustus 2021 heeft de bij de Stichting in dienst zijnde gecertificeerde wapenhandelaar (de erkenninghouder), de heer [naam 8], zijn ontslag genomen. In zijn brief heeft hij als reden aangegeven dat hij zich niet kan vinden in de wijze waarop de laatste jaren met hem is omgegaan en dat het jammer is dat het door de bestuursleden van [verzoekster] zo moet lopen.
2.10.
[naam 4] en [naam 5] hebben op 10 augustus 2021, zonder overleg met de overige bestuursleden, besloten de schietbaan dicht te houden.
2.11.
In de bestuursvergadering van 25 augustus 2021 heeft [naam 3] de vertrouwenskwestie tussen (met name) [naam 5] en [naam 4] enerzijds en [naam 6] anderzijds aan de orde gesteld. [naam 6] was niet bij deze vergadering aanwezig. [naam 5] en [naam 4] hebben kenbaar gemaakt niet meer met [naam 6] samen te willen werken en hebben voorgesteld [naam 6] als bestuurder te ontslaan. Vervolgens is [naam 6] met 2/3 meerderheid ontslagen en is mevrouw [naam 9] (voorzitter [verzoekster], hierna: [naam 9]) toegereden tot het bestuur van de Stichting. In de vergadering zijn verder de problemen in de Stichting nogmaals besproken. In de notulen van de vergadering staat daarover onder meer het volgende:

Iedereen is het er over eens dat de baan voor de verenigingen zo snel als mogelijk weer open moet. Praktisch zou dat al wel kunnen, maar van de verenigingen moet eerst de bevestiging komen dat er strikt volgens de regels veilig en zoveel als mogelijk schade vrij zal worden geschoten. Daarvoor is minimaal nodig dat er op de verenigingsavonden een baanbeheerder (overall verantwoordelijk) en baancommandanten aanwezig zijn, die niet alleen de juiste papieren maar ook het nodige overwicht hebben. Anders gezegd: er moet naar hen worden geluisterd. [naam 1] en [naam 2] hebben reeds functionarissen die daaraan voldoen genoemd; [verzoekster] doet dat in de vergadering. Besloten wordt de baan zo mogelijk reeds in de week van 30 augustus maar anders in de week van 6 september te heropenen.
2.12.
In de bestuursvergadering van 2 september 2021 is besproken dat de voorgestelde baanbeheerders van [verzoekster] niet aanvaardbaar zijn voor [naam 1] en [naam 2]. Verder staat in de notulen het volgende:

Voorstel om vertrouwen te winnen van [verzoekster], ze komen met een draaiboek met wie welke functie heeft op de verenigingsavond en hoe alles geregeld is om alles veilig en volgens de regels te laten verlopen.
2.13.
Bij e-mail van 11 september 2021 gericht aan alle bestuursleden van de Stichting heeft [naam 5] het volgende medegedeeld:

Geachte bestuursleden,
(…)
Doordat het merendeel van het bestuur, zich in de laatste vergadering heeft uitgesproken geen vertrouwen te hebben in het bestuur van [verzoekster], en de door hen aangewezen baanbeheerders, en dit bestuur hen heeft gevraagd dit op te lossen, heeft het bestuur tot nu toe nog niets gehoord hoe men dit gaat doen of wanneer.
Tot dit duidelijk is blijft de schietbaan voor [verzoekster] gesloten.
Het bestuur hoort graag tijdig wanneer dit gaat wijzigen.
Namens het bestuur,
[naam 5].
2.14.
Op 12 september 2021 heeft [naam 9] namens [verzoekster] het draaiboek ‘Safety en Security Procedures [verzoekster]’ per e-mail aan de Stichting toegezonden. In de e-mail heeft [naam 9] kenbaar gemaakt dat zij de baanbeheerder namens [verzoekster] is. Verder heeft zij aangegeven dat zij ervan uitgaat dat [verzoekster] donderdagavond kan schieten en heeft zij daarom verzocht ervoor zorg te dragen dat de schietbaan de komende donderdag open is.
2.15.
[naam 3] heeft bij e-mail van 15 september 2021 aan de overige bestuursleden van de Stichting laten weten zijn ontslag in te dienen als voorzitter. In zijn e-mail heeft [naam 3] uiteengezet wat zijn redenen daarvoor zijn. Kort weergegeven heeft [naam 3] kenbaar gemaakt dat hij geen zin heeft om zijn tijd te besteden aan een vechtbestuur, zoals dat van de Stichting waarbij [naam 1] en [naam 2] tegenover [verzoekster] staan en waarin tot tweemaal toe een bestuursbesluit is genomen waarbij hij als voorzitter niet betrokken is geweest en zonder de statutair bepaalde daarbij behorende besluitvorming te volgen.
2.16.
[naam 9] heeft op 15 september 2021 telefonisch contact opgenomen met [naam 5] om te vernemen of [verzoekster] na het insturen van het draaiboek weer kon komen schieten. [naam 5] heeft op dat moment aangegeven dat dat uitsluitend mogelijk zou zijn indien twee door hem genoemde leden van [verzoekster] zouden worden aangesteld als baanbeheerder.
2.17.
Op 20 september 2021 heeft wederom een bestuursvergadering plaatsgevonden. In de notulen van die vergadering staat onder meer het volgende:

