ECLI:NL:RBNNE:2021:944

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
18/167754-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling met terbeschikkingstelling en dwangverpleging

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 26 juni 2020 een buurman met een mes heeft aangevallen. De verdachte, die lijdt aan een psychotische stoornis, heeft de buurman meermalen gestoken en geschopt, met de intentie hem te doden vanwege vermeende seks met zijn zuster en andere persoonlijke frustraties. Door de tussenkomst van een buurman kon de aanval worden gestopt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ten tijde van het delict niet volledig toerekeningsvatbaar was, en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging voor de poging tot moord, maar legde hem terbeschikkingstelling met dwangverpleging op. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling van een penitentiair inrichtingswerker, waarvoor geen straf werd opgelegd, gezien de TBS-maatregel. De benadeelde partij, de aangever, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 17.969,98, inclusief immateriële schade van € 15.000,--. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/167754-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/045735-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/091719-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 18/167754-20)
hij op of omstreeks 26 juni 2020 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 1] met een mes, althans e en scherp en/of puntig voorwerp, in de/een be(e)n(en) en/of het (linker) bil, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of
- die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 18/045735-21)
hij op of omstreeks 20 maart 2019 te Leeuwarden, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , op dat moment werkzaam als penitentiair inrichtingsmedewerker, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (met kracht) in zijn linkerzij ter hoogte van zijn borst, althans in zijn lichaam te bijten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de poging tot moord, impliciet primair ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 18/167754-20, en voor de mishandeling van een ambtenaar, ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 18/045735-21.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat in de zaak met parketnummer 18/167754-20 hoogstens poging tot doodslag bewezen kan worden verklaard, nu de voorbedachte raad niet bewijsbaar is.
De raadsman is van mening dat het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 18/045735-21 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/167754-20
Op 26 juni 2020 heeft aan de [straatnaam] in Heerenveen een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en aangever [slachtoffer 1] , een achterbuurman van verdachte. Verdachte is onverhoeds op aangever afgelopen en is vervolgens achter hem aan gerend terwijl verdachte driemaal tegen hem riep: "Jij gaat naar de hel vandaag”. Verdachte heeft aangever besprongen en hem een vijftal steekwonden toegebracht, waaronder diepe wonden in zijn bil en benen. Daarnaast heeft verdachte meermaals met kracht geschopt tegen het hoofd van aangever en tegen andere delen van diens lichaam terwijl aangever op de grond lag, zoals blijkt uit de aangifte en de getuigenverklaringen van de buren.
Verdachte heeft over het voorval later bij de politie verklaard: "Ik zag hem dicht bij mijn huis. Ik zag hem lopen en toen dacht ik, ik maak hem af" en voorts: “Ik had een mes omdat ik zijn hoofd wilde hebben. Met alleen slaan krijg je alleen maar bloed. Als ik zijn hoofd heb: klaar, snap je. Ik wilde hem snel naar de fucking hel sturen.”
Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de dood van aangever [slachtoffer 1] heeft gewild en dat hij vol opzet had om aangever van het leven te beroven.
Het voornemen van verdachte om aangever [slachtoffer 1] van het leven te beroven heeft zich geopenbaard door een begin van uitvoering, nu verdachte aangever diepe steekwonden heeft toegebracht en meermaals met kracht tegen diens hoofd heeft geschopt. Het is slechts te danken aan de tussenkomst van een buurman dat verdachte zijn aanval op aangever uiteindelijk heeft gestopt.
Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum van 1 februari 2021 blijkt dat bij verdachte een psychotische stoornis is vastgesteld. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van het ontbreken van opzet bij een psychose slechts sprake, als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn handelingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbreekt. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval van een dergelijke uitzondering geen sprake is. Uit de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, blijkt dat hij heel goed wist dat hij aangever had gesneden, en ook dat hij daarbij de bedoeling had om aangever te doden. Tijdens het steekincident moet verdachte derhalve (in elk geval enig) inzicht hebben gehad in de draagwijdte van zijn handelingen en in de mogelijke gevolgen daarvan.
