Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte fors geweld heeft toegepast. Het feit is begaan in het uitgaansleven, wat leidt tot aantasting van veiligheidsgevoelens. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de officier van justitie een straf met een fors voorwaardelijk deel om het recidiverisico te beperken passend en geboden. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijk deel een aantal bijzondere voorwaarden zal worden gesteld, namelijk een meldplicht, ambulante behandeling, alcoholverbod, contactverbod met de aangever en een verplichting om mee te werken aan het vinden en behouden van dagbesteding. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex. artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht gevorderd. Uit het rapport van de GZ-psycholoog blijkt dat deze maatregel wenselijk wordt geacht, omdat bij verdachte geen intrinsieke motivatie voor behandeling aanwezig is en het risico groot is dat hij zich aan bijzondere voorwaarden zal onttrekken, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit passend is, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, zijn kwetsbaarheid en het gegeven dat hij in de justitiële jeugdinrichting waar hij op dit moment verblijft goed gedijt. Hij zou graag gebruik willen maken van de re-integratieactiviteiten die in de justitiële jeugdinrichting worden aangeboden. De raadsvrouw heeft verzocht om oplegging van een zo kort mogelijke vrijheidsstraf, gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, gecombineerd met een deels voorwaardelijke straf. Ook oplegging van eventueel een aanvullende werkstraf is mogelijk, aldus de raadsvrouw. De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht om geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, omdat uit de rapportages van de reclassering niet blijkt dat dit noodzakelijk zou zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering, het rapport van 26 december 2021, opgemaakt door J. Hardoar, GZ-psycholoog en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte en de medeverdachten hebben het slachtoffer ’s nachts in de binnenstad van Leeuwarden naar de grond gewerkt en vervolgens heftig geweld gebruikt. Ongeacht het gedrag van slachtoffer zelf, is dergelijk gedrag nimmer te rechtvaardigen. Verdachte heeft, samen met [medeverdachte 1] , gelijktijdig meermalen tegen het hoofd van het slachtoffer geschopt, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Dat verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd, is naar het oordeel van de rechtbank extra kwalijk. Het feit is daarnaast begaan in het uitgaansleven, wat in het algemeen leidt tot aantasting van het gevoel van veiligheid in de samenleving. Verdachte verkeerde onder invloed van alcohol en cannabis. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zulk heftig geweld heeft gebruikt, dat evengoed tot de dood van het slachtoffer had kunnen leiden; verdachte is pas gestopt met het tegen het hoofd schoppen toen een omstander hem bij het slachtoffer wegduwde. Bovendien hebben verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer nadien bewusteloos achtergelaten zonder zich om hem te bekommeren. Uit de namens het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat hij nog steeds last heeft van het gepleegde geweld. Hij is angstig en boos op de daders en heeft veel moeite om de draad van het leven weer op te pakken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf voor een dergelijk strafbaar feit de enige passende reactie is. Anders dan door de raadsvrouw bepleit, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest gelet op de ernst van het feit en gelet op in soortgelijke zaken opgelegde straffen onvoldoende is. Ook de oplegging van een taakstraf doet daaraan onvoldoende recht.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitieel documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens mishandeling. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op voormeld rapport van GZ-psychoog J. Hardoar. Hieruit blijkt dat verdachte te maken heeft met hechtingsproblematiek, een ongespecificeerde aandachtsdeficiënte-
/hyperactiviteitsstoornis en zwakbegaafdheid, waarbij vooral zijn verwerkingssnelheid achter blijft. Hierdoor heeft hij moeite om situaties in een korte tijd te overzien, met name wanneer ze complex zijn, is hij in zijn gedrag vaker impulsief en heeft hij moeite zijn emoties te reguleren. Dit heeft een rol gespeeld ten tijde van het ten laste gelegde feit. Vanwege problemen met zijn emotieregulatie en impulsiviteit wordt verdachte onvoldoende in staat geacht om adequaat te reageren op complexe situaties. Gelet op de problematiek wordt geadviseerd het feit in (enigszins) verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt het advies van de psycholoog over en concludeert dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De zwakbegaafdheid van verdachte zou enerzijds een indicatie kunnen zijn om adolescentenstrafrecht toe te passen, maar uit voormeld rapport van de psycholoog blijkt anderzijds dat verdachte, behalve impulsief, ook berekenend kan zijn. Daarnaast hebben eerdere pogingen om pedagogische hulpverlening op te starten niets opgeleverd, omdat verdachte daar niet voor open staat. De mogelijkheid tot pedagogische beïnvloeding is dus beperkt. De rechtbank past daarom het volwassenenstrafrecht toe. Wel acht de rechtbank, gelet op de jonge leeftijd van verdachte en zijn problematiek, van belang dat verdachte begeleid en behandeld wordt ter bevordering van de ontwikkeling van verdachte en om de kans op recidive te verlagen. Uit het reclasseringsrapport van 17 februari 2022 van de VNN blijkt dat een meldplicht, ambulante behandeling bij de Polikliniek forensische psychiatrie van GGZ Friesland, een alcoholverbod en een verbod om contact op te nemen met aangever wenselijk worden geacht. Daarnaast blijkt uit voormeld rapport van de psycholoog dat een gestructureerde dagbesteding wenselijk is. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte zou het volgens de reclassering wenselijk zijn het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf zo kort mogelijk te laten duren. De rechtbank acht, mede gelet op de beperkte motivatie van verdachte, een strak kader van toezicht en begeleiding met duidelijke regels van groot belang. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een groot voorwaardelijk deel en de bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie.
De rechtbank legt, gelet op het advies van de reclassering, een gevangenisstraf van kortere duur op dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om de gedrags beïnvloedende maatregel op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met de voormelde gevangenisstraf met een groot voorwaardelijk deel, gecombineerd met een strak kader van bijzondere voorwaarden.