1. Opening
[naam 9] [[naam 9] – vzr.] neemt het woord, ze zegt dat ze [naam 6] meegenomen heeft als haar adviseur. Ze geeft aan dat dit volgens de statuten mag.
De rest van het bestuur geeft aan dat ze hier niet mee akkoord gaan en dat [naam 6] gezien zijn verleden bij de Stichting niet welkom is op de bestuursvergadering, hij is weggestemd wegens voortdurend dreigen met kortgedingen. Ook geven de overige bestuursleden aan dat dit niet van tevoren is aangekondigd ondanks dat hier alle tijd voor was geweest (…)
[naam 9] geeft aan dat ze dan opstappen en hier een schriftelijke bevestiging van zullen sturen. [naam 10] geeft nogmaals aan dat [naam 9] zeker welkom is op de vergadering (…). Nadat dit gezegd is stappen [naam 9] en [naam 6] op.
2.18.
Bij e-mail van 21 september 2021 heeft [naam 9] aan de overige bestuursleden van de Stichting kenbaar gemaakt dat haar de toegang tot de vergadering is ontzegd, waarbij haar als reden is medegedeeld dat [naam 6] haar niet mocht vergezellen. [naam 9] heeft aangegeven dat de overige leden hiermee voor de derde keer in korte tijd in strijd met de statuten handelen. De eerste keer was het besluit van [naam 5] en [naam 4] tot het sluiten van de schietbaan en de tweede keer was de e-mail van 9 september 2021 van [naam 5] waarin hij zegt namens het bestuur de te handelen, terwijl [naam 9] als bestuurslid daarvan niet op de hoogte is. [naam 9] heeft de overige bestuursleden erop gewezen dat deze drie besluiten niet rechtsgeldig zijn.
2.19.
Bij brief van 29 september 2021 heeft de Stichting het volgende aan [verzoekster] medegedeeld:

Onderwerp: Beëindiging baanhuur schietbaan
Geacht bestuur SSV [verzoekster],
Middels deze brief delen wij u mede dat de Stichting tot Instandhouding van een Jacht- en Sportschietbaan te Delfzijl het baanhuur contract per direct beëindigt.
De redenen hiervoor zijn als volgt:
1 Uw bestuur brengt bewust de Stichting in diskrediet bij uw leden.
2 Uw bestuur brengt bewust leden van het bestuur van de stichting in diskrediet.
3 Uw bestuur deelt bewust zaken met uw leden die binnen het bestuur behoren te blijven, totdat anders besloten is binnen het bestuur van de Stichting.
4 Uw bestuur brengt bewust onwaarheden en aannames over op uw leden waardoor leden van andere verenigingen mentale schade kunnen oplopen.
De Stichting is, met uw bestuur, en wij betreuren dit ten zeerste voor uw leden, door bovenstaande redenen tot een onwerkbare situatie gekomen.
2.20.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 1 oktober 2021 aan de Stichting kenbaar gemaakt dat de Stichting geen beëindigingsmogelijkheid heeft voor het contract dat zij heeft met [verzoekster] voor de baanhuur, laat staan voor een beëindiging per direct. Verder heeft de advocaat van [verzoekster] aangegeven dat de redenen die de Stichting noemt in haar brief van 29 oktober 2021 geen redelijke rechtvaardiging zijn voor een beëindiging van de
overeenkomst tussen partijen, aangezien deze gebaseerd zijn op aannames en een oordeel namens de Stichting. Bovendien is de beslissing om tot een beëindiging van de overeenkomst over te gaan, geen rechtsgeldig bestuursbesluit met de daarbij behorende besluitvormingsvereisten en is daarmee nietig. De Stichting wordt gesommeerd [verzoekster] per direct weer toegang te verlenen tot de schietbaan op de afgesproken donderdagavonden.
2.21.
De Stichting heeft bij brief van 4 oktober 2021 aangegeven dat alle aangedragen punten feiten zijn en dat, indien [verzoekster] twee baanbeheerders had aangesteld die geen lid waren van het bestuur van [verzoekster], er gewoon geschoten had kunnen worden.
2.22.
Op 12 oktober 2021 heeft een bijeenkomst van enkele bestuursleden van de Stichting plaatsgevonden. In de notulen van deze bijeenkomst staat het volgende:

1. Opening
Besproken wordt de situatie rondom [verzoekster] en de juridische stappen die ze inmiddels hebben ondernomen. Vastgesteld wordt dat [naam 9] [[naam 9] – vzr.] niet langer deel uit kan maken van het bestuur van de Stichting nu het bestuur van [verzoekster] een advocaat heeft ingehuurd en een kort geding zal beginnen tegen het bestuur van de Stichting, het is voor de overige bestuursleden een onwerkbare situatie geworden daar ze ook niet verder kunnen met de dagelijkse gang van zaken binnen de stichting zoals de aanvraag van nieuwe bankpassen e.d., ze zal worden uitgeschreven bij de KvK. Bestuur stelt ook vast dat een ander lid van [verzoekster] benoemd zou kunnen worden mits dit lid geen lid is van het huidige bestuur van [verzoekster] en met goedkeuring van het bestuur van de Stichting.
2.23.
[naam 9] is vervolgens per 12 oktober 2021 bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven als bestuurder van de Stichting.
2.24.
[verzoekster] heeft tot op heden van de Stichting geen toegang gekregen tot de schietbaan. Bij creditfactuur van 30 oktober 2021 heeft de Stichting een bedrag van € 2.927,67 (incl. btw) aan [verzoekster] gecrediteerd.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] heeft verzocht, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de bestuurders [naam 4], [naam 5] en [naam 7] van de Stichting ex artikel 2:298 lid 1 BW te ontslaan;
II. nieuwe bestuurders voor het Bestuur van de Stichting te benoemen ex artikel 2:299 BW, de bepalingen daarover in de Statuten in acht nemende;
III. bij wijze van voorlopige voorziening hangende het onderzoek naar het ontslag van de bestuurders ex artikel 2:298 lid 1 BW, de bestuurders [naam 4], [naam 5] en [naam 7] ex artikel 2:298 lid 2 BW te schorsen;
met veroordeling van de Stichting in de proceskosten en de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 dagen na betekening van de in dezen te wijzen beschikking tot de dag van volledige voldoening.
3.2.
[verzoekster] heeft gesteld dat het bestuur van de Stichting meermaals in strijd met de statuten heeft gehandeld door besluiten namens het bestuur mede te delen, terwijl er geen sprake was van rechtsgeldig genomen bestuursbesluiten conform de daarvoor geldende voorschriften. [naam 4], [naam 5] en [naam 7] nemen met z’n drieën dan wel op individueel niveau besluiten namens het bestuur. Dit is in strijd met het bepaalde in de statuten. Uit de gedragingen van [naam 4], [naam 5] en [naam 7] blijkt dat zij niet hebben geleerd van hun fouten uit het verleden, nu zij denken zeggenschap te hebben in het bestuur en de organisatie van [verzoekster]. Daarnaast wil de Stichting de overeenkomst tot gebruik van de schietbaan met [verzoekster] beëindigen zonder dat daarvoor een mogelijkheid bestaat en weigert zij [verzoekster] toegang te geven tot de schietbaan. Door deze manier van besturen brengen [naam 4], [naam 5] en [naam 7] niet alleen het voortbestaan van [verzoekster] in gevaar, maar ook dat van de Stichting.

4.Het verweer

4.1.
Primair heeft de Stichting zich op het standpunt gesteld dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek jegens de Stichting, omdat een verzoek tot ontslag of schorsing gericht dient te zijn tot de bestuurders waarvan de schorsing of het ontslag wordt verzocht.
4.2.
Subsidiair heeft de Stichting aangevoerd dat de Stichting conform de statuten bevoegd is zowel in als buiten een bestuursvergadering besluiten te nemen. Verder heeft volgens de Stichting te gelden dat op grond van artikel 9 van de statuten een bestuurslid niet aan de beraadslaging en besluitvorming deelneemt als dat lid daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft. De ontslagbesluiten ten aanzien van [naam 6] en [naam 9] zijn daarom rechtsgeldig genomen. De Stichting werd volgens haar ter zake het besluit tot opzegging van de overeenkomst met [verzoekster] overeenkomstig artikel 12 van de statuten rechtsgeldig vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden.