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor bewezenverklaring van 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen die voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte is op 26 juni 2020 op verdachte afgerend en heeft meermalen al roepend: "Jij gaat naar de hel" met een mes willekeurig op aangever ingestoken. Blijkens het proces-verbaal had verdachte daartoe reeds een tweetal grote messen in de tuin klaar liggen. Verdachte had zich al geruime tijd geërgerd aan aangever omdat hij ervan overtuigd was dat aangever seks had gehad met zijn zuster, en omdat aangever volgens verdachte teveel lawaai maakte met zijn maaimachine en steeds met een lamp bij verdachte in de kamer zou hebben geschenen. Verdachte heeft verklaard “Ik had een mes omdat ik zijn hoofd wilde hebben. Met alleen slaan krijg je alleen maar bloed. Als ik zijn hoofd heb: klaar, snap je. Ik wilde hem snel naar de fucking hel sturen” en voorts: "Ik zag hem dicht bij mijn huis. Ik zag hem lopen en toen dacht ik, ik maak hem af."
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte het vooropgezette plan had aangever van het leven te beroven. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat verdachte vóór de uitvoering van zijn daad voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap te geven. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld, is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zodat de ten laste gelegde poging tot moord bewezen kan worden verklaard.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die in de zaak met parketnummer 18/167754-20 de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 juni 2020, opgenomen op pagina 29 - 31 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020170134 d.d. 24 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte. Over wat er vandaag (26 juni 2020) is gebeurd kan ik het volgende verklaren: Om ongeveer 12:30 uur kwam ik thuis op de fiets. Ik liep door de gezamenlijke steeg. Toen ik ter hoogte van [nummer] liep zag en hoorde ik dat er iemand op mijn af kwam rennen. Ik zag dat dit een achterbuurman was die op de [straatnaam] woont. Ik zag dat deze man een mes in zijn handen had. Toen ik me omdraaide zag en voelde ik dat hij op mij sprong. Ik hoorde dat de man iets schreeuwde. Ik voelde dat hij mij meerdere keren met het mes stak. Ik voelde dat hij mij in mijn benen stak. Ik was inmiddels op de grond gevallen. Ik voelde dat de man mij ook meerdere keren op mijn borst schopte en sloeg. Ik voelde pijn aan mijn lichaam. Ik lag op de grond en was duizelig terwijl hij op me insloeg.
Op een gegeven moment kwam mijn buurman aanlopen. Daar schrok de man van. Hij stopte toen met steken, slaan en schoppen. Ik zag dat hij een mes in zijn handen had. Ik zag dat dit een groot vleesmes was van zo'n dertig centimeter lang. Ik zag dat het handvat zwart was. Het snijgedeelte was zilvergrijs. Ik ben drie of vier keer gestoken.
De eerste steek, op mijn linker bovenbeen, is heel diep. De andere wonden worden ook nog behandeld. Ook zijn de botten van mijn scheenbeen beschadigd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 juni 2020, opgenomen op pagina 58, 59 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[getuige 1] :
Op 26 juni 2020 bevond ik mij op het adres [straatnaam] te Heerenveen. Ik stond achter in de tuin bij de schuttingdeur. De schutting is oud en overal zitten grote gaten tussen de planken. Omdat er zulke gaten in zitten kun je er goed doorheen kijken. Ik zag de buurman van mijn dochter door de brandgang lopen. Ik zag dat de buurman in de richting van zijn huis liep. Ik hoorde dat er iemand door de brandgang rende. Ik hoorde ineens een mannenstem roepen; "Jij gaat naar de hel vandaag", "Jij gaat naar de hel", "Jij gaat naar de hel". Ik zag vervolgens dat iemand de buurman besprong. Wat ik weet is dat deze persoon een mes in zijn rechterhand vast had. Ik zag in de flits iets wat glom door de zon. Ik deed de deur open en liep de brandgang in. Ik zag de buurman. Ik zag dat zijn been erg bloedde.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 juni 2020, opgenomen op pagina 56, 57 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[getuige 2] :
Ik ben getuige geweest van een steekpartij. Ik had goed zicht op het incident.
