ECLI:NL:RBNNE:2021:945

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
18/070073-20, 96/181994-20, 18/278956-20 en 18/301687-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak met meerdere tenlasteleggingen waaronder opzetheling, diefstal en overtredingen van de Opiumwet

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 23 maart 2021, stonden meerdere tenlasteleggingen centraal tegen de verdachte, waaronder opzetheling, diefstal en overtredingen van de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij het geld had witgewassen, en sprak hem vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Echter, de rechtbank achtte de opzetheling en diefstal door twee of meer verenigde personen wel bewezen. De verdachte was betrokken bij meerdere diefstallen van goederen, waaronder een scooter, een buitenboordmotor en een motorboot, en had deze verworven terwijl hij wist dat ze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank verklaarde de dagvaarding ten aanzien van de heling van een aanhangwagen nietig, omdat deze onvoldoende feitelijk was omschreven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en kreeg een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 8 maanden. Daarnaast werden verschillende in beslag genomen goederen verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer, en werd de teruggave van een buitenboordmotor aan de rechtmatige eigenaar gelast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers 18/070073-20, 96/181994-20, 18/278956-20 en 18/301687-20

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

23 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [straatnaam] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 maart 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.Y. van der Pol, advocaat te Tynaarlo en mr. A.P.M.A. Laeyendecker, advocaat te Oss.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlasteleggingen

De verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 18/070073-20 tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 21 mei 2019 tot en met 13 september 2019 te Roden en/of te Peize, althans in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een scooter (Piaggio Vespa Primavera, blauw) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 96/181994-20 tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 24 mei 2020 te Peize, gemeente Noordenveld terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
De verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 18/278956-20 tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2020 te Roden, gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een identiteitskaart en/of een rugtas en/of een pet en/of een hoeveelheid geld en/of een telefoon en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 1]
- met een auto klem te rijden, en/of
- met z'n drieën om die [benadeelde partij 1] heen te gaan staan, en/of
- bij arm en/of borst vast te pakken/ vast te houden, en/of
- van de fiets te sleuren/slepen/trekken, en/of
- de woorden toe te voegen: "Nu meewerken, anders beland je in de kofferbak, je moet je bek houden, anders beland je dood in de kofferbak", en/of
- ( hard) tegen een hek te duwen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2020 te Roden, gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een identiteitskaart en/of een rugtas en/of een pet en/of een hoeveelheid geld en/of een telefoon en/of een jas, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2020 te Altena, gemeente Noordenveld, een aanhangwagen, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De verdachte is bij gewijzigde dagvaarding met parketnummer 18/301687-20 tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2015 tot en met 7 december 2020 te Peize, gemeente Noordenveld, althans in Nederland, van een geldbedrag van (ongeveer) 16.336 euro, althans (een of meer) gelbedrag(en) en/of één of meerdere voorwerpen, te weten:
- een hoeveelheid merkkleding en/of
- een Amerikaanse koelkast en/of
- een hoeveelheid boten en/of
- een hoeveelheid buitenboordmotoren en/of
- een hoeveelheid (dure) bomen en/of
- een jacuzzi
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit/die voorwerp(en) is/zijn en/of dit/die voorwerp(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 7 december 2020 te Peize, gemeente Noordenveld, althans in Nederland, één of meerdere voorwerpen, te weten:
- een hoeveelheid boten (zoals opgenomen in pv 2020320232) en/of
- een hoeveelheid buitenboordmotoren (zoals opgenomen in pv 2020320232) en/of
- ongeveer 57,21 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 11,17 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 21,97 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
2.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 24 augustus 2020 tot en met 27 november 2020 te Wedde, gemeente Westerwolde en/of Eastermar, gemeente Tytsjerksteradiel en/of Paterswolde, gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een boot (Admiral) toebehorende aan [benadeelde partij 2] en/of
- een buitenboordmotor (Mariner Four Stroke) toebehorende aan [benadeelde partij 3] en/of
- een motorboot (Evinrude) en een trailer toebehorende aan [benadeelde partij 4] ,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak of verbreking;
3.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 23 juli 2020 tot en met 7 november 2020 te Peize, gemeente Noordenveld, een aanhangwagen en/of een buitenboordmotor (Evinrude 9.9 Kortstaart), althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 7 november 2020 tot en met 7 december 2020 te Peize, gemeente Noordenveld, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 57,21 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 11,17 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 21,97 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

In de zaak met parketnummer 18/070073-20
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 2 juni 2019 door verbalisant [verbalisant 1] , opgenomen op pagina 59 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer: PL0100-2020036956 van 11 februari 2020, voor zover inhoudende als aangifte van [benadeelde partij 5] :
Op 23 mei 2019 rond 19:30 uur ben ik erachter gekomen dat mijn scooter ontvreemd was/ niet meer stond op de plaats waar ik hem op 21 mei 2019 heb achtergelaten. Het betreft een Vespa Piaggio, kenteken: [kenteken] . Kleur: blauw.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2020, opgenomen op pagina 18 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op vrijdag 13 september 2019, was ik verbalisant [verbalisant 2] belast met een surveillancedienst.
Die dag te 21:00 uur reden wij op de Mensingheweg te Roden. Al daar reed een scooter voor ons die de parkeerplaats van het Mensinghe op reed. Hij bleef daar stil staan. Ik hoorde collega [verbalisant 3] zeggen dat zij het kenteken, [kenteken] , van de scooter had gecontroleerd in het RDW systeem en dat de scooter niet voorzien was van een verzekering en dat de scooter geschorst was. Wij reden terug en hielden de persoon staande. De persoon op de scooter gaf op te zijn: [naam 1] , geboren op [geboortedatum] -2000. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , hoorde [naam 1] verklaren dat hij de scooter had geleend van [verdachte] , de te naam gestelde.
Op verzoek van mij opende [naam 1] de buddyseat van de scooter zodat ik het framenummer van de scooter kon bekijken. Onder de buddyseat zat de helmbak die ik verwijderde zodat ik het framenummer kon controleren. Ik zag dat het framenummer zeer moeilijk zichtbaar was. Ik zag dat er met het framenummer gerommeld was. Ik zag dat het frame op de plek van het framenummer opnieuw gespoten was. Hier op nam ik de scooter in beslag. Ik nam de scooter mee naar het bureau te Roden. Het contactslot van de scooter functioneerde niet naar behoren, de sleutels van de scooter waren nieuw, het slot van de buddyseat zat vast met tape, de kentekenplaat zat niet op de originele manier gemonteerd, in het lak van de scooter zaten lopers, op verschillende onderdelen van de scooter stond productie jaar 2014 terwijl op het kenteken als bouwjaar 2010 staat. Toen in het framenummer nogmaals controleerde onder de buddyseat, zag ik dat er plamuur onder aan het frame nummer zat. Vervolgens verwijderde ik het framenummer. Ik zag dat onder het framenummer de originele zwarte lak zat en dat het originele framenummer was uitgeslepen.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2020, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
In het RDW (Dienst Wegverkeer) systeem controleerde ik het kenteken van de in beslag genomen scooter: [kenteken] . Ik zag dat het kenteken op naam stond van: [verdachte] . Geboren [geboortedatum] -1984. Ik zag dat het kenteken één eerdere houder had gehad: [getuige 1] , geboren op [geboortedatum] -1982. Ik nam vervolgens telefonische contact op met [getuige 1] . Ik hoorde [getuige 1] verklaren dat zij op 24-05-2019, haar scooter had verkocht via Marktplaats. Ik hoorde haar verklaren dat zij de scooter had verkocht aan een man van ongeveer dertig (30) jaar oud. Ik hoorde haar zeggen dat de man sprak met een Drents accent. Ik hoorde haar verklaren dat haar scooter een zwarte Vespa scooter betrof voorzien van grote groene Zumba stickers, aan beide zijkanten en de voorkant. Ik hoorde haar verklaren dat de man de scooter niet eens probeerde en dat hij aangaf alleen het frame nodig te zijn.
-
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 25 september 2019, opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige 1] :
In mei 2019 bood ik mijn scooter te koop aan op de internetsite Marktplaats. Het betrof een zwarte Vespa scooter met het kenteken: [kenteken] . De scooter die ik verkocht was helemaal zwart van kleur en had een bruin/crème zadel. Er zaten chromen ronde spiegels op en de scooter was voorzien van Zumba stickers. Op beide achter zijden stond met witte letters geschreven Zumba. Op de voorzijde van de scooter zat een groene ronde sticker met een diameter van ongeveer 20 cm. Op deze sticker stond een zwart dansend poppetje, het logo van Zumba. De scooter was voorzien van chromen accenten en het betrof een snorscooter, er mag dus op gereden worden zonder helm.
