ECLI:NL:RBNNE:2022:1052

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
18-246704-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van zware mishandeling, vernieling, bedreiging en huisvredebreuk na woninginbraak door gemaskerde mannen

Op 5 april 2022 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren wegens het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad, vernieling, bedreiging en huisvredebreuk. De man maakte deel uit van een groep gemaskerde en met knuppels gewapende mannen die met bruut geweld de woning van de slachtoffers zijn binnengevallen. Dit leidde tot een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid in de eigen woning. De rechtbank overwoog dat de gepleegde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, maar dat het forse tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in zijn voordeel meegewogen zijn. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het DNA-onderzoek wees uit dat zijn bloed in de woning was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger voor alle feiten kon worden aangemerkt, gezien de samenwerking en het geweld dat werd gebruikt. De rechtbank verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging, ondanks het verweer van de verdediging over de redelijke termijn. De rechtbank legde een taakstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18-246704-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 maart 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 juni 2016 te [plaats] , gemeente Weststellingwerf tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel met voorbedachten rade toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (met kracht) met knuppel(s) en/of een ander voorwerp(en) tegen het hoofd, althans tegen lichaam, heeft/hebben geslagen en of gegooid', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2016 te [plaats] , gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) met knuppel(s) en/of een ander voorwerp(en) tegen het hoofd, althans tegen lichaam, te slaan en/of te gooien';
2
hij op of omstreeks 10 juni 2016 te [plaats] , gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door - de woning van die [slachtoffer 2] binnen te dringen en/of
- met knuppels de ramen en/of goederen in de woning kapot te slaan en/of- met voorwerpen te gooien;
3
hij op of omstreeks 10 juni 2016 te [plaats] , gemeente Weststellingwerf tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk
  • een (stenen) vaas en/of
  • een boedha beeld en/of
  • een televisie en/of
  • meerdere, althans een raam/ruit en/of
  • meerdere, althans een, deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 10 juni 2016 te [plaats] , gemeente Weststellingwerf tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning, aan de [straatnaam] bij [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. De feiten hebben zich afgespeeld in juni 2016. Verdachte is in augustus 2017 gehoord en pas vijf jaar later is de zaak op zitting aangebracht. Dit is een ernstige overschrijding van de redelijke termijn. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat enkel de overschrijding van de redelijke termijn niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kan leiden. Uit een uitspraak van de Hoge Raad van 13 september 2016 (ECLI NL:HR:2016:2059) blijkt echter dat er wel sprake dient te zijn van niet-ontvankelijkheid als er sprake is van een zodanige inbreuk op verdedigingsrechten van de verdachte, dat van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM geen sprake meer kan zijn. Volgens de raadsman is er door het grote tijdsverloop sprake van een dergelijke situatie. Verdachte ontkent te hebben deelgenomen aan de woningoverval. Een bloedveeg in de hal van de woning bij de buitenmuur zou volgens DNA-onderzoek van verdachte afkomstig zijn. Aan de hand daarvan kan nog niet vastgesteld worden dat verdachte die avond in de woning aanwezig was. Verdachte is vaker in de woning geweest. Door vervaging van het geheugen als gevolg van tijdsverloop is het zinloos om nu nog getuigen te bevragen over het verloop van de woningoverval en de rol van personen. Ook is het na bijna zes jaar moeilijk om nog getuigen te vinden die hem een alibi kunnen verschaffen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 6 van het EVRM niet geschonden is. Tijdsverloop is weliswaar van invloed op het geheugen van mensen, maar dat gaat niet in algemene zin op. De verdediging is in de gelegenheid is geweest om getuigen en de forensische rechercheurs te laten horen of op te roepen, maar heeft hier niet voor gekozen. Deze verklaringen hadden daarna op hun waarde kunnen worden getoetst.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging komt, afgezien van de in de wet geregelde gevallen, slechts in uitzonderlijke situaties in aanmerking. Hieraan worden hoge motiveringseisen gesteld. Bij een inbreuk op de verdedigingsrechten van de verdachte die niet onder het bereik van artikel 359a van het Wetboek van Strafordering valt, komt de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging niet in aanmerking, behoudens in het uitzonderlijke geval dat die inbreuk van dien aard is en zodanig ernstig dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel van het 6 EVRM. Daarbij verdient opmerking dat het in de eerste plaats moet gaan om een inbreuk die onherstelbaar is en die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is gecompenseerd. Bovendien moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen - in de bewoordingen van het EHRM - dat "the proceedings as a whole were not fair".