Op 26 juni 2020 omstreeks 13.25 uur bevond ik mij op mijn kantoor in mijn woning. Ik heb vanuit het raam zicht over alle achtertuinen van de buurt. Ik hoorde plotseling veel geschreeuw. Toen ik uit het raam keek zag ik dat mijn buurman [slachtoffer 1] in zijn achtertuin op de grond lag. Ik zag dat naast [slachtoffer 1] een donkere manspersoon stond met een mes in zijn hand. Deze persoon woont schuin achter ons op de [straatnaam] . Ik hoorde [slachtoffer 1] schreeuwen:'Niet doen.' Ik hoorde de andere man schreeuwen: 'Je loopt me te fucken.' Ik zag dat het handvat van het mes in de handen van de man wit van kleur was. Ik zag dat de man met het mes steekbewegingen maakte richting [slachtoffer 1] die op de grond lag. Ik zag dat de man met het mes [slachtoffer 1] 2 of 3 keer schopte. Ik zag dat hij [slachtoffer 1] ook tegen zijn hoofd schopte, maar ook op zijn lichaam. Ik zag dat de man met kracht schopte. Ik hoorde [slachtoffer 1] op dat moment ook schreeuwen. Ik ben toen naar beneden gerend en naar buiten gegaan. Ik kon het mes nu ook beter bekijken. Ik zag dat het een keukenmes was met een totale lengte van ongeveer 30 cm. Dit is dus inclusief het heft en lemmet. Ik hoorde hem meerdere keren schreeuwen: 'Hij loop mij te fucken' en 'Het is een klootzak'. Ik hoorde dat hij nog iets tegen [slachtoffer 1] schreeuwde en zag dat hij toen [slachtoffer 1] nogmaals met kracht tegen zijn hoofd schopte. Ik heb mij om [slachtoffer 1] bekommerd. Ik zag veel bloed op de grond liggen. Ik zag dat [slachtoffer 1] spierwit was. Ik heb gezien dat [slachtoffer 1] bij zijn linker bovenbeen, vlakbij zijn lies, een wond had. Ik zag dat hij ook achter het oor bloedde. Ik zag dat de wond in zijn been behoorlijk begon te bloeden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 juni 2020, opgenomen op pagina 51, 52 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Ik ben woonachtig op [straatnaam] te Heerenveen. Ik was vandaag, 26 juni 2020, in mijn keuken. Ik hoorde buiten lawaai. Ik keek toen naar buiten en zag daar mijn buurman [slachtoffer 1] op de grond liggen. Ik zag toen een donker gekleurde man naast [slachtoffer 1] . Ik zag dat hij [slachtoffer 1] beet had en hem met zijn vuisten op het gezicht sloeg.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 juni 2020, opgenomen op pagina 53, 543 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
V: Wat gebeurde er op vrijdag 26 juni?
A: Ik was in mijn keuken die is gesitueerd aan de achterkant van mijn woning. In mijn keuken is ook een achterdeur met een glazen raam. Ik hoorde een raar geluid. Toen ben ik direct gaan kijken door het raam van mijn achterdeur. Ik zag een donkere man in de achtertuin van [slachtoffer 1] staan. [slachtoffer 1] lag op de grond met die donkere man boven hem.
V: Wie was die donkere man?
A: Dat was een buurman.
V: Wat heeft u precies gezien?
A: [slachtoffer 1] lag op de grond in zijn achtertuin. De donkere man stond naast hem bij zijn schouders aan de linkerkant. En die donkere man slaat [slachtoffer 1] in zijn gezicht en op zijn schouders. [slachtoffer 1] probeerde zichzelf te beschermen. [slachtoffer 1] probeerde de donkere man weg te duwen. Maar de donkere man was te sterk en te boos. Hij was te boos en te agressief. Daarna schreeuwden andere buren naar de donkere man dat hij moest stoppen. Ik zag dat [slachtoffer 1] zich niet meer kon bewegen en hij kon ook niet meer praten.