5.De beoordeling

Verzoek richt zich niet tegen bestuurders

5.1.
De Stichting heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek tot ontslag van de betreffende bestuurders, omdat het verzoek alleen is gericht tegen de Stichting en niet tegen de bestuurders zelf.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer niet slaagt, omdat de wet niet verplicht om de bestuurders op te roepen. Artikel 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vermeldt de formele vereisten waaraan een verzoekschrift moet voldoen. In dat artikel staat niet een verplichting om het verzoekschrift te richten tot de belanghebbenden. Uit artikel 279 Rv kan worden afgeleid dat uit het verzoekschrift wel moet blijken wie de belanghebbenden zijn. Aan die voorwaarde is voldaan. [verzoekster] heeft immers in het verzoekschrift vermeld wie van de bestuurders van de Stichting, zijnde [naam 4], [naam 5] en [naam 7], volgens haar onjuist zouden hebben gehandeld en van wie zij het ontslag (en de schorsing) heeft verzocht. De betreffende bestuurders zijn van het verzoek op de hoogte en waren bij de mondelinge behandeling aanwezig zodat de rechtbank hen heeft kunnen horen. Van strijd met de wet of benadeling van de bestuurders door het niet instellen van het verzoek tegen hen persoonlijk is dus niet gebleken.
5.3.
Het voorgaande brengt met zich dat [verzoekster] ontvankelijk is in haar verzoek.
Voorlopige voorziening
5.4.
[verzoekster] heeft verzocht de bestuursleden van de Stichting, [naam 4], [naam 5] en [naam 7], te ontslaan en in hun plaatst nieuwe bestuurders te benoemen. Bij wijze van voorlopige voorziening hangende het onderzoek naar het ontslag van de bestuurders heeft [verzoekster] verzocht hen te schorsen.
5.5.
Op verzoek van partijen is de verzochte voorlopige voorziening gelijktijdig met het door [verzoekster] aangespannen kort geding behandeld. De rechtbank zal de beoordeling daarom thans beperken tot de verzochte voorlopige voorziening tot schorsing van de genoemde bestuursleden. De bodemzaak inzake het verzoek tot ontslag van de bestuurders van de Stichting zal op een nader te bepalen mondelinge behandeling worden behandeld.
5.6.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 2:298 lid 1 BW bepaalt dat een bestuurder op verzoek van een belanghebbende door de rechtbank kan worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen, wegens ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld of wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank ingevolge artikel 2:297 BW gegeven bevel. Lid 2 van artikel 2:298 BW bepaalt dat de rechtbank, hangende het onderzoek, voorlopige voorzieningen in het bestuur kan treffen en de bestuurder kan schorsen.
5.7.
[verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat het huidige bestuur van de Stichting bij het nemen van een aantal besluiten in strijd heeft gehandeld met de statuten. Onder meer bij het besluit tot het sluiten van de schietbaan voor [verzoekster] en het ontslaan van [naam 9] als bestuurder van de Stichting.
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat, al zouden de betreffende bestuursleden van de Stichting bij deze besluiten hebben gehandeld in strijd met de statuten, het niet zonder meer duidelijk is waarom vooruitlopend op een eventueel ontslag een onmiddellijke voorziening als het schorsen van de betreffende bestuursleden noodzakelijk is. [verzoekster] heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Niet is gebleken dat de betreffende bestuursleden zodanig hebben gehandeld dat het oordeel in het verzoek tot ontslag van de bestuursleden niet kan worden afgewacht. [verzoekster] heeft in het kader van de verzochte voorlopige voorziening weliswaar gesteld dat de tekortkomingen van de betreffende bestuursleden het voortbestaan van de Stichting in gevaar brengen aangezien zij de bepalingen uit de statuten niet in acht nemen en bij het nemen van beslissingen niet in het belang van de Stichting handelen, maar het is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat daardoor op dit moment een gevaar voor het voortbestaan van de Stichting zou bestaan. Dat de besluiten die zijn genomen [verzoekster] onwelgevallig zijn, is daarvoor onvoldoende. Bovendien staat het thans (nog) niet vast of de genomen besluiten in strijd met de statuten zijn genomen. Daar komt bij dat, zoals de Stichting heeft aangevoerd, de wet andere instrumenten dan het verzoek tot ontslag van de bestuurders kent indien er sprake is van bestuursbesluiten die niet op de juiste manier tot stand zijn genomen. Verder overweegt de rechtbank dat [verzoekster] niets naar voren heeft gebracht over eventuele tijdelijk aan te wijzen bestuurders. Indien de bestuurders van de Stichting zouden worden geschorst zou dit betekenen dat de Stichting, als geen tijdelijke bestuurders worden aangewezen, in ieder geval tot de beslissing over het verzochte ontslag geen bestuur meer heeft. De rechtbank acht dat niet wenselijk.
5.9.
Het verzoek om bij wijze van voorlopige voorziening hangende het onderzoek naar het ontslag van de bestuurders, de bestuurders [naam 4], [naam 5] en [naam 7] ex artikel 2:298 lid 2 BW te schorsen zal gezien het voorgaande worden afgewezen.
5.10.
Het verzoek tot ontslag van de bestuurders [naam 4], [naam 5] en [naam 7] zal op een nader te bepalen mondelinge behandeling worden behandeld.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1.
wijst de verzochte voorlopige voorziening af;
6.2.
bepaalt dat het verzoek op een nader te bepalen mondelinge behandeling zal worden behandeld.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2022.
C:598