De scooter stond een week te koop op internet. Kort voor 24 in mei 2019, werd ik benaderd door een persoon via de app van Marktplaats. Later werd ik ook door die persoon gebeld. Het nummer waar hij mee belde betrof [telefoonnummer] , dit was op 22 mei 2019 te 16:46 uur, kon ik nog terug vinden op mijn telefoon. Hij gaf aan interesse te hebben in mijn scooter. Deze persoon kocht uiteindelijk mijn scooter. De dag van overschrijven, 24 mei 2019, kwam de koper van de scooter bij onze woning. De man gaf aan dat hij uit het Oosten van het land kwam en dat hij vaker scooters opkocht. Ik maakte bekend bij de man dat de scooter problemen had, zoals slecht starten, slecht optrekken en de scooter had geen pit meer. De man gaf aan dat het hem niet uitmaakte omdat hij toch alleen het frame nodig had. De man vond het niet nodig om op de scooter te rijden. Hij startte hem alleen maar. Ik bood de scooter te koop aan voor 500 euro. De man betaalde mij uiteindelijk 510 euro contant voor de scooter. Hij betaalde de scooter voornamelijk met briefjes van vijftig euro.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2020, opgenomen op pagina 32 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat op 2 juni 2019 er aangifte gedaan werd, door aangever [benadeelde partij 5] , van diefstal van zijn scooter met het kenteken: [kenteken] . Dit zou gepleegd zijn tussen 21 mei 2019 te 16:30 uur en 23 mei 2019 te 20:00 uur, zoals genoemd in proces verbaal PL0100-2019140108. De scooter werd weggenomen aan de Bernhardpassage te Roden. Ik zag dat de weggenomen scooter een Vespa Primavera betrof en dat de scooter blauw van kleur was. Vervolgens kraste ik met een mesje een stuk lak af van de in beslag genomen scooter, dit deed ik onder de buddyseat. Ik zag dat onder de bruine verf blauwe verf zat. Kennelijk is de scooter overgespoten.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 oktober 2019, opgenomen op pagina 42 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
0: Nadat wij jouw bruine scooter in beslag hebben genomen, hebben wij de bruine scooter nog eens goed bekeken op het bureau. We kwamen erachter dat veel dingen aan deze bruine scooter niet klopten.
A: Het framenummer was niet goed te lezen, omdat deze erin is gezet van die andere zwarte scooter. Dit heb ik gedaan.
V: Wat is er gebeurd met het framenummer van de bruine scooter?
A: De bruine scooter had geen framenummer. Er zat geen kenteken en geen framenummer in.
0: Onder de buddyseat zat de helmbak die wij verwijderden, zodat wij het framenummer konden controleren. Wij zagen dat het framenummer zeer moeilijk zichtbaar was. Wij zagen dat er met het framenummer gerommeld was. Wij zagen dat het frame op de plek van het framenummer opnieuw gespoten was. Verbalisant laat foto 3 zien aan verdachte, van het fotoblad.
V: Wat kun je mij hierover vertellen?
A: Het framenummer heeft er nooit ingezeten toen ik deze kocht.
0: Op het bureau te Roden vielen mij en mijn collega nog meer zaken op, zoals: het contactslot van de scooter functioneerde niet naar behoren.
A: Dat weet ik niet.
0: Ook zat er in het contactslot een dun doorzichtig-gekleurd draadje. Verbalisant laat foto 12 zien van het fotoblad.
V: Waarom zit dit draadje daar?
A: Anders wilde het kapje onder het stuurslot niet open.
O: Ook viel ons op dat het slot van de buddyseat vast zat met tape.
V: Waarom zat deze vast met tape?
A: Dit weet ik niet.
O: Ook het kentekenplaat was niet volgens de originele manier gemonteerd.
V: Hoe komt dit?
A: Ik heb het kenteken van mijn zwarte scooter, op de bruine Vespa scooter gezet.
O: Toen wij het framenummer nogmaals controleerden onder de buddyseat, zagen wij dat er plamuur onder aan het frame nummer zat. Vervolgens verwijderden wij het framenummer. Wij zagen dat onder het framenummer de originele zwarte lak zat en dat het originele framenummer was uitgeslepen. Verbalisant laat foto 6 zien, van het fotoblad.
V: Hoe komt dat?
A: Ik heb deze gekocht zonder framenummer.
O: Wij hebben een aantal zwarte gekleurde Vespa onderdelen gevonden in jouw schuur die het bouwjaar 2010 hebben. Verbalisant laat foto 9, foto 10 en foto 11 zien van het fotoblad. V: Hoe kom jij aan deze onderdelen?
A: Van mijn zwarte scooter.
O: Wij hebben ook contact gehad met de vorige eigenaar van de scooter met het kenteken [kenteken] .
V: Hoe komt het dat wij een bruine Vespa hier hebben staan, op jouw naam, met het kenteken [kenteken] , terwijl jij een zwarte Vespa hebt gekocht?
A: De bedoeling van mij was om van die twee, één te maken.
O: Na onderzoek aan de bruine Vespa scooter blijkt deze gesignaleerd te staan als gestolen.
A: Ik heb geen scooter gestolen. Ik heb hem gekocht.
V: Hoe kan het dat het framenummer van de zwarte scooter in het frame van de bruine scooter zit?
A: Deze heb ik er in gezet.
V: De scooter die werd gestolen aan de Bernhardpassage te Roden, was blauw van kleur.
Uit onderzoek blijkt dat onder de bruine kleur op de in beslag genomen scooter, de blauwe kleur zit. Hij is dus over gespoten. Wat vind jij hier van?
A: Dat kan.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, de opzetheling, heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe dat het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bruine scooter (Piaggio Vespa Primavera) van een hem onbekende man heeft gekocht voor 1000 euro. De scooter had op dat moment geen kenteken en geen framenummer. Het is een feit van algemene bekendheid dat met het wegslijpen van een framenummer van een goed veelal gepoogd wordt de werkelijke herkomst van dat goed te verhullen. Deze omstandigheid in combinatie met het feit dat verdachte naar eigen zeggen veel handel drijft in soortgelijke goederen (brommers, motorboten, buitenboordmotoren) maken naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte ten tijde van het verwerven van de scooter wist dat deze scooter van misdrijf afkomstig was. De verklaringen van verdachte over de herkomst van de scooter zijn oncontroleerbaar en onaannemelijk, evenals de verklaring van verdachte dat hij bij de aankoop van de scooter ter goeder trouw was. De omstandigheid dat verdachte na de aankoop allerlei (verhullende) aanpassingen aan de bruine scooter heeft aangebracht duidt daar naar het oordeel van de rechtbank niet op.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan opzetheling.
In de zaak met parketnummer 96/181994-20
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 24 mei 2020 van Politie Noord-Nederland met nummer 240520201650147125 inhoudend het relaas van de verbalisanten [verbalisant 23] en [verbalisant 24] .
In de zaak met parketnummer 18/278956-20
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 primair, onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat deze feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Zij heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat de verklaring van de enige getuige ongeloofwaardig is en dat overigens geen sprake is geweest van enige bedreiging jegens aangever. Aangever heeft zijn spullen vrijwillig afgestaan als onderpand voor een schuld.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen weet had van de aanhanger die bij hem op het terrein is aangetroffen en dat hij op het moment van aantreffen van de aanhanger in voorlopige hechtenis zat voor het onder 1 ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
feit 1
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit - medeplegen van diefstal met geweld, gepleegd tegen [benadeelde partij 1] - niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde - medeplegen van opzetheling - wel bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 30 oktober 2020, opgenomen op pagina 43 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020301171 van 17 november 2020, voor zover inhoudende als aangifte van [benadeelde partij 1] :
Op vrijdag 30 oktober 2020 omstreeks 21.10 uur was ik op de fiets richting mijn kameraad [getuige 2] die woont aan de [straatnaam] te Roden. Ik was vlakbij zijn woning en ik fietste op Den Dam ter hoogte van perceel nummer 9. Ik fietste alleen en ik zag ineens een gele Seat Leon op mij af rijden. Ik werd zo gedwongen om te stoppen. Ik stopte en ik zag dat [medeverdachte 1] achter de bestuurderstoel vandaan kwam en liep op mij af. Ik zag dat [verdachte] op de bijrijder stoel zat en hij stapte ook uit en hij liep ook op mij af. Ik zag dat [medeverdachte 2] op de achterbank zat en ook uitstapte. Hij stapte uit aan de rechterkant van de auto.
