1.5.In verband met de aanschaf van de zonnepanelen heeft verweerder bij teruggaafbeschikking van 5 februari 2021 een teruggaaf OB van € 4.965 verleend aan eiser voor het tijdvak van 30 maart 2019 tot en met 30 juni 2019. Dit betreft de omzetbelasting in verband met de plaatsing van de zonnepanelen.
2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de teruggaafbeschikking omzetbelasting op het juiste bedrag heeft vastgesteld. Het geschil concentreert zich op de vraag of eiser recht heeft op teruggaaf van een deel van de omzetbelasting over de bouwkosten van de woning vanwege de aanwezigheid van de zonnepanelen op het dak.
3. Eiser is van mening dat verweerder de teruggaaf te laag heeft vastgesteld. Volgens eiser heeft hij ook recht op een teruggaaf van omzetbelasting over een deel van de bouwkosten van de woning. Eiser voert daartoe aan dat er een direct en onmiddellijk verband bestaat tussen de bouw van de woning en de met omzetbelasting belaste handelingen, zijnde de levering van de met de zonnepanelen opgewekte energie aan de energiemaatschappij waarvoor eiser een vergoeding ontvangt. Volgens eiser is bij het ontwerp van de woning steeds leidend geweest dat het dak maximaal moest worden benut met zonnepanelen om energie te gaan genereren. Bij de bouw van de woning is daarom rekening gehouden met een groot aantal zonnepanelen en de constructie van de woning is, om het dak van de woning te kunnen dragen, verstevigd. Eiser stelt dat een percentage van 45,2% van de woning dienstbaar is aan de opwekking van energie met zonnepanelen en dat verweerder daarom 45,2% van de omzetbelasting over de bouwkosten van de woning moet teruggeven. Verder stelt eiser dat de bouwkosten van de woning tweemaal zoveel bedroegen als die van een vergelijkbare ‘gemiddelde woning’.
4. Verweerder heeft de standpunten van eiser gemotiveerd betwist en stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de bouw van de woning en de met omzetbelasting belaste levering van energie met de zonnepanelen. Voor zover eiser al kosten heeft gemaakt die hun uitsluitende oorzaak vinden in de levering van de energie met de zonnepanelen, heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt welke kosten dit betreffen. Eiser heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt dat de kosten voor de bouw van de woning door eiser in de prijs van de door hem geleverde energie zijn doorberekend.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Een belastingplichtige heeft in beginsel alleen recht op aftrek van voorbelasting indien een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de verwerving van een goed of dienst in een eerder stadium en een of meer verrichte handelingen in een later stadium waarvoor recht op aftrek bestaat. Of een dergelijk verband bestaat, moet worden beoordeeld aan de hand van de objectieve inhoud van de gebruikte goederen of diensten, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitsluitende oorzaak van de verwerving van het goed of de dienst. Wanneer vaststaat dat een uitgave niet ten behoeve van de belastbare activiteit van de belastingplichtige is gedaan, kan niet worden aangenomen dat tussen deze uitgave en die activiteit een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat. Een rechtstreeks en onmiddellijk verband ontbreekt als de belastingplichtige de desbetreffende uitgave toch zou hebben gedaan wanneer hij geen belastbare economische activiteit had uitgeoefend.
6. De rechtbank acht aannemelijk dat eiser de woning hoe dan ook zou hebben gebouwd, ook wanneer hij geen zonnepanelen zou hebben aangeschaft. De bouw van de woning diende (mede) een privébelang, immers wonen. Het ligt daarom ook op de weg van eiser om feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken op grond waarvan kan worden aangenomen dat een deel van de bouwkosten van de woning ondanks het privégebruik van de woning en ongeacht de mate van dat privégebruik, toch hun uitsluitende oorzaak vinden in de levering van energie met de zonnepanelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser het van hem verlangde bewijs niet geleverd. Gelet op de constructie van de woning sluit de rechtbank niet uit dat een deel van de bouwkosten voor de woning, bijvoorbeeld kosten die verband houden met de versteviging van de constructie voor het dak, uitsluitend hun oorzaak vinden in de plaatsing van de zonnepanelen op het dak, omdat zonder plaatsing van deze zonnepanelen deze verstevigde dakconstructie niet noodzakelijk was om de woning te kunnen gebruiken voor woondoeleinden. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt welk deel van de bouwkosten dit dan betreft. De door eiser gemaakte berekening die leidt tot aftrek van de helft van de omzetbelasting van de bouwkosten van de woning is daarvoor ontoereikend, omdat die berekening is gebaseerd op het onjuiste uitgangspunt dat de aftrekbare voorbelasting kan worden berekend aan de hand van de oppervlakte van het dak dat is bedekt met zonnepanelen. Ook de door eiser gehanteerde maatstaf van de totale bouwkosten voor zijn woning in vergelijking met de totale bouwkosten voor een ‘gemiddelde woning’ acht de rechtbank onjuist.
7. Indien een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de verwerving van een goed of dienst in een eerder stadium en een of meer verrichte handelingen in een later stadium waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat niet aanwezig is, kan een rechtstreeks en onmiddellijk verband niettemin worden aangenomen indien de kosten voor de betrokken goederen of diensten deel uitmaken van de algemene kosten van de belastingplichtige en als zodanig zijn opgenomen in de prijs van de door hem verrichte prestaties. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank verder niet aannemelijk gemaakt dat (een deel van) de kosten van de bouw van zijn woning op enigerlei wijze is doorberekend in de prijs die hij van de energiemaatschappij voor de levering van energie heeft ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat ook daarom een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning van eiser in dit geval ontbreekt.
8. Gelet op het hiervoor overwogene heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de teruggaaf van omzetbelasting niet te laag vastgesteld. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.