V: Hoe ver stond u er vanaf? Daar bedoel ik mee de afstand van waar u stond tot [slachtoffer 1] en de donkere man?
A: Ik denk een meter of vier.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 juni 2020, opgenomen op pagina 24 - 28 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Wat is er vandaag gebeurd?
A: Ik heb iemand gesneden. Ik wilde een hoofd voor mijn muur. Ik wilde het hoofd van deze fucking klootzak voor op mijn muur.
V: Waarom wilde je dat?
A: Hij heeft seks gehad met mijn zus. Daarom wil ik zijn hoofd. Hij doet de lamp aan schijnt naar mijn kamer. Ik heb hem gezegd: Stop met die fucking dingen. Ik zei dat hij moest stoppen. Maar hij stopt niet. Ik wil zijn hoofd voor op mijn muur. Ik wilde zijn hoofd. De buurman zei: laat hem. Daarom heb ik niet zijn hoofd.
V: Als die buurman nou niet gekomen dan?
A: Dan had ik zijn hoofd.
V: Wat is er vanmiddag dan wel gebeurd behalve zijn hoofd?
A: Ik zag hem dicht bij mijn huis. Ik zag hem lopen en toen dacht ik, ik maak hem af.
V: Hoe heb je dat gedaan?
A: Met mijn hand. Met een mes. Ik had een mes omdat ik zijn hoofd wilde hebben. Met alleen slaan krijg je alleen maar bloed. Als ik zijn hoofd heb: klaar, snap je. Ik wilde hem snel naar de fucking hel sturen.
V: Je ziet hem en dan?
A: Ik zag hem. Ik zei: jij gaat naar de hel. Hij ging rennen. Ik rende achter hem aan. Toen pakte ik hem. Toen heb ik hem gesneden.
V: Hoe vaak heb je hem gestoken?
A: Ik heb geen idee.
V: Waar woon die man die jij gestoken heeft?
A: Vlak bij mijn huis.
V: Hoe heet die man?
A: [slachtoffer 1] .
7. Een geneeskundige verklaring opgenomen op pagina 96 - 102 van voormeld dossier, op 26 juni 2020 opgemaakt en ondertekend door K. van Langen, forensisch arts i.o., voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Betrokkene: [slachtoffer 1]
Plaats: (1) scheenbeen rechts, verticaal verlopend
Omvang: 4 cm lang en 0.9cm breed op het breedste punt
Vorm: ellipsvormig, met bij de zwarte pijl een scherpe punt (V-vormig) en bij de
blauwe pijl een hoekige punt (U-vormig)
Omtrek: scherp begrensd
Kleur: rood met onderhuids weefsel zichtbaar
Soort verwonding: scherprandige huiddoorbreking, passend bij een snij- of steekverwonding.
Plaats: (2) scheenbeen rechts binnenzijde, haaks op letsel 1 met een tussenruimte van 0,7cm
Omvang: 3,2 cm
Vorm: lijnvormig
Omtrek: scherp begrensd
Kleur: rood
Soort verwonding: scherprandige huiddoorbreking, passend bij een snijverwonding.
Plaats: buitenzijde bovenbeen links
Omvang: 4,5 bij 1,3 cm
Vorm: hoekige ovaal, linker hoek V-vormig, rechter hoek niet goed te beoordelen
Omtrek: scherp begrensd
Kleur: rood met onderhuids weefsel zichtbaar
Soort verwonding: scherprandige huiddoorbreking, passend bij een snij- of steekverwonding.
Plaats: scheenbeen links, horizontaal, vrijwel parallel verlopend
Rangschikking: tweetal
Omvang: 4,8 cm lang (zwarte pijl) en 1,8 cm (blauwe pijl)
Vorm: lijnvormig
Omtrek: scherp begrensd
Kleur: rood
Soort verwonding: oppervlakkige huiddoorbreking, passend bij een kras- of snijverwonding
Plaats: zijkant bil links, horizontaal verlopend
Rangschikking: solitair
Omvang: 3,4 lang bij 0,6 cm op het breedste deel
Vorm: ellipsvormig, met een scherpe punt (V-vormig) en een hoekig uiteinde (U-vormig)
Omtrek: scherp begrensd
Kleur: donkerrood
Soort verwonding: scherprandige huiddoorbreking, passend bij een snij- of steekverwonding.