Ik zag dat [medeverdachte 2] erbij stond te lachen en ik hoorde dat [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] zei dat hij mijn spullen uit mijn broekzak moest pakken. Ik zag dat [medeverdachte 2] voor mij ging staan en hij ging mijn zakken doorzoeken en haalde mijn persoonlijke spullen uit mijn zakken.
haalde mijn identiteitskaart uit mijn rechterbroekzak en uit mijn linker broekzak een briefje van tien euro en een briefje van vijf euro. Ik zag dat [medeverdachte 2] mijn telefoon uit mijn jas haalde, ik had mijn telefoon in een zak aan de voorzijde van mijn jas. Ik zag en voelde dat [medeverdachte 1] mijn rugtas losmaakte, ik had deze op borsthoogte vastgemaakt. Daarna trok [medeverdachte 1] mijn rugtas af en gaf de rugtas aan [medeverdachte 2] terwijl hij met de andere arm mij nog vasthield.
Deze rugtas was zwart van kleur, er zaten veel vakken in, er zat een wit vlak aan de voorzijde waar je een naam op kunt schrijven. In mijn rugzak zat een 'Nike' pet en enkele spullen maar dat weet ik niet precies meer. Ik zag en voelde dat [medeverdachte 1] mijn jas losmaakte en uittrok. Ik zag dat [medeverdachte 1] mijn jas op de grond gooide. Daarna liet [medeverdachte 1] mij los en hij pakte mijn jas van de grond en gooide mijn jas in de auto. Dit was een halflange donkerblauwe jas met een capuchon, merk 'Veromode' maat M.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 oktober 2020, opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op vrijdag 30 november 2020, omstreeks 22.25 uur bevond ik mij in de tuin achter de
woning van perceel [straatnaam] te Peize, Altena. Ik bevond mij daar met collega's ter aanhouding van 3 mannen, [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die verdacht werden van een beroving. Dit betrof een heterdaad situatie.
Achter deze woning trof ik met collega [verbalisant 5] een man die collega [verbalisant 5] ambtshalve kende als zijnde [medeverdachte 1] . Ik hoorde dat collega [verbalisant 5] [medeverdachte 1] mee deelde dat hij was aangehouden en mee moest naar het bureau van politie. Ik zag en hoorde op het moment dat [verbalisant 5] [medeverdachte 1] de handboeien omdeed dat [medeverdachte 1] een Identiteitskaart uit zijn hand op de grond liet vallen. Ik pakte de identiteitskaart van de grond en ik zag dat deze kaart op naam stond van [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] 1997, BSN [nummer] .
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 oktober 2020, opgenomen op pagina 65 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Mij is ambtshalve bekend dat [medeverdachte 1] de laatste tijd gebruik maakt van een gele Seat voorzien van het kenteken [kenteken] . Mij is ambtshalve bekend dat [verdachte] woonachtig is in Altena aan de [straatnaam] . Ik ben vervolgens vanuit Roden via de Roderweg en de Driebergendijk in de richting van Altena gereden.
Op 30 oktober 2020 te 22.05 uur reed ik de [straatnaam] in en zag dat voor perceel
de gele Seat voorzien van het kenteken [kenteken] geparkeerd stond. Er was op dat moment niemand in de omgeving van de auto.
Nadat de collega's gearriveerd waren zijn we naar perceel [straatnaam] gelopen. Bij kloppen op de deur werd niet open gedaan. Vervolgens zijn we via het toegangshek het erf opgelopen. Achter de woning troffen wij [verdachte] , [medeverdachte 1] , [naam 2] en [naam 3] aan. Ik hoorde en zag dat collega [verbalisant 4] een van de betrokkenen aansprak. Dit was [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] werd vervolgens door collega [verbalisant 4] naar een van de surveillance auto's begeleid. Tijden deze begeleiding liet [medeverdachte 1] iets uit zijn handen vallen. Dit bleek de identiteitskaart van aangever [benadeelde partij 1] te zijn.
Op dat moment kwamen [naam 3] en [naam 2] ook de straat op gelopen. Zij wilden graag uitleg hebben waarom de mannen werden meegenomen.
Ik ben vervolgens met [naam 2] en [naam 3] meegelopen naar de achterzijde van de woning,
alwaar ik hen uitgelegd heb waarvoor de mannen waren aangehouden. Ik heb [naam 2]
vervolgens gevraagd of er in de woning nog goederen aanwezig waren die de mannen
vanavond hadden meegenomen en niet van hen waren. Vervolgens liep [naam 2] voor mij aan het achterhuis is. Op dat moment had ik telefonisch contact met collega [verbalisant 6] die met aangever [benadeelde partij 1] op het Politiebureau in Roden zat. Collega [verbalisant 6] vertelde mij dat van aangever [benadeelde partij 1] een blauwe jas van het merk Vero Moda, een zwarte rugtas met daarin een zwarte Nike cap, een Huawei telefoon, geld en de identiteitskaart van [benadeelde partij 1] door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] waren meegenomen.
Ik zag dat in de hal van de woning een witte kinderstoel stond. Ik zag dat op deze kinderstoel een blauwe jas lag met een capuchon. Ik zag dat aan de binnenzijde een wit merklabel zat met de naam Vero Moda. Voor de kinderstoel zag ik een zwarte rugtas staan. In de rugtas zat een zwarte Nike cap.
[naam 2] deelde mij mede dat ze vanavond had gehoord dat [medeverdachte 2] nog geld van die
jongen tegoed had en dat ze daarom zijn spullen hadden afgepakt.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 oktober 2020, opgenomen op pagina 104 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: We zaten om een gegeven moment met z'n drieën in de auto. [medeverdachte 1] reed. Ik zat naast [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] moest nog geld van iemand hebben. En die jongens hadden dat aan hem gevraagd.
V: Hoe is het gegaan met de spullen van die jongen?
A: Ik heb gezien dat er spullen zijn overgedragen.
V: Dus [medeverdachte 2] moest geld hebben van die jongen?
A: ja.
V: Dus die spullen zijn door die jongen overgedragen aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ?
A: Ja aan van hen. [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] .
V: Ok dan zijn de spullen overgedragen. En dan?
A: We zijn in de auto gestapt en we zijn naar mijn huis gereden.
V: Wat is er met de spullen van die jongen gebeurd?
A: Die heeft [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] meegenomen in huis. Dat is in mijn gang beland.
V: Hoe weet je dat het om 70 euro ging?
A: Dat was besproken in de auto. Er was besloten om langs te gaan.
V: Waar moesten ze langsgaan?
A: Ze zijn gestopt bij [getuige 2] , voor het huis. [getuige 2] stond er zelf ook bij. Hij stond in zijn deuropening.
V: Wat voor spullen heb jij allemaal gezien van die jongen?
A: Een rugzak en jasje.
- de verklaring van de getuige [getuige 2] van 3 maart 2021 afgelegd onder ede bij de rechter-commissaris:
Wat ik heb gezien is dat de drie jongens de bocht om kwamen rijden, ze hebben [benadeelde partij 1] toen klem gezet. Ik heb gezien dat hij zijn jas en tas moest afgeven en ik heb de bedreigingen gehoord. Ik ben toen naar hem toegelopen. Toen kwam hij ook naar mij toe lopen, hij was overstuur en heeft me het verhaal uitgelegd. Hij zei dat hij een schuld had.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, het plegen van opzetheling, heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe dat de door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van aangever [benadeelde partij 1] afgenomen goederen (jas, tas en identiteitskaart) bij de woning van verdachte zijn aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat de goederen vrijwillig zijn overgedragen. De rechtbank volgt deze verklaring niet. Uit de aangifte van [benadeelde partij 1] blijkt dat hij zijn spullen niet vrijwillig heeft afgegeven. Verdachte was erbij en moet hiervan getuige zijn geweest. De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van getuige Blaauw bij de rechter-commissaris.
Verdachte heeft zich door aldus te handelen schuldig gemaakt aan opzetheling.
feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 31 oktober 2020, opgenomen op pagina 73 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [benadeelde partij 6] :
Ik woon op het adres [straatnaam] in Foxwolde. Vandaag, 31 oktober 2020, om 08.45 uur, ontdekten mijn vriendin en ik dat onze aanhangwagen was weggenomen. Deze stond geparkeerd onder of nabij de overkapping achter een schuurtje. Deze aanhanger, volgens mij van het merk Saris, stond er nog op 28 oktober 2020, omstreeks 17.00 uur. Wij hebben vanochtend via een WhatsApp groep van buurtbewoners aan het [straatnaam] gecommuniceerd dat onze aanhanger was gestolen met de vraag daarbij of iemand iets verdachts had gezien.
Tegen 12.15 uur werden wij door een buurman, [naam 4] , gebeld die ons een tip gaf. [naam 4] vertelde dat hij onlangs had vernomen dat iemand zijn weggenomen aanhangwagen had teruggevonden aan de [straatnaam] in Altena. Het zou daar gaan om een huis waar meerdere boten in de tuin zouden staan. Wij zijn vervolgens direct met de auto naar de [straatnaam] in Altena gereden. Bij een woning waar boten in de voortuin stonden, huisnummer [nummer] , zag ik mijn aanhangwagen achter een hek in de tuin staan.
