De officier van justitie heeft in haar eis meegewogen dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het recidiverisico is hoog en het is noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld.
Het betreft een zeer ernstig feit waarbij verdachte op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer (feit 1 primair).
Het bij verdachte aangetroffen kinderpornografisch materiaal dient als zeer heftig te worden beschouwd. Door het downloaden ervan heeft verdachte eraan bijgedragen dat het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal in stand kan blijven.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat verdachte zeer gemotiveerd is om een behandeling te ondergaan, ook als die behandeling eerst klinisch moet. Verdachte ontleent hoop aan de mededeling van de psychiater dat zijn aandoeningen goed te behandelen zijn. Indien aan de motivatie van verdachte wordt getwijfeld, mag dat niet zonder meer leiden tot een terbeschikkingstelling onder het stellen van voorwaarden, zoals uit het rapport van de psychiater is op te maken. Verdachte neemt een gevangenisstraf beslist niet eenvoudig op. Hij weet hoe over mannen als hij wordt gedacht, zeker binnen de gevangenis. Hij wil dat nooit riskeren. Zijn grote motivatie voor behandeling moet serieus genomen worden. Een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden voor behandeling is afdoende. Indien de rechtbank toch tot een terbeschikkingstelling wil overgaan, is het opleggen daarvan met daarbij een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest voldoende. Gelet op de maximale duur van een terbeschikkingstelling onder het stellen van voorwaarden zijn de maatregelen ex artikel 38z Sr niet opportuun.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de Pro Justitia rapportage van 6 mei 2021 van N. van der Weegen GZ-psycholoog, de Pro Justitia rapportage van 3 februari 2022 van M.A. Westerborg, forensisch psychiater, het reclasseringsrapport van 18 februari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte kon op 15 juni 2020 geen weerstand bieden aan de door hem gevoelde drang om zich publiekelijk te exhibitioneren. Verdachte had naar zijn zeggen als eens eerder geëxhibitioneerd bij volwassen vrouwen die geen aandacht voor hem hadden, waardoor de gewenste voldoening uit bleef.
Dat bracht verdachte ertoe om minderjarige kinderen te benaderen. Daarvan werd de vierjarige
[slachtoffer] het slachtoffer. Verdachte had het slachtoffer en haar vriendinnetje gezien in de speeltuin. Verdachte is op enig moment het steegje ingegaan toen hij hen zag naderen. Het vriendinnetje was op de fiets, het slachtoffer niet. Verdachte heeft het slachtoffer bij het passeren vastgepakt en haar hoofd met zijn handen naar zijn geslachtsdeel gebracht. Vervolgens heeft verdachte zijn geslachtsdeel in de mond van het slachtoffer gebracht. Het handelen van verdachte was doelbewust om zijn eigen behoefte te kunnen bevredigen. Door zo te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het vierjarige slachtoffer. Verdachte heeft daarmee de sociaal ethische normen in ernstige mate geschonden en dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Hoewel het voorval in tijd kort is geweest, zal de impact op het jonge slachtoffer naar verwachting langdurig zijn. Het handelen van verdachte heeft ook grote impact op het gezin waarin het slachtoffer opgroeit, zoals is gebleken uit de ter terechtzitting door haar moeder voorgelezen slachtofferverklaring. Bovendien heeft het handelen van verdachte grote beroering teweeggebracht in de omgeving waar het voorval heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het verwerven en in het bezit hebben van een groot aantal kinderpornografisch materiaal. Bij het vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen worden (veelal ook zeer jonge) kinderen op brute, verregaande en aangrijpende wijze seksueel misbruikt door volwassenen of daartoe aangezet. Er wordt op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de betrokken minderjarigen.
De strafbaarstelling van feit 2 heeft als achtergrond het beschermen van minderjarigen tegen seksueel misbruik en tegen de nadelige gevolgen die het maken en verspreiden van opnames van seksueel gedrag waarbij jeugdigen zijn betrokken, met zich brengen. Verdachte heeft met het plegen van dit feit een bijdrage geleverd aan de beschadiging van de betrokken minderjarigen. De vraag naar kinderporno houdt immers het aanbod en daarmee het vervaardigen en het verspreiden van kinderporno in stand. Het nadeel voor de betrokken kinderen bestaat niet alleen uit de directe ernstige gevolgen van het seksueel misbruik zelf, maar ook uit de omstandigheid dat eenmaal op internet gepubliceerde foto’s en films – door de snelheid en het gemak waarmee deze worden vermenigvuldigd- daar feitelijk niet meer vanaf kunnen worden gehaald. Die kinderen kunnen daardoor nog op latere leeftijd met deze foto’s en films worden geconfronteerd.