De rechtbank constateert dat verdachte in augustus 2017 is gehoord en is geconfronteerd met DNAonderzoek waaruit bleek dat na de woningoverval zijn bloed in de woning was aangetroffen. Verdachte heeft toen geen verklaring willen geven voor de aanwezigheid van zijn bloed, terwijl dat wel van hem verwacht mocht worden. Eerst ter terechtzitting is verdachte met een alternatief scenario gekomen. De politie had nader onderzoek kunnen doen als verdachte daarover ook al in 2017 had verklaard. De raadsman is van mening dat het na bijna zes jaar geen zin meer heeft om getuigen te horen. De rechtbank constateert echter dat verdachte op 15 oktober 2017 in kennis is gesteld van het voornemen van het openbaar ministerie om hem te vervolgen voor de ten laste gelegde feiten. Op 22 oktober 2017 heeft de raadsman zich gesteld als advocaat van verdachte. Op 10 november 2017 is het eind-proces-verbaal opgemaakt. De raadsman had dus reeds in november 2017 het alternatieve scenario kunnen presenteren en een verzoek tot het horen van getuigen kunnen doen. Daar is kennelijk vanaf gezien. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn weliswaar is overschreden, maar dat het aan het verweer ten grondslag gelegde niet kan leiden tot het oordeel dat een inbreuk is gemaakt op de verdedigingsrechten van de verdachte die van dien aard is en zodanig ernstig dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. De rechtbank verklaart de officier van justitie dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2, 3 en 4.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de aangifte van [slachtoffer 1] en ook uit de verhoren van
[naam] en [getuige 3] blijkt dat er sprake was van een wraakactie van Satudarah. Een lid van Satudarah was mishandeld en er moest een rekening vereffend worden. Daarom is er een groep gemaskerde mannen, gewapend met knuppels, naar de woning van aangeefster [slachtoffer 2] gegaan. Ze zijn met geweld de woning binnengedrongen, ze hebben aangever [slachtoffer 1] geslagen met een knuppel en ze hebben vernielingen aangericht. Het is waarschijnlijk dat bij het inslaan van het glas van de deur een of meer daders gewond zijn geraakt en de bloedveeg op de muur in de hal past bij de inval. De bloedveeg is een daderspoor en uit DNA-onderzoek is gebleken dat het bloed van verdachte is. De verklaring van verdachte dat hij eerder in de woning is geweest en wellicht een bloedneus heeft gehad, is een onwaarschijnlijk scenario. Het is duidelijk dat verdachte deel uitmaakte van de groep mannen en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten raad, bedreiging, vernieling en huisvredebreuk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte deel uitmaakte van de groep mannen. Verdachte ontkent en het bewijs steunt volledig op de DNA-match.
Het bloed is van verdachte, maar verdachte kwam daar wel vaker aan de deur. Uit het forensisch onderzoek blijkt niet of het bloed daar op de avond van de inval terecht is gekomen. Ook zat het bloed vlak bij de deur en de buitenmuur en daaruit hoeft niet te volgen dat hij in de woning is geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2016,opgenomen op pagina 84 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002016168887 d.d. 10 november 2017, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 10 juni 2016 was ik bij mijn vriendin, [slachtoffer 2] , wonende aan de [straatnaam] te [plaats] . Ik hoorde dat er op de voordeur werd geklopt. Ik zag via het keukenraam dat er vijf of zes personen bij de voordeur stonden. Deze personen waren allen in het zwart gekleed. Ik liep vervolgens naar de voordeur en wilde deze openen. Toen zag ik dat twee van de mannen, misschien wel meer, een zwarte knuppel vast hadden. Ik zag dat de twee mannen met de knuppels het glas, wat in de voordeur zit, er uitsloegen. Op dat moment heb ik mij omgedraaid en ben ik terug naar de woonkamer gerend. Ik voelde toen ik de woonkamer in rende een klap op mijn rug. Aansluitend ben ik samen met mijn vriendin door het openstaande kamerraam aan de voorzijde van onze woning gesprongen en naar mijn kroeg gerend. In de kroeg aangekomen zag ik dat ik een open wond op mijn linker onderarm, een gescheurde onderlip, op beide knieën open wonden en een verwonding op mijn rug had.