Ik ben over het hek gestapt en herkende met honderd procent zekerheid mijn aanhanger.
Ik klopte aan de voordeur van de woning en een vrouw deed de deur open. Zij vertelde
dat haar man de aanhangwagen heeft gekocht op Marktplaats. Maar ze zei ook dat ik de
aanhangwagen wel mee mocht nemen. In eerste instantie had ze gezegd dat ze niet wist van wie de aanhangwagen was.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 oktober 2020, opgenomen op pagina 78 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Aanrijdend gebeld met melder [benadeelde partij 6] . Wij hoorden [benadeelde partij 6] zeggen dat hij vanmorgen zijn
aanhanger wilde pakken, echter was deze verdwenen. De aanhanger heeft er op donderdag 28 oktober 2020 nog gestaan. Wij hoorden [benadeelde partij 6] zeggen dat hij een bericht op de buurtapp heeft gezet met de vraag of iemand iets verdachts had gezien. Hierop kwam antwoord van een buurman die [benadeelde partij 6] wist te vertellen dat hij moest gaan kijken op het adres [straatnaam] in Peize. Wij hoorden [benadeelde partij 6] zeggen dat deze buurman iemand kende waarvan de aanhanger ook gestolen was, en dat deze op bovengenoemd adres terug was gevonden.
Wij hoorden [benadeelde partij 6] zeggen dat zij op dit moment voor het adres stonden en ook
daadwerkelijk de aanhanger zien staan. Wij hoorden [benadeelde partij 6] zeggen dat ondertussen een
vrouw uit de woning was gekomen en de aanhanger naar de voortuin had gerold en had
gezegd, "neem hem maar mee".
Eenmaal ter plaatse omstreeks 13.27 uur zagen wij de aanhanger in de voortuin staan
van de [straatnaam] in Peize. De aanhanger had geen kenteken plaat meer, van [benadeelde partij 6]
hoorden wij dat deze er wel op heeft gezeten. Hiervan zijn foto's toegevoegd bij dit
proces verbaal. Ik verbalisant [verbalisant 7] , hoorde [benadeelde partij 6] zeggen dat ik op zijn telefoon
kon kijken waarop hij te zien was op foto's met de aanhanger. Deze aanhanger was
identiek aan de aanhanger in de voortuin.
Wij verbalisanten zijn naar de voordeur gelopen van de woning, waarop een vrouw open
deed en zich voorstelde als de bewoonster van het pand, [naam 2] . Ik, verbalisant [verbalisant 7] , heb [naam 2] direct de cautie medegedeeld en haar gevraagd hoe het kan dat deze aanhanger bij hun achter het hek staat terwijl deze niet van hun is. Wij hoorden [naam 2] zeggen dat ze dat niet weet, want haar vriend handelt in die dingen via marktplaats.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde, de opzetheling, heeft gepleegd. De verklaring van verdachte dat hij de aangetroffen aanhangwagen niet kent en geen idee heeft hoe deze op zijn (afgesloten) erf terecht is gekomen acht de rechtbank niet geloofwaardig.
In de zaak met parketnummer 18/301687-20
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair, onder 2, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Voor witwassen is vereist dat de herkomst van de goederen niet kan worden verklaard uit de inkomsten. De officier van justitie heeft het te ontnemen geldbedrag berekend door de inkomsten van 95.000 euro te vergelijken met de (volgens Nibudnormen berekende) uitgaven van 93.000 euro. Dit heeft geresulteerd in een te ontnemen bedrag van 16.336 euro. Er was echter veel meer inkomen dan de berekende 95.000 euro: te weten de Wajong uitkering van de partner van verdachte, toeslagen, financiële bijdrage van de schoonmoeder en overige (verborgen) ontvangsten. Dan komt het totaal op 211.726 euro en dat is veel meer dan er contant is opgenomen. Bij witwassen moet worden gekeken naar wat er meer is uitgegeven dan er is binnengekomen; in deze zaak is juist meer binnengekomen dan er is uitgegeven.
Verder is geen sprake van aantoonbare onderliggende strafbare feiten. De omstandigheid dat verdachte in de schuldsanering heeft gezeten en in die periode schenkingen via zijn schoonmoeder heeft ontvangen is mogelijk strafbaar maar niet relevant voor deze strafzaak. Ditzelfde geldt voor een eventuele vordering die de Belastingdienst zou hebben op verdachte. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de kasopstelling op zich duidelijk is maar uitgaat van een verkeerd uitgangspunt.
Het witwas en ontnemingsbedrag van 16.336,- is voorts berekend aan de hand van de waarde van de aangetroffen drugs en goederen. Met betrekking tot de drugs heeft de verdediging opgemerkt dat het ging om een waarde van ongeveer 5.000 euro, dat aankopen van drugs in de regel niet per pin maar contant plaatsvinden en dat de herkomst van die contanten niet verborgen waren gelet op de Wajong uitkering van de partner en de gelden van de schoonmoeder. Met betrekking tot de aangetroffen boten en buitenboordmotoren is de waarde geschat na vergelijking van vergelijkbare goederen op marktplaats. Daarbij is gekeken naar de vraagprijs en dat is niet reëel want de vraagprijs wordt meestal niet betaald. Verdachte noemt lagere aankoopbedragen dan de bedragen waar de politie vanuit gaat. Verder is niet in aanmerking is genomen dat deze goederen ook zijn aangeschaft en dus geld hebben gekost. Verdachte handelde in goederen en kocht deze in op Marktplaats. Niet is vast komen te staan dat alle aangetroffen en in beslag genomen goederen van diefstal afkomstig zijn. De goederen zijn waarschijnlijk met contant geld betaald en dat is niet ongebruikelijk.
Met betrekking tot de overige aangetroffen goederen (bomen/jacuzzi/koelkast) heeft de verdediging opgemerkt dat niet is vast te stellen hoe lang deze al in het bezit van verdachte en zijn partner waren en of deze met verborgen gelden zijn aangeschaft; er zijn geen aankoopbewijzen en geen stukken waaruit aankoopdatum blijkt. Met betrekking tot de aangetroffen merkkleding heeft verdachte verklaard dat het nep merken betreft; dit is verder niet onderzocht.
Het is aan de rechtbank om te kijken of er een link is met een specifiek strafbaar feit; dan is het aan verdachte om dit uit te leggen. Nu hiervan volgens de verdediging geen sprake is moet verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen en eenvoudig witwassen.
Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde diefstal van de boot van [benadeelde partij 2] heeft de verdediging erop gewezen dat dat de boot reeds in 2017 is gestolen en zich overigens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde diefstal van de buitenboordmotor van [benadeelde partij 3] heeft de verdediging vrijspraak bepleit nu de buitenboordmotor is aangetroffen in de woning van de zus van verdachte en op geen enkele wijze is gebleken dat verdachte verantwoordelijk is voor het wegnemen van deze buitenboordmotor. Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde diefstal van de motorboot en trailer van [benadeelde partij 4] stelt de verdediging dat uit het dossier niet blijkt van braak en dat de verklaring van verdachte (dat hij zich van geen kwaad bewust was) heel goed de waarheid zou kunnen zijn.
Met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde heling van een aanhanger en een buitenboordmotor (merk Evinrude 9.9 kortstaart) heeft de verdediging erop gewezen dat onduidelijk is welke aanhanger wordt bedoeld en zich met betrekking tot de buitenboordmotor gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde opzettelijk voorhanden hebben van drugs heeft de verdediging aangegeven dat verdachte dit feit heeft bekend.
Oordeel van de rechtbank
feit 1
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
In het dossier (zaaksdossier 7 en 8 met registratienummer PL0100-2020320232) bevindt zich een proces-verbaal witwassen. Door de politie is onderzoek verricht naar de legale contante inkomsten- en vermogensbronnen van verdachte en zijn partner en hun contante uitgaven in de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 december 2020. Op basis van de eenvoudige kasopstelling blijkt dat in genoemde periode sprake is van een onverklaarbaar tekort aan contanten van 16.336 euro. Verdachte heeft in die periode meer uitgegeven (aan in de tenlastelegging genoemde dure voorwerpen) dan hij aan legale inkomsten had. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat deze voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een witwasvermoeden. Voor zover de rechtbank hieraan voorbij mocht gaan heeft de verdediging betoogd dat verdachte een concrete en min of meer verifieerbare verklaring voor de herkomst van het geld en de voorwerpen heeft gegeven, zoals hiervoor weergegeven onder het standpunt van de verdediging. Deze verklaring is niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Het geldbedrag en de voorwerpen zijn volgens de verdediging dus niet uit enig misdrijf afkomstig, in elk geval heeft verdachte hier geen wetenschap van gehad.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen verdachte heeft verklaard weliswaar de nodige vragen oproept, maar niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is, en dat gelet hierop niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het geld en de ten laste gelegde voorwerpen van enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte het geld heeft witgewassen. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
feit 2
Met betrekking tot het onder 2 - het eerste gedachtestreepje - ten laste gelegde, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de diefstal van: een boot (Admiral) toebehorende aan [benadeelde partij 2] , nu deze diefstal op 24 augustus 2017 heeft plaatsgevonden en niet in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 27 november 2020 zoals is ten laste gelegd.