Plaats: buitenzijde onderbeen links, schuin verlopend
Rangschikking: solitair
Omvang: 5,1 cm lang bij 1cm breed op het breedste deel
Vorm: ellipsvormig, onderste hoek V-vormig, bovenste niet goed te beoordelen
Omtrek: scherp begrensd
Kleur: rood met onderhuids weefsel zichtbaar
Soort verwonding: scherprandige huiddoorbreking, passend bij een snij- of steekverwonding.
Plaats: achterzijde onderbeen/kuit links
Omvang: 2,5 lang bij 0,7 cm op het breedste punt
Vorm: ellipsvormig, iets gebogen, hoeken niet goed te beoordelen
Omtrek: scherp begrensd
Kleur: rozerood
Soort verwonding: scherprandige huiddoorbreking. Dit letsel past bij een snijverwonding.
Plaats: elleboog links
Rangschikking: verspreid
Omvang: gebied 3,2 bij 1 cm
Vorm: grillig met opstaande huidflapjes
Omtrek: matig scherp begrensd
Kleur: rood
Soort verwonding: schaafverwonding
Plaats: knie rechts
Rangschikking: verspreid
Omvang: gebied 3,9 bij 2 cm
Vorm: grillig met enkele parallelle lijnvormige aspecten
Omtrek: matig scherp begrensd
Kleur: rood
Soort verwonding: schaafverwonding
Wijsvinger links: oppervlakkig letsel aanwezig aan de palmzijde van de wijsvinger links.
Voeten: Op de voeten beiderzijds was mogelijk sprake van enkele oppervlakkige verwondingen, echter wegens veel aanwezig geronnen bloed was dit niet te beoordelen.
Genezingsduur: Ten minste 6 weken
(Blijvende) beperking: Betrokkene zal naar verwachting littekens overhouden ter plaatse van de snij/steekverwondingen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/045735-21
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 18/045735-21 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 april 2019 , opgenomen op pagina 8-10 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019091254 d.d. 16 januari 2020, inhoudend de verklaring van [getuige 4] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 augustus 2019, opgenomen op pagina 17 - 19 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 augustus 2019, opgenomen op pagina 24, 25 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 5] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/167754-20 ten laste gelegde feit en het in de zaak met parketnummer 18/045735-21 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
(parketnummer 18/167754-20)
hij op 26 juni 2020 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen,
- die [slachtoffer 1] met een mes, in de linker bil heeft gestoken en/of gesneden en
- met een mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en
- die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en andere delen van het lichaam heeft geschopt en
- die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en andere delen van het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 18/045735-21)
hij op 20 maart 2019 te Leeuwarden, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , op dat moment werkzaam als penitentiair inrichtingsmedewerker, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht in zijn linkerzij ter hoogte van zijn borst te bijten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/167754-20:
Poging tot moord.
en in de zaak met parketnummer 18/045735-21:
Mishandeling, begaan tegen een ambtenaar werkzaam gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte in de zaak met parketnummer 18/167754-20 moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, gelet op het feit dat de gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en hem volledig ontoerekeningsvatbaar achten ten aanzien van de poging tot moord.
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18/045735-21 gevorderd dat verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich geconformeerd aan de eis van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de bevindingen en conclusies van het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 1 februari 2021, opgemaakt door I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog, T.W.D.P. van Os, psychiater en P.E. Geurkink, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Bij verdachte is een psychotische stoornis vastgesteld, bestaand uit een waansysteem met paranoïde wanen. Verdachte heeft overtuigingen die hij niet in twijfel trekt, zoals de vaste overtuiging dat hij wordt bestookt door buren. Daarnaast komt de psychotische binnenwereld tot uiting in een waarneemstoornis zoals auditieve (geluiden, lawaai) en visuele (zien van lampen) hallucinaties. Daarnaast is sprake van negatieve symptomatologie waarbij hij zich teruggetrokken, weinig spontaan en weinig initiatiefrijk toont. Tevens is sprake van een gebrek aan ziektebesef en -inzicht. Onderzoekers stellen op basis van alle gegevens de diagnose schizofrenie.
