Op 4 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van Emmen als verweerder en twee verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2]. De zaak betreft handhaving van bestuursrechtelijke besluiten die aan de verzoekers zijn opgelegd, waaronder een last onder dwangsom voor het staken van verschillende illegale activiteiten op een agrarisch perceel. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 18 februari 2021 en hebben verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken met de nummers LEE 22/135 en LEE 22/138 niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze verzoeken niet voldoen aan de vereisten voor een voorlopige voorziening. Het verzoek met nummer LEE 22/136 is afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de illegale situatie niet kan worden gelegaliseerd en er geen spoedeisend belang meer is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de handhaving van de illegale activiteiten, zoals het verwijderen van een horeca-inrichting en erfverharding, gerechtvaardigd is. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.M. Veenstra, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.