De rechtbank past met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde diefstal van de buitenboordmotor toebehorende aan [benadeelde partij 3] en de diefstal van de motorboot en trailer toebehorende aan [benadeelde partij 4] de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 september 2020, opgenomen op pagina 30 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020244345 (zaaksdossier 4) van 20 januari 2021, inhoudend als verklaring van aangever [benadeelde partij 3] :
Tijdstip achtergelaten 03-09-2020 22:00
Tijdstip geconstateerd 04-09-2020 05:20
Pleegplaats [straatnaam] Eastermar
Vanmorgen om 5.00 uur hoorde ik een auto voor huis. Toen ik door het raam keek zag ik een auto met de kofferbak open. Toen ik het raam opendeed knalde hij de kofferbak dicht en reed weg. Buiten gekomen bleek het motortje van mijn zoon zijn bootje te zijn gestolen. Hij had hem pas 2 maanden, hij is dus zo goed als nieuw.
Het betreft: een buitenboordmotor van het merk Mariner, type Four Stroke, kleur grijs, 3,5 pk, waarde 599 euro.
-
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 mei 2018, opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :
Op zaterdag 21 november 2020 kreeg ik van verbalisant [verbalisant 5] een foto te zien. De foto liet zien een marktplaats advertentie van [naam 5] . Uit eerder onderzoek van heling en diefstal (2020308412) ben ik ambtshalve bekend met [verdachte] en zijn accountnaam [naam 5] . Waarop hij voornamelijk (rubber)boten en buitenboordmotoren aanbiedt. Op de foto van de advertentie van [naam 5] zag ik een grijze Mariner buitenboordmotor, 3,5 pk, afgebeeld staan. In een ander onderzoek naar [verdachte] (2020308412) ben ik deze buitenboordmotor tegengekomen.
Naar aanleiding van de bovenstaande bevindingen nam ik telefonisch contact op met de aangeefster van de diefstal buitenboordmotor. Ik kreeg via de mail een foto van deze aangeefster. Ik voeg de foto toe aan dit proces-verbaal van bevindingen. Ik zag dat de foto van de aangeefster een (1) op een (1) overeen kwam met de uiterlijke kenmerken van de advertentie van [naam 5] cq [verdachte] . Ik zie op de foto van de aangeefster en die van de marktplaats advertentie de volgende vergelijkingen:
Grijze Mariner Four Stroke;
Onderzijde zwart;
Handvat zwart, met wit randje aan het einde van het handvat;
Zwart-rode streep aan de zijkant;
Mariner in zwarte letters;
Four Stroke in witte letters.
Op de foto van de aangeefster is een dodemanskoord zichtbaar, deze is tijdens de diefstal achtergelaten. Op de foto van de marktplaats advertentie is geen dodemanskoord zichtbaar, wat overeenkomt met de gestolen buitenboordmotor.
In mijn onderzoek van heling en diefstal naar [verdachte] , met toestemming van officier van justitie Tromp, is er een back-up gemaakt van de gegevens van de inbeslaggenomen telefoon van [verdachte] . In dit onderzoek zag ik dat de telefoon van [verdachte] op 4 september 2020 om 03.22 uur een locatie deelt met telefoonnummer [telefoonnummer] . In de contactlijst van [verdachte] staat dit nummer bij de naam Hettie [verdachte] , de zus van [verdachte] . Het nummer van [verdachte] is mij bekend door het onderzoek wat naar hem is ingesteld. De gestuurde locatie ( [coördinaten] ) blijkt, via Google Maps, te gaan om [straatnaam] te Eastermar. De buitenboordmotor is weggenomen, tussen 3 september 22.00 uur en 4 september om 05.20 uur, bij [straatnaam] te Eastermar.
Uit de gegevens op de telefoon blijkt dat [verdachte] en Hettie regelmatig contact hebben via WhatsApp. Zo ook op 3 september 2020, waarin er wordt gesproken om in de avond op pad te gaan. Ze sturen ook een bericht dat ze eerst gaan rusten. Later in de nacht, worden er locaties met elkaar gedeeld waar onder de hierboven genoemde locatie. Op 4 september 2020 om 05.10 uur wensen ze elkaar via WhatsApp welterusten.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2020, opgenomen op pagina 40 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :
Op zaterdag 21 november 2020 stuurde collega [verbalisant 5] een schermafbeelding van een advertentie op Marktplaats waarin een buitenboordmotor wordt aangeboden voor 500 euro. Deze buitenboordmotor is van het merk Mariner, type Four Stroke. De motor is zwart/grijs/rood van kleur en werd aangeboden voor een bedrag van 500 euro.
Op zaterdag 21 november 2020 heeft [verbalisant 11] in een Proces-Verbaal van Bevindingen (2020244345-2) onderzoek gedaan naar een soortgelijke buitenboordmotor die gestolen was in Eastermar (Friesland). In dit proces-verbaal van bevindingen wordt het aannemelijk gemaakt dat het in beide gevallen om dezelfde buitenboordmotor gaat en dat de aangeboden buitenboordmotor dus van diefstal afkomstig is.
Op zaterdag 21 november heeft collega [verbalisant 12] omstreeks 19.30uur gecontroleerd of deze advertentie nog steeds online stond. Hij zag toen dat de advertentie inmiddels was verwijderd van Marktplaats.
Op zondag 22 november om 07.48 uur kreeg ik van collega [verbalisant 12] wederom een schermafbeelding van Marktplaats. Dezelfde buitenboordmotor werd opnieuw aangeboden, maar ditmaal voor een bedrag van 450 euro. Aanbieder was ene " [naam 5] ". In (verhoor met proces-verbaalnummer) 2020308412-24 verklaart [verdachte] dat hij gebruik maakt van dit account.
Op zondag 22 november om 08.32uur heb ik, verbalisant [verbalisant 10] , gebeld met Officier van Justitie voor toestemming pseudokoop. Deze toestemming werd gegeven door Officier van Justitie Mr. H. Mous.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2020, opgenomen op pagina 43 van voornoemd dossier, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 13] , inhoudend de inbeslagname van een buitenboordmotor van het merk "Mercury Four Stroke 9.9" bij de woning van [naam 6] aan de [straatnaam] te Roden.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2021, opgenomen op pagina 55 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 14] :
Op dinsdag 19 januari 2021 omstreeks 01.00 uur zag ik foto's van een WhatsApp-gesprek
tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . Ik zag dat dit gesprek plaats vond op 17 augustus 2020 tussen 17.21 uur en 21.01 uur. De telefoonnummers die in deze communicatie zichtbaar zijn, behoren toe aan de eerder genoemde personen. Dit ontdekte ik door de politie-systemen te raadplegen.
Uit genoemde communicatie blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 2] een goede band
onderhouden. Er worden woorden gebruikt naar elkaar als: mattie en broer.
Er wordt door [verdachte] onder andere geschreven over : "pakken we snel paar mee".
[medeverdachte 2] schrijft verderop: "Dan kan je wel 4 5 pakken".
[verdachte] reageert hierop: "ja kom dan gaan we dat doen".
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 november 2020, opgenomen op pagina 90 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO100-2020329665 (zaaksdossier 6) van 11 januari 2021, inhoudend als verklaring van aangever [benadeelde partij 4] :
U vertelt mij dat mijn boot vanavond is weggenomen, in beslag is genomen en dat daarvoor iemand is aangehouden. Dan wil ik graag aangifte doen van diefstal van mijn boot en trailer.
Ik heb samen met mijn vrouw een woning gekocht aan de [straatnaam] te Paterswolde.
De voordeur van de woning zit aan de [straatnaam] . Deze woning zijn wij aan het verbouwen, waardoor wij niet in deze woning verblijven. De woning heeft een voortuin met een oprit.
Ik had mijn boot geplaatst in mijn voortuin aan de [straatnaam] in Paterswolde. Dit was op het gras naast mijn oprit. De boot stond met het blauwe dekzeil, op de trailer, op het disselslot. De boot was zichtbaar vanaf de weg. Er zit een lantarenpaal bij onze voortuin waardoor de boot goed zichtbaar was vanaf de weg.