Er zijn problemen op het gebied van cannabisgebruik, met dagelijks gebruik, onthoudings-verschijnselen, zucht en gebruik terwijl dit nadelige effecten had. Mogelijk is er ook sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol. Er is verder sprake van een ernstige stoornis in gamen.
Omdat het psychotisch toestandsbeeld zo sterk op de voorgrond staat, kan geen goed zicht op de persoonlijkheid worden verkregen. De psychotische stoornis leidt tot antisociaal gedrag. Er is sprake van agressieregulatieproblematiek, gezien de diverse incidenten zowel buiten detentie als binnen detentie, die deels samenhangt met de psychotische stoornis maar deels ook hiervan los lijkt te staan. Onduidelijk is hoe lang zijn agressieproblemen spelen en of er al sprake was van agressie voordat hij psychotisch was.
Onderzoekers concluderen dat er sprake is van antisociaal gedrag, maar dit kan ook sterk samenhangen met de schizofrene stoornis. De psychotische stoornis (schizofrenie) en de antisociale gedragingen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit.
Verdachte is er door de schizofrene stoornis van overtuigd dat hij wordt beïnvloed door de buren. Het lijkt erop dat verdachte vanuit waandenkbeelden en getergd door hallucinaties (lawaai en op hem gerichte lampen, veroorzaakt door de buurman) tot het ten laste gelegde is gekomen. Deze waandenkbeelden zijn oncorrigeerbaar en hebben een alles doordringende doorwerking in het ten laste gelegde feit. Verdachte handelde volledig vanuit zijn waan, zonder reëel motief.
Geadviseerd wordt om hem het ten laste gelegde feit niet toe te rekenen.
Het belangrijkste risico ligt in het psychotisch toestandsbeeld met paranoïde wanen en een grillige en snelle ontvlambaarheid. Door het gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht is er tot nu toe geen intrinsieke motivatie om zich te laten behandelen, en een geringe respons op behandeling. Daarnaast is verdachte verslaafd aan gamen en bestaat het risico dat hij de verhalen in de realiteit gaat ensceneren. Er bestaat dan ook een hoog risico op een recidive.
Verdachte is impulsief. Zijn waan komt dreigend op hem over, veroorzaakt angst en gedachten-intrusies die zijn zelfcontrole belemmeren en hem overheersen. Op diverse levensdomeinen is hij geheel vastgelopen. Verdachte is een zorgmijder.
Zijn psychotische stoornis zal langdurig behandeld en begeleid moeten worden om het recidivegevaar laag te houden. Ook moet ingezet worden op behandeling van de gestoorde agressieregulatie en verslavingsgevoeligheid, waarbij met name de gameverslaving aandacht behoeft. Daarbij dient rekening gehouden te worden met zijn wellicht beperkte intellectuele capaciteiten. Zonder behandeling wordt het recidiverisico op soortgelijke feiten hoog geschat. Een ambulante behandeling wordt volstrekt ontoereikend geacht, gezien het hoge risico op onvoorspelbaar agressief gedrag. Het is van belang dat een klinische behandeling wordt ingezet. In de kliniek kan een delictscenario, een delictanalyse en een terugval-preventieplan worden gemaakt. Psycho-educatie en Libermanmodules (vaardigheids-trainingen in het leren omgaan met psychotische symptomen) zijn van belang ter vergroting van het ziektebesef en -inzicht.