Ik voel een trekkende pijn in mijn onderlip en een drukkende pijn op mijn rug. Mogelijke aanleiding van dit incident is een ruzie die ik eerder heb gehad met [naam] . Ik weet dat [naam] lid is van de Satudarah.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 juni 2016, opgenomenop pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] : In het verleden heb ik wel feesten georganiseerd voor de Satudarah tot tweemaal toe.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juni 2016,opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op vrijdag 10 juni 2016 omstreeks 20:05 was ik in de woning [straatnaam] te [plaats] . Ik zie vervolgens dat [slachtoffer 1] de klink van de deur in zijn handen vast en hoor ik hem schreeuwen, dat ik moest rennen. Op dat moment hoor en zie ik dat de ruit van de voordeur vernield werd. Ik zie dat de ruit eruit vliegt in stukken en dat er met geweld getracht wordt de woning binnen te dringen. Ik ben zo bang geweest. Ik kan u dat niet met woorden beschrijven. Er is geweld gebruikt in de woning. Er is door die mannen gegooid met voorwerpen heb ik later gezien. Een zware stenen vaas voor ongeveer een kwart gevuld met euromunten is tegen het kozijn van ons vluchtraam gegooid. Het kozijn is hierdoor beschadigd. De vaas met munten is hierdoor vernield. Er is ook gegooid met een boeddha beeldje. Ik zag dat de televisie uit de kast was getrokken en met de beeldbuis op de grond is gevallen. De televisie is vernield, hij doet het niet meer. De ruit van de achterdeur is vernield en ook de deur is ontzet. Ook het vluchtraam is vernield. Alle goederen die zijn vernield in de woning zijn mijn eigendom. Het geweld dat zij met zijn allen tegen ons en goederen hebben gebruik vind ik verschrikkelijk. Ze droegen allemaal handschoenen, doeken en capuchons over hun gezicht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 juni 2016,opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op 10 juni 2016 rond 20.00 zag ik dat er twee auto's geparkeerd stonden tegenover de kleuterschool aan [straatnaam] te [plaats] . Ik zag dat uit de auto's ongeveer 6 of 7 personen stapten. Ze liepen richting de Hoofdstraat west te [plaats] . Ik zag dat de mannen wat getint waren en truien droegen met een capuchon over hun hoofd getrokken. Ik zag dat één van die mannen een knuppel bij zich had.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2016,opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 10 juni 2016 omstreeks 20.15 uur kregen wij het verzoek te gaan naar [plaats] .
Toen wij ter plaatse aankwamen werden wij door meerdere personen aangesproken.
Getuige 2, [getuige 2] , verklaarde in het kort: Ik zag ongeveer 6 manspersonen naar twee auto's op de parkeerplaats bij de school staan, rennen. Ik zag dat sommige van deze manspersonen een petje of een muts ophadden. Ik zag dat deze manspersonen een donkere huidskleur hadden. Ik schat de leeftijd van deze manspersonen ongeveer tussen de 20 en 30 jaar waren. Ik zag dat ze erg veel haast hadden. Ik zag dat een (1) nog uit de auto hing terwijl deze al reed.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 29 augustus 2016,opgenomen op pagina 196 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
V: Wij gaan het met jou hebben over een zaak wat te maken heeft met een kroegeigenaar.
A: Ik weet dat dat een man is waar ze wel dronken en feestjes gaven. Ik bedoel dat clubleden van de Satudarah daar wel feestjes gaven.