Ik ben eigenaar van een boot. Dit betreft een polyester motorboot van vier meter lang. De boot heeft vier stoelen, een radio en een stuur. De boot is wit met een zwarte rand. Er zit een 15pk buitenboordmotor aan de achterzijde van de boot. De boot heeft geen registratienummer. De boot zit op een kanteltrailer met lier. Op de trailer zit de kentekenplaat van mijn auto, namelijk [kenteken] . De trailer heeft opvallende sportieve zwarte velgen. Over de boot zit een blauw dekzeil. Er zit een slot om het dissel van de trailer. Dit betreft een soort rechthoekige metalen doos dit om de dissel gaat, en op slot wordt gezet met een hangslot.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2020, opgenomen op pagina 115 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :
Ik, verbalisant [verbalisant 10] heb in de zaak met BVB-nummer 2020329202 een GPS-tracker
ingezet op basis van artikel 3 Politiewet. Op basis van een aantal recente BVH-registraties blijkt dat [verdachte] , woonachtig aan de [straatnaam] te Altena (Peize) alsmede [medeverdachte 1] , thans verblijvend aan de [straatnaam] te Groningen, zich bezig houden met diefstal dan wel heling van goederen. Ambtshalve is het eveneens bekend dat [medeverdachte 1] en [verdachte] vaker samen zijn gezien. Het is ambtshalve bekend dat [verdachte] niet meer beschikt over een geldig rijbewijs. Op basis van onderstaande BVH-registraties blijkt dat hij vaak samen op pad is met [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 1] veelvuldig optreedt als bestuurder.
Het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] is op basis van bovenstaande informatie voorzien van een technisch hulpmiddel op 25 november 2020 omstreeks 20.45 uur teneinde deze te kunnen volgen op basis van artikel 3 van de Politiewet.
-
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 november 2020, opgenomen op pagina 93 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op donderdag 26 november 2020, was ik belast met de opsporing naar de diefstallen van aanhangwagens, boten, bootmotoren en boottrailers. Waarbij het voertuig: zwarte Volvo S80 met het kenteken [kenteken] mogelijk betrokken was.
De eigenaar van het voertuig betreft [medeverdachte 1] , geboren op 26-03-1995 en zou mogelijk de bestuurder zijn en als bijrijder [verdachte] , geboren [geboortedatum] -1984.
Die dag te 18:13 uur, kreeg ik op mijn diensttelefoon een bericht van het technisch hulpmiddel, wat was geplaatst op het voertuig: Volvo S80 met het kenteken [kenteken] .
Het bericht gaf aan dat het voertuig in beweging was. Via het bijbehorend programma op mijn diensttelefoon zag ik dat het voertuig reed vanuit Peize naar Eelde. Ik reed naar Eelde. In Eelde volgde ik het voertuig enige tijd. Ik zag dat in het voertuig twee personen zaten ik kon toen niet zien wie die personen waren.
Het viel mij op dat het voertuig meerdere malen door dezelfde straten reed. Het viel mij op dat in de straten waar het voertuig meerdere malen door heen reed er of een boot op een trailer geparkeerd stond of een aanhangwagen, bij mensen op het perceel.
Middels contact via C2000 gaf ik collega [verbalisant 16] deze straten door. Een van deze straten betrof de [straatnaam] in Paterswolde. Daar op perceel [nummer] stond een witte boot op een trailer. Ik zag dat de trailer voorzien was van een disselslot. Ik zag dat de woning op het perceel verbouwd werd en leeg stond.
Gezien de mogelijke inzittende van de genoemde Volvo bekend is met diefstallen en helen van boten, aanhangwagen en buitenboordmotoren had ik het vermoeden dat die wel eens door de personen weggenomen zouden kunnen gaan worden.
Op vrijdag 27 november 2020, was ik, verbalisant [verbalisant 2] , belast met een de opsporing naar de diefstallen van aanhangwagens, boten, bootmotoren en boortrailers.
Die dag te 19:40 uur, kreeg ik een bericht op mijn diensttelefoon dat het voertuig in beweging was. Via het bijbehorende programma zag ik op mijn diensttelefoon dat het voertuig vanuit de [straatnaam] te Peize (Altena), het adres van de genoemde [verdachte] , uiteindelijk in de richting van Eelde/Paterswolde reed. Via het C2000 systeem hoorde ik collega [verbalisant 15] en [verbalisant 16] . Ik hoorde dat collega [verbalisant 15] op afstand achter het voertuig aanreed. Ik reed vervolgens naar Eelde/Paterswolde. Ik hoorde collega [verbalisant 16] , die ook mee keer in het genoemde programma, zeggen dat de Volvo parkeerde in de buurt van de [straatnaam] . Ik hoorde collega [verbalisant 15] zeggen dat hij daar ter plaatse ging. Kort hier op hoorde ik collega [verbalisant 15] zeggen dat hij had gezien dat de Volvo geparkeerd stond in de buurt en dat er twee personen bij de genoemde boot stonden. Ik hoorde hem zeggen dat een persoon aan het blauwe dekkleed van de boot zat. Ik hoorde collega [verbalisant 15] zeggen dat hij één van de personen herkende als zijnde de genoemde [medeverdachte 1] . Vervolgens hoorde ik hem zeggen dat dat de personen terug liepen naar de Volvo en weg reden. Ik hoorde collega [verbalisant 16] zeggen dat de auto weg reed in de richting van de autosnelweg A28 en vervolgens richting Groningen reden. Ik hoorde collega [verbalisant 16] zeggen dat de Volvo ergens in Groningen stil stond bij een benzinestation.
Kort hier op hoorde ik collega [verbalisant 16] zeggen dat het voertuig weer terug reed in de richting van Paterswolde. Collega [verbalisant 15] en ik hielde ons separaat op in de buur van de boot aan de [straatnaam] in Paterswolde. Ik hoorde collega [verbalisant 15] zeggen dat hij zicht had op de genoemde boot. Wij beide verbalisant waren toen onopvallend gekleed en reden in onopvallend dienstvoertuig.
Kort hierop hoorde ik collega [verbalisant 16] zeggen dat het voertuig weer stil stond in de buurt van de genoemde boot. Ik hoorde collega [verbalisant 15] zeggen dat hij beweging zag bij de boot. Ik hoorde hem zeggen dat de boot werd verplaatst en dat hij achter de genoemde Volvo werd gekoppeld. Ik hoorde collega [verbalisant 15] zeggen dat de Volvo weg reed in de richting van Haren. Ik volgende het voertuig. Het voertuig reed met hoge snelheid weg. Achter mij reed collega [verbalisant 15] . De Volvo reed via de Kwikstaartweg in Paterswolde naar de Kooiweg en naar de Boterdijk. Op het moment dat ik het voertuig op de Boterdijk wilde inhalen stopte deze. Ik stapte uit en rende in de richting van de Volvo. Ik maakte met luide stem duidelijk dat ik van de Politie was. Ik zag dat de bijrijdersportier open ging en de mij ambtshalve bekende [verdachte] één been uit het voertuig zette. Ik maakte nogmaals met luide stem duidelijk dat ik van de Politie was. Ik had het vermoedden dat hij toen weg wilde rennen gezien zijn houding, mede gezien ik ambtshalve wist dat hij vluchtgevaarlijk is, wilde ik hem vastpakken. Ik zag dat hij de bijrijdersdeur van het voertuig weer dicht trok. Ik trok het portier open en trok [verdachte] uit de auto, en hield hem in bedwang. Ik schreeuwde tegen de bestuurder dat hij moest blijven zitten. Ik herkende de bestuurder als zijn de [medeverdachte 1] . Ik zag dat collega [verbalisant 15] zich ontfermde over [medeverdachte 1] . Ik hield vervolgens [verdachte] aan.
Ik zag dat op de achterbank van de genoemde Volvo een haakse slijper op accu lag. Na de inbeslagname van de Volvo zag ik dat in de kofferbak een opengeslepen disselslot lag die ik herkende als zijnde het slot dat op de trailer van de genoemde boot bevestigd zat.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 november 2020, opgenomen op pagina 109 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 17] en [verbalisant 18] :
Door ons, verbalisanten, is de Volvo met kenteken [kenteken] onderzocht. Door ons, verbalisanten, zijn de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
- Haakse slijper op de achterbank. (Foto 2)
- Beton schaar in kofferbak bij reservewiel (foto 5)
- Kapot disselslot in de kofferbak (foto 3 en 4)
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde, de diefstal van de buitenboordmotor (Mariner Four Stroke) toebehorende aan [benadeelde partij 3] en de diefstal van de motorboot (Evinrude) en trailer toebehorende aan [benadeelde partij 4] , heeft gepleegd. Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze diefstallen tezamen en in vereniging met een medeverdachte heeft gepleegd en dat bij de diefstal van de boottrailer van [benadeelde partij 4] het disselslot is verbroken. De verklaringen van verdachte met betrekking tot voornoemde diefstallen acht de rechtbank niet geloofwaardig.
feit 3
Ten aanzien van de geldigheid van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Ingevolge het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient de dagvaarding een opgave te behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan, zodat de verdachte weet waartegen hij zich moet verdedigen.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde heling van "een aanhangwagen" onvoldoende feitelijk is omschreven. De tenlastelegging voldoet derhalve niet aan de daaraan gestelde, in artikel 261 Sv genoemde eisen. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de dagvaarding ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit partieel nietig zal verklaren, voor zover het betreft voornoemde aanhangwagen.