De rechtbank stelt voorop dat bij zulke ernstig (zeden)delicten in beginsel alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van 3 februari 2022, opgemaakt door M.A. Westerborg, forensisch psychiater. In het rapport is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Bij verdachte is er sprake van een exhibitionismestoornis, een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, en een aandachtstekortstoornis. Deze stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde manifest aanwezig. Dit beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Door zijn aandachtstekortstoornis is verdachte prikkelhongerig en hij wil zijn frustraties direct bevredigd zien. Daarin is hij impulsief en ongedurig. Zijn persoonlijkheidsstoornis is de sterke onderhoudende factor in het geheel waarin sprake is van permanente verkeerde denkbeelden (cognities) en gedragingen. Zijn exhibitionismestoornis is hierin een zeer ongelukkige en risicovolle uitbreiding op de combinatie van de andere stoornissen. Verdachte had al langer de fantasie zijn geslachtsdeel aan een nietsvermoedende vrouw te laten zien. Tot op de dag van het ten laste gelegde had hij echter alleen teleurstellingen ervaren en frustraties moeten incasseren waardoor bij hem de interne spanningen toenamen. Op de dag van het ten laste gelegde laat verdachte zich meer leiden door zijn behoeftes en impulsen dan door maatschappelijke normen. Onder invloed van zijn opgelopen frustraties functioneert zijn geweten nauwelijks adequaat waardoor hij besloot zijn geslachtsdeel die dag aan een vrouwelijk persoon te laten zien. Om de kans om gepakt te worden te verkleinen, besloot hij zijn geslachtsdeel aan twee kleine meisjes te laten zien. Toen zij, net als eerder eens gebeurd was, niet naar zijn geslachtsdeel keken, pakte verdachte uit frustratie impulsief het hoofd van het meisje vast, zodat ze zou kijken. Hij werd hierin slechts geleid door zijn impulsiviteit samenhangend met zowel zijn persoonlijkheidsstoornis als zijn ADHD. Daar de stoornissen van verdachte zijn handelen beïnvloedden, maar niet geheel bepaalden, adviseert onderzoeker hem het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte is, om het recidiverisico te verlagen, gebaat bij een klinische behandeling. Hij geeft zelf aan dat hij het in zijn eentje niet zal redden, waardoor de kans op recidive onaanvaardbaar groot zal zijn. Onderzoeker adviseert de rechtbank verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen.
Verdachte is eveneens onderzocht door N. van der Weegen, GZ-psycholoog. Zij concludeert in haar rapportage eveneens dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend op grond van de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken en ADHD. Zijn geweten is lacunair. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Verdachte is, om het recidiverisico te verlagen, gebaat bij een ambulante behandeling. De psycholoog adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen waarbij de geadviseerde behandeling als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat hij achter een behandeling staat met eerst een klinische opname en daarna intensieve begeleiding. Verdachte kan zich vinden in het juridisch kader van een terbeschikkingstelling onder het stellen van de voorwaarden, zoals de reclassering die in haar rapport heeft geadviseerd.
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat verdachte een intensieve behandeling moet ondergaan om het recidiverisico zoveel mogelijk in te perken. De rechtbank zal die behandeling plaatsen in het kader van een terbeschikkingstelling onder het stellen van voorwaarden. Op die wijze kan de behandeling worden voortgezet, ook indien verdachte onverhoopt de voorwaarden niet langer nakomt.
Het in dit geval opleggen van een terbeschikkingstelling onder het stellen van voorwaarden is mogelijk, omdat voldaan is aan de vereisten die het Wetboek van Strafrecht daaraan stelt.
Zo bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit onder 1 primair is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Bovendien eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank zal de na te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte. Verdachte heeft zich bereid verklaard deze voorwaarden na te leven.
De rechtbank is van oordeel dat, naast het opleggen van de terbeschikkingstellingsmaatregel, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is gelet op de ernst van de feiten. Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank afwijken van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten als deze.
Voor het bezit van kinderpornografisch materiaal weegt de rechtbank mee dat verdachte dat materiaal op zijn computer heeft gedownload, maar ook weer heeft verwijderd. Hoewel verdachte over een recoverysoftwareprogramma beschikte om het verwijderde materiaal weer zichtbaar te maken, is niet gebleken dat verdachte daarvan gebruik heeft gemaakt.
Ook weegt de rechtbank mee dat de klinische behandeling van verdachte naar verwachting ten minste twee jaren in beslag gaat nemen en dat verdachte al veertien maanden in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van achttien maanden opportuun.
De rechtbank zal niet overgaan tot oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de officier van justitie gevorderd. De noodzaak van het opleggen van een dergelijke maatregel is onvoldoende gebleken. Verdachte is zeer gemotiveerd om behandeld te worden en de deskundigen rapporteren dat zijn aandoeningen goed te behandelen zijn.