V: Wat kun jij verklaren over de kroegeigenaar die in zijn woning is bezocht?
A: Dat ik heb gehoord dat er een aantal jongens zijn geweest en dat die man via het voorraam is gevlucht en dat ze de boel kort en klein hebben geslagen en weer zijn weggereden.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d.
2 november 2016, opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De bemonstering van de wand van de hal, bij de buitendeur, bleek te matchen met het DNA-profiel van: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1997.
Conclusie:
Bij het voorval werd de buitendeur, door meerdere personen opengeduwd of verder opengeduwd. Hierbij brak de ruit van deze deur of werd deze opzettelijk vernield. Kennelijk hierdoor raakten één of meerdere personen gewond en verloren bloed in de woning. Dit bloed bleek afkomstig te zijn van: het slachtoffer [slachtoffer 1] en de verdachte [verdachte] .
Het slachtoffer was rechtens in de woning aanwezig. De verdachte, [verdachte] moet deel uit hebben gemaakt van de groep personen, die de buitendeur hebben opengeduwd en/of de ruit van deze buitendeur hebben vernield.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 14 juli 2016, opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Het onderzoek is verricht in een woning (rijtjeswoning) op het adres: [straatnaam] A, in [plaats] . Van de woning heb ik de hal, bij de toegangsdeur, de woonkeuken en de voorkamer op sporen onderzocht. De toegangsdeur was voorzien geweest van een ruit. De deur draaide naar binnen en stond nu open. De ruit was stuk en de glasscherven lagen zowel buiten als binnen in de woning. De schoot van de deur had kennelijk in de slotkom gezeten. Het slot was beschadigd en de slotkom was deels uit het kozijn gebroken. Op de binnenmuur, links van de toegangsdeur (gezien vanuit de woning) zag ik een bloedveeg. Deze bloedveeg heb ik bemonsterd. Binnenkomende via de vernielde toegangsdeur was achter deze deur een hal.
Biologische sporen
Spoornummer : PL0100-2016168887-26583
SIN : AAJG2217NL
Referentie : AAJG2217NL
Spooromschrijving : Bloed
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 10 juni 2016 te 22:15 uur
Plaats veiligstellen : Halwand bij buitendeur
9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van
Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.08.26.140 (aanvraag 001),
d.d. 1 november 2016, opgenomen op pagina 170 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door F. van Gennip, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN Beschrijving DNA-profiel Matchkans DNA-profiel
- bloed kan afkomstig zijn van
AAJG2217NL#01 DNA-profiel van een man kleiner dan één op één miljard
- [ [verdachte] (zie 'DNA-databank')
10. Een geneeskundige verklaring, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier,
op 27 juni 2016, opgemaakt en ondertekend door R. Noordbruis, forensische arts, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Naam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1987
Datum onderzoek: 16-06-2016
Omschrijving van de toedracht
Slachtoffer geeft aan in de avond van 10-6-2016 in [plaats] in de woning van zijn vriendin overvallen te zijn. Bij het vluchten is hij op zijn rug geraakt door iets, slachtoffer geeft aan dat de daders knuppels bij zich hadden. Hij bleek verwondingen te hebben aan zijn beide benen, zijn linker onderarm, onderste lip en rug.
Letselbeschrijving
Rug: schuin onder rechter schouderblad een stolsel, in een gebogen vorm. Onder het stolsel is de huid verkleurd; gelig, blauwig. Mijnheer heeft een foto gemaakt vlak na het gebeuren waarbij een vrij karakteristiek afwijking zichtbaar is: een ovaalvormige rode rand met in het centrum een witte verkleuring.
Beoordeling van de letsels:
De verwonding op de rug, vooral zichtbaar op de foto gemaakt vlak na de mogelijke mishandeling wijst op het contact van de huid met een rond voorwerp, die met een behoorlijke energie de huid heeft geraakt.