De rechtbank past met betrekking tot de ten laste gelegde heling van een buitenboordmotor (Evinrude 9.9 kortstaart) de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 november 2020, opgenomen op pagina 38 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020309048 (zaaksdossier 3) van 3 december 2020, inhoudend als verklaring van aangever [benadeelde partij 7] :
Er is begin augustus een buitenboordmotor van de boot gestolen. De motor is vrijdag 6 november 2020 te koop aangeboden, deze advertentie is inmiddels verdwenen.
Adverteerder is: [naam 5] uit Roden. Het betreft:
- blauwe motor
- stickers wit verkleurd
- veel herkenbare krassen en gebruikssporen op de kap
- Bij 1 van de klemmen waarmee hij op de boot klemt, is een gat geboord voor het slot
- Dodemanskoord is niet gestolen en nog in ons bezit.
- Typeplaatje niet leesbaar.
Tijdstip achtergelaten 05-08-2020 20:29
Tijdstip geconstateerd 07-11-2020 11:14
Merk Evinrude, type 9.9 Kortstaart.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2020, opgenomen op pagina 45 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 20] :
Omstreeks 15.00 uur kregen wij op onze portofoon een melding van het OC te Drachten.
In de melding stond dat melder zijn buitenboordmotor, welke afgelopen augustus is gestolen, nu op Marktplaats zou worden aangeboden door [naam 5] aan de [straatnaam] te Peize. Melder herkent deze buitenboordmotor aan de specifieke beschadigingen en een gat welke hij er in had geboord. Ik verbalisant [verbalisant 20] sloeg meteen aan op het adres, [straatnaam] te Peize. Op dit adres woont namelijk de ons bekende, [verdachte] , welke veelvuldig voorkomt met betrekking tot onder andere heling en diefstallen. Zijn vriendin heet [naam 2] .
Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 19] , telefonisch contact opgenomen met de melder.
Vervolgens heb ik, verbalisant [verbalisant 19] , telefonisch contact opgenomen met [benadeelde partij 7] .
Ik hoorde dat [benadeelde partij 7] zei dat hij inderdaad een melding had gedaan. [benadeelde partij 7] vertelde verder dat hij gisteravond de advertentie van zijn buitenboordmotor tegen kwam op Marktplaats. Hierop heeft hij via marktplaats een bod gedaan van 350 euro, waar de adverteerder [naam 5] al snel mee akkoord ging. In het gesprek hebben ze afgesproken dat [benadeelde partij 7] hem vandaag zou komen halen. [naam 5] gaf aan dat de buitenboord motor is af te halen aan de [straatnaam] te Peize. [benadeelde partij 7] gaf aan dat het contact vandaag verder ging en dat hij had aangegeven om hem tegen 17.00 uur om te komen halen op genoemd adres.
Ondertussen heb ik, verbalisant [verbalisant 20] , contact gehad met de Opco Noord om te overleggen hoe we dit aan kunnen pakken. Vervolgens werd ik, verbalisant [verbalisant 20] , teruggebeld door collega Van Dijk. Hij vertelde mij hij contact gehad had met het pseudokoopteam en dat zij wel een pseudokoop wilden gaan doen. Tevens hoorde ik van Dijk zeggen dat er contact met de aangever moest worden opgenomen om de afspraak, welke gepland stond om 17.00 uur, te verplaatsen naar 20.00 uur in verband met de voorbereiding.
In de bijlage bij het proces-verbaal zijn opgenomen de Marktplaats foto's en screenshots van het chatgesprek tussen [benadeelde partij 7] en [naam 5] .
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van pseudokoop van 7 november 2020, opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van PS2047:
Op zaterdag 7 november 2020 omstreeks 16.00 uur, kreeg ik opdracht om de aankoop te doen van een kortstaart buitenboormotor, merk Evinrude, 9,9 pk. Ik kreeg van mijn begeleider een markplaats chat met daarbij een aantal afbeeldingen van deze buitenboordmotor. In deze chat kon ik lezen dat de verkoper was genaamd [naam 5] en woonachtig was op de [straatnaam] Peize.
Er was een afspraak gemaakt voor de koop van de voornoemde buitenboordmotor voor
€ 350,- op zaterdag 7 november 2020 omstreeks 20.00 uur bij het voornoemde adres van de verkoper [naam 5] . Op zaterdag 7 november 2020 kreeg ik van mijn begeleider €350, - in bankbiljetten: 3 x € 50,-; 7 x € 20,- en 6 x € 10,-.
Omstreeks 19.55 uur was ik op de [straatnaam] te Altena, gemeente Noordenveld.
Ik zag dat het een soort 2-onder-1-woning betrof. Om de woning was het donker en er was geen verlichting ingeschakeld.
Ik heb vervolgens een aantal malen aan de deur geklopt. Deze deur was aan de zijkant van de woning gesitueerd. Ik zag en hoorde dat er niemand reageerde, op 2 honden na. Wel zag ik een manspersoon op de bank liggen. Na nogmaals op het raam en op de deur geklopt te hebben , reageerde er nog niemand. Ik ben toen richting de achterzijde van de woning gegaan om de aandacht van deze voornoemde manspersoon te trekken.
Tijdens mijn weg naar de achterdeurzijde van de woning zag ik een buitenboordmotor, merk Evinrude op een “bok” staan. Om het huis zag ik diverse bootjes op trailers staan.
Toen ik achter de woning stond zag ik dat de man kennelijk wakker was geworden en richting de voordeur liep. Ik ben toen ook weer terug gelopen naar de voordeur.
Ik zag toen dat deze manspersoon de voordeur open deed. Ik zag dat het een manspersoon was van ongeveer 30 a 35 jaar oud. Hij was gekleed in een zwarte broek en een legerkleurige jas. Hij was op blote voeten.
Ik hoorde dat hij zei: “Kom je voor de marktplaats”. Ik bevestigde dat en stelde mij voor.
Hij stelde zich niet voor en vertelde dat hij wat aan zijn voeten zou doen en naar buiten zou komen. Nadat hij zijn slippers had aangedaan zei de man dat de bewuste buitenboordmotor buiten op de “bok” stond. Met de verlichting van zijn GSM telefoon hebben we deze buitenboormotor bekeken. Ik zag grote gelijkenis met de motor die ik op de afbeeldingen heb gezien welke bij de marktplaats chat waren gevoegd.
Ik zag ook dat 1 van de 2 grijs kleurige bevestigingsklemschroeven, waarmee je de
buitenboordmotor vast zet op de spiegel van de boot, afgebroken was. (zie bijgevoegde afbeelding 3/4)
Nadat ik hem vroeg of er ook een externe benzinetank bij deze buitenboormotor zat, gaf hij aan dat hij zo’n benzinetank bij een andere buitenboormotor had gevoegd. Deze was reeds verkocht.
Ik zei dat ik akkoord ging. Vervolgens heeft hij deze buitenboormotor achter in de kofferbak van mijn auto gedaan. Ik ben toen met hem meegelopen naar zijn woning om af te rekenen. Daar heb ik de eerder genoemde bankbiljetten op het aanrecht neergelegd.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2020, opgenomen op pagina 68 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Die avond te 20:10 was ik bij de woning aan de [straatnaam] te Peize ter zake een aanhouding op heterdaad van [verdachte] . Ik was in het bijzijn van collega's [verbalisant 20] en [verbalisant 19] . [verbalisant 20] en [verbalisant 19] waren opvallend gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig.
Ik klopte op het raam van de genoemde woning. Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] de deur opende. Op het moment dat hij in de deuropening stond pakte ik hem vast en zei ik dat hij was aangehouden ter zake heling. Bij het dienstvoertuig voerde ik een vervoersfouillering uit. In zijn broekzak trof ik 5 (vijf) wikkels met vermoedelijk cocaïne. Tevens trof ik klein gevouwen briefjes van twee honderd (200) euro aan in zijn broekzak. In zijn andere broekzak trof ik een stapel biljetten aan van in totaal driehonderd en vijftig (350) euro.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2020, opgenomen op pagina 81 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 25] :
Op zaterdag 7 november 2020 werd er, via internet, aangifte gedaan van diefstal van een buitenboordmotor. De aangifte werd gedaan door aangever [benadeelde partij 7] .
De buitenboordmotor werd begin augustus 2020 van de boot van [benadeelde partij 7] weggenomen. De boot lag aan de [straatnaam] .