Conclusie
Letsel kan passen bij de door slachtoffer aangegeven toedracht.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De feiten
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. In de avond van 10 juni 2016 stapt een groep van circa 6 jonge mannen met een getinte huidkleur uit twee geparkeerde auto’s. De mannen lopen in de richting van de woning van aangeefster [slachtoffer 2] . Als de groep bij de woning aankomt zijn de mannen, op één na, gemaskerd. Zeker twee mannen hebben knuppels bij zich. Als aangever [slachtoffer 1] de groep ziet en naar de voordeur loopt, wordt de ruit van de voordeur kapot geslagen, de voordeur geforceerd en dringen de mannen met geweld de woning binnen. Aangever [slachtoffer 1] wordt overlopen door de mannen als hij de voordeur dicht wil houden. In zijn vlucht wordt hij geslagen met een knuppel en beide aangevers ontvluchten in paniek de woning via een raam. In de woning worden vernielingen aangericht en daarna rennen de mannen haastig terug naar de auto’s. Terwijl de auto’s wegrijden hangt een van de mannen nog uit de auto. Bij het openbreken van de voordeur is het glas van de deur vernield en hebben aangever en één van de binnendringende mannen snijwonden opgelopen en bloed verloren in de woning. In de hal van de woning wordt aan de binnenmuur bij de voordeur een bloedveeg aangetroffen. Uit DNA-onderzoek blijkt het bloed van verdachte te zijn.
Voorbedachte raad, opzet op zware mishandeling en medeplegen
Uit voornoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de mannen in nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld. De mannen zijn samen opgetrokken. Ze kwamen in twee auto’s naar [plaats] , zijn als groep naar de woning gegaan, mannen uit de groep zijn de woning binnengedrongen en ze zijn samen weer met auto’s vertrokken.
De rechtbank is op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van oordeel dat de mannen met hun handelen opzet hadden op zware mishandeling van aangever. Ze waren gewapend met knuppels en drongen met bruut geweld de woning binnen. Daarbij liep aangever snijwonden op en in zijn vlucht werd hij hard met een knuppel op zijn bovenlichaam geslagen. De omstandigheid dat aangever nog snel weg kon komen, heeft ervoor gezorgd dat hij geen zwaar lichamelijk letsel opliep. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank tevens van oordeel dat er is gehandeld met voorbedachte raad. De mannen waren bewapend en ze gingen doelgericht en planmatig te werk. Dat er sprake was van een bewuste en gerichte actie blijkt ook uit de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en medeverdachte [getuige 3] dat het om een wraakactie van Satudarah jegens aangever [slachtoffer 1] ging. Daar waar [getuige 3] in een eerder gesprek met een verbalisant spreekt over een kroegeigenaar in Marum, verstaat de rechtbank dat, gelet op de details in zijn verklaring, hij daarmee de in [plaats] gepleegde feiten heeft bedoeld.
Aanwezigheid verdachte
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie op 22 augustus 2017 ontkend dat hij deel uitmaakte van de groep mannen. Nadat de politie hem confronteert met het feit dat die avond een bloedveeg met zijn DNA in de woning is aangetroffen houdt hij vol dat hij van niets weet. Ook in zijn tweede verhoor verklaart hij van niets te weten en geeft hij geen verklaring voor de aanwezigheid van zijn bloed in de woning. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de bloedveeg een daderspoor is. De bloedveeg is in de hal in de woning op een binnenmuur aangetroffen en moet daar zijn achtergebleven toen de mannen met geweld de woning binnendrongen. Aangever liep daarbij snijwonden op en de rechtbank gaat er van uit dat ook verdachte door een snijwond bloed heeft verloren. Verdachte heeft op zitting verklaard over de bloedveeg. Hij schetst het alternatieve scenario dat hij vaker bij de woning is geweest, hij wellicht een bloedneus heeft gehad en dat daardoor een bloedveeg op de muur is achtergebleven. De rechtbank acht die verklaring volstrekt ongeloofwaardig en schuift deze ter zijde.
Op grond van deze omstandigheden – het bloed van verdachte in de woning, het uitblijven van een aannemelijke alternatieve verklaring daarvoor én zijn toenmalige band van verdachte met Satudarah – is de rechtbank van oordeel dat verdachte deel uit maakte van de groep mannen die de woning is binnengevallen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen over het gezamenlijk optrekken en handelen van de groep mannen en het uitblijven van een verklaring van verdachte over zijn rol, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger voor alle feiten aangemerkt kan worden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad, en het medeplegen van vernieling, bedreiging en huisvredebreuk.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 10 juni 2016 te [plaats] , gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel met voorbedachten rade toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] met kracht met een knuppel tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 10 juni 2016 te [plaats] , gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door
  • de woning van die [slachtoffer 2] binnen te dringen en
  • met knuppels de ramen en goederen in de woning kapot te slaan en- met voorwerpen te gooien;
3
hij op 10 juni 2016 te [plaats] , gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk
  • een stenen vaas en
  • een televisie en
  • meerdere ruiten en
  • een deur, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders, te weten aan[slachtoffer 2] , heeft vernield;
4
hij op 10 juni 2016 te [plaats] , gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen, in de woning aan de [straatnaam] bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de
bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachte raad;
medeplegen van bedreiging met zware mishandeling;
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of tendele aan een ander toebehoort, vernielen;
medeplegen van in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijkbinnendringen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren. De officier van justitie heeft daarbij in sterke mate rekening gehouden met het tijdsverloop.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en subsidiair voor vrijspraak gepleit. Meer subsidiair, bij een bewezenverklaring, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, gezien het forse tijdverloop, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het positieve reclasseringsadvies, een voorwaardelijke straf op zijn plaats is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering van 8 juli 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Volwassenenstrafrecht
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter ten aanzien van adolescenten die bij het begaan van het strafbare feit al 18 jaar maar nog geen 23 jaar oud zijn, toch het jeugdstrafrecht toepassen indien de rechter dit nodig vindt vanwege de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De reclassering ziet geen aanknopingspunten om over te gaan tot berechting volgens het jeugdstrafrecht. Verdachte zet stappen in de richting van volwassenheid. Hij heeft samen met zijn broer een eigen onderneming en hij is voornemens om met zijn vriendin te gaan samenwonen. Daarnaast lijkt verdachte afstand te hebben genomen van zijn voormalige sociale contacten. De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht.
De rechtbank neemt deze conclusie over en zal verdachte dus berechten volgens het volwassenenstrafrecht
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad, vernieling, bedreiging en huisvredebreuk.
Hij maakte deel uit van een groep gemaskerde en met knuppels gewapende mannen die met bruut geweld de woning van de slachtoffers zijn binnengevallen. Verdachte heeft een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid in de eigen woning. Hij en zijn mededaders hebben geen enkel respect gehad voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van de slachtoffers. Dergelijk, kennelijk motorclub gerelateerd geweld, veroorzaakt bovendien gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
Uit het rapport van de reclassering en hetgeen omtrent de persoon van verdachte op zitting naar voren is gekomen, leidt de rechtbank af dat verdachte een criminele periode in zijn leven lijkt te hebben afgesloten. Sinds 2017 is hij niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Hij maakt een volwassen indruk en heeft doelen gesteld. Samen met zijn broer heeft hij een eigen onderneming en hij wil samenwonen met zijn vriendin. Het risico op herhaling wordt ingeschat als laag en de reclassering adviseert bij een bewezenverklaring de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal in strafverminderende zin rekening houden met het tijdsverloop.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat in artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf 15 oktober 2017, de datum waarop verdachte in kennis is gesteld van het voornemen van het openbaar ministerie om hem te vervolgen en gaat derhalve een termijn van twee jaren te boven.
De rechtbank is van oordeel dat deze forse overschrijding een sterke matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg dient te hebben.
In beginsel zouden de gepleegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank zal echter het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden in het voordeel van verdachte mee laten wegen.
Alles overwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geformuleerde eis passend en geboden en zij zal dan ook overeenkomstig die eis een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Een door de raadsman bepleite geheel voorwaardelijke straf doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 45, 47, 63, 138, 285, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2022.