[benadeelde partij 7] omschrijft de weggenomen buitenboordmotor als volgt:
Merk: Evinrude
Type: 9.9 Kortstaart
Kleur: blauw
Bijzonderheden: blauwe motor met stickers, wit verkleurd. Veel krassen en gebruikerssporen op de kap. Bij 1 van de klemmen, waarmee de motor op de boot klemt, is een gat geboord voor het slot.
Typeplaatje niet leesbaar. Dodemanskoord nog in bezit van [benadeelde partij 7] .
De foto's, welke [benadeelde partij 7] bij zijn aangifte heeft gevoegd, zijn bij dit proces verbaal van bevindingen gevoegd, onder fotoblad 1, 2 en 3.
De foto’s, welke verdachte [verdachte] bij zijn advertentie had geplaatst, zijn bij dit proces verbaal van bevindingen gevoegd, onder fotoblad 4, 5, 6 en 7.
Er is een duidelijke overeenkomst te zien van de buitenboordmotor op fotoblad 2 en 3, behorende bij de aangifte en fotoblad 6 en 7, behorende bij de Marktplaats advertentie.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 ten laste gelegde opzetheling van de buitenboordmotor (Evinrude 9.9 kortstaart) toebehorende aan [benadeelde partij 7] , heeft gepleegd. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat de buitenboordmotor van diefstal afkomstig was en dat hij deze te goeder trouw heeft gekocht wijst de rechtbank van de hand nu verdachte deze stelling op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt.
feit 4
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 7 november 2020, opgenomen op pagina 68 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020309048 (zaaksdossier 3) van 3 december 2020, inhoudend het relaas van de verbalisant [verbalisant 2] .
3. een proces-verbaal verdovende middelen van 3 december 2020 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 21] en [verbalisant 22] , opgenomen op pagina 72 van voornoemd proces-verbaal, met als bijlage de rapportages van het NFI van 3 december 2020.

Bewezenverklaring

Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18/070073-20 tenlastegelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 21 mei 2019 tot en met 13 september 2019 te Roden en/of te Peize, althans in de gemeente Noordenveld, een goed, te weten een scooter (Piaggio Vespa Primavera, blauw ) heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 96/181994-20 tenlastegelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 24 mei 2020 te Peize, gemeente Noordenveld, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18/278956-20 tenlastegelegde
De rechtbank acht de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 30 oktober 2020 te Roden, gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met anderen, een identiteitskaart en een rugtas en een pet en een hoeveelheid geld en een jas, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn medeverdachten ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 31 oktober 2020 te Altena, gemeente Noordenveld, een aanhangwagen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18/301687-20 tenlastegelegde
De rechtbank acht de onder 2, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op een of meer momenten in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 27 november 2020 te Wedde, gemeente Westerwolde en/of Eastermar, gemeente Tytsjerksteradiel en/of Paterswolde, gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander,
- een buitenboordmotor (Mariner Four Stroke) toebehorende aan [benadeelde partij 3]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en
- een motorboot (Evinrude) en een trailer toebehorende aan [benadeelde partij 4] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn medeverdachte die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
3.
hij op een of meer momenten in de periode van 23 juli 2020 tot en met 7 november 2020 te Peize, gemeente Noordenveld, een buitenboordmotor (Evinrude 9.9 Kortstaart), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op een of meer momenten in de periode van 7 november 2020 tot en met 7 december 2020 te Peize, gemeente Noordenveld, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 57,21 gram van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 11,17 gram van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 21,97 gram van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en cocaïne en amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/070073-20:
opzetheling;
in de zaak met parketnummer 96/181994-20:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
in de zaak met parketnummer 18/278956-20:
1. subsidiair) opzetheling;
2. opzetheling;
in de zaak met parketnummer 18/301687-20:
2. diefstal, door twee of meer verenigde personen, en
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
3. opzetheling;
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder de parketnummers 18/070073-20, 96/181994-20, 18/278956-20 en 18/301687-20 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden.
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen waarover een beslissing moet worden genomen heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder parketnummer 96/181994-20 in beslag genomen personenauto (merk Seat met kenteken [kenteken] ) verbeurd dient te worden verklaard en de onder parketnummer 18/070073-20 in beslag genomen scooter (Piaggio Vespa Primavera) dient te worden onttrokken aan het verkeer. Met betrekking tot kavelnummer 3 op de beslaglijst (voor conservatoir beslag) heeft de officier van justitie aangegeven dat deze buitenboordmotor (Evinrude 9.9 kortstaart) kan worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, te weten [benadeelde partij 7] (benadeelde in parketnummer 18/301687-20 feit 3).
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een bewezenverklaring van (een deel van) het ten laste gelegde rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een fors deel van een op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, de reclasseringsrapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere gevallen van opzetheling en diefstal (met verbreking) en van overtreding van de Opiumwet en de Wegenverkeerswet 1994. Ten aanzien van de bewezenverklaarde gevallen van heling overweegt de rechtbank dat verdachte door zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit zoals het plegen van diefstallen. Naar het oordeel van de rechtbank treft de heler een gelijksoortig verwijt als de dief, nu diefstal lonend wordt gemaakt door heling. Als reactie op deze feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank met betrekking tot de op te leggen straf acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld tot (onder meer) gevangenisstraffen wegens soortgelijke feiten als de onderhavige.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist omdat zij verdachte van een aantal feiten zal vrijspreken. De rechtbank ziet in het strafblad van verdachte aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om verdachte ervan te weerhouden na vrijlating in eenzelfde delict patroon terug te vallen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het onder parketnummer 96/181994-20 inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto (merk Seat, met kenteken [kenteken] ) vatbaar voor verbeurdverklaring nu het een voorwerp betreft met betrekking tot welk het feit is begaan.
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/070073-20 inbeslaggenomen voorwerp, te weten een scooter (merk Piaggio Vespa Primavera) vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het een voorwerp betreft met betrekking tot welk het feit is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat het onder parketnummer 18/301687-20 onder feit 3 inbeslaggenomen voorwerp, te weten een buitenboordmotor (merk Evinrude 9.9 kortstaart), moet worden teruggegeven aan de rechthebbende te weten [benadeelde partij 7] .

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
In de zaak met parketnummer 18/301687-20 onder feit 2:
[benadeelde partij 3]tot een bedrag van € 75,- ter zake van materiële schade en € 300,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
In de zaak met parketnummer 18/301687-20 onder feit 3:
[benadeelde partij 7]tot een bedrag van € 400,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering tot vergoeding van materiele schade van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] kan worden toegewezen tot het gevorderde bedrag. De vordering met betrekking tot de immateriële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De vordering tot vergoeding van materiele schade van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] kan worden toegewezen tot het gevorderde bedrag. De officier van justitie heeft met betrekking tot deze vordering aangegeven dat de buitenboordmotor van benadeelde [benadeelde partij 7] na identificatie door [benadeelde partij 7] aan hem zal worden teruggegeven en dat in dat geval de toegewezen schadevergoeding van € 400,- niet op verdachte zal worden verhaald.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 7] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/301687-20 onder feit 2:
Met betrekking tot de door
[benadeelde partij 3]gevorderde materiele schade overweegt de rechtbank dat zij over onvoldoende informatie beschikt om het bestaan en de hoogte van die schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij (de hoogte van) de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft (daarnaast) vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens zoals door [benadeelde partij 3] beschreven vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
In de zaak met parketnummer 18/301687-20 onder feit 3:
De rechtbank zal gelasten dat de in beslag genomen buitenboordmotor aan benadeelde
[benadeelde partij 7]wordt teruggegeven. De vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 7] zal dan ook worden afgewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

In de zaak met parketnummer 18/070073-20
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
In de zaak met parketnummer 96/181994-20
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
In de zaak met parketnummer 18/278956-20
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
In de zaak met parketnummer 18/301687-20
Verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het onder feit 3 ten laste gelegde:
"een aanhanger".
Verklaart het onder 2, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte in bovengenoemde zaken tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 4 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 96/181994-20 voorts tot:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 8 maanden.
Ten aanzien van parketnummer 96/181994-20:
Verklaart verbeurdde in beslag genomen personenauto (merk Seat, met kenteken [kenteken] ).
Ten aanzien van parketnummer 18/070073-20:
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen scooter (merk Piaggio Vespa Primavera).
Ten aanzien van parketnummer 18/301687-20 onder 3:
Gelast de teruggaveaan
[benadeelde partij 7]van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven buitenboordmotor (merk Evinrude 9.9 kortstaart).
Ten aanzien van parketnummer 18/301687-20 onder 2:
Bepaalt dat de vordering tot vergoeding van materiele schade van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering tot vergoeding van immateriële schade van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3] af.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van parketnummer 18/301687-20 onder 3:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] af.

Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en
mr. H.G. Punt, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 maart 2021.
Mr. Klaassens en mr. Punt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.