Verdachte heeft een forensische setting nodig met een hoog beveiligingsniveau vanwege zijn grilligheid en snelle ontvlambaarheid met agressie die zich ook kan richten op hulpverleners. In dat kader kan verdachte relatief veilig worden behandeld voor zijn ernstige pathologie, zodat de kans op recidive afneemt en hij op termijn voorzichtig kan worden geresocialiseerd, met voldoende mogelijkheden om snel en dwingend te kunnen ingrijpen. Onderzoekers adviseren om verdachte een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de PBC-rapportage. De rechtbank concludeert derhalve dat het in de zaak met parketnummer 18/167754-20 bewezen verklaarde wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte daarom niet strafbaar en zal verdachte ten aanzien van dit feit ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering van de op te leggen maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte voor de zaak met parketnummer 18/167754-20 de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat er, gelet op de rapportage van het Pieter Baan Centrum, geen andere mogelijkheid is dan oplegging van deze maatregel, gezien de stoornis van verdachte en de ernst van de zaak. Daarnaast is er kans op herhaling waardoor de veiligheid van anderen in gevaar komt.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich niet verzet tegen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport d.d. 24 februari 2021, de rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum d.d. 1 februari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 26 juni 2020 schuldig gemaakt aan een poging tot moord op een buurtgenoot. Verdachte is met ontbloot bovenlijf met een mes op aangever afgerend. Verdachte heeft hem meermalen met dat mes gestoken, geschopt en geslagen terwijl hij schreeuwde: "Jij gaat naar de hel". Door zijn stoornis dacht verdachte dat aangever seks met zijn zuster zou hebben gehad, dat aangever teveel lawaai maakte bij het grasmaaien en dat aangever met een lamp in zijn kamer scheen.
Verdachte stopte pas toen een andere buurtgenoot hem kalmeerde. Dat aangever het leven niet heeft gelaten, is te danken aan het optreden van deze buurman. Er is sprake van een ernstig feit dat een zeer grote impact op de kwaliteit van leven van het slachtoffer had en nog steeds heeft. Uit de verklaring die aangever ter zitting heeft afgelegd, is ook gebleken dat dit feit bij hem heeft geleid tot veel psychische en lichamelijke klachten.
Tevens heeft verdachte op 20 maart 2019 een penitentiair inrichtingsmedewerker mishandeld door hem in zijn linkerzij te bijten. Verdachte was de mening toegedaan dat hij de PI zou mogen verlaten, hetgeen niet het geval was. Verdachte is toen heel erg boos en agressief geworden.
De deskundigen achten verdachte ten aanzien van de poging tot moord volledig ontoerekeningsvatbaar. De rechtbank heeft deze conclusies overgenomen. De rechtbank stelt vast dat verdachte kampt met een psychische stoornis die ten grondslag heeft gelegen aan dat delict. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van dit feit ontslaan van alle rechtsvervolging, hetgeen betekent dat geen straf zal worden opgelegd. Wel zal de rechtbank bepalen dat er een maatregel wordt toegepast.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van de poging tot moord een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond, en dit strafbare feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Voorts eist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel.
Nu de terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot moord, is sprake van een ongemaximeerde maatregel, zodat de totale duur daarvan een periode van vier jaar te boven kan gaan.
De rechtbank zal ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/045735-21 bewezenverklaarde overeenkomstig de eis van de officier van justitie volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Een strafoplegging zou in dit geval geen enkele toegevoegde waarde hebben.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.969,98 ter vergoeding van materiële schade en € 15.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De officier van justitie vordert tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering voor wat betreft de materiële schade. De raadsman is van mening dat een immateriële schadevergoeding van € 15.000,-- aan de hoge kant is en dat kan worden volstaan met een bedrag van € 5.000,--.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/167754-20 bewezen verklaarde.
Vast staat dat verdachte opzettelijk lichamelijk letsel heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. Om de omvang hiervan te bepalen heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van de gevolgen die het misdrijf teweeg heeft gebracht. De benadeelde partij heeft forse steekwonden opgelopen en heeft littekens aan die verwondingen overgehouden. Hij heeft lange tijd moeten herstellen en heeft nog altijd lichamelijke en ook psychische klachten als gevolg van het misdrijf. Bij de begroting heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij eerder in de jurisprudentie vastgestelde bedragen in vergelijkbare gevallen, en op basis daarvan begroot de rechtbank de immateriële schade van de benadeelde partij op € 15.000,-.
Ook de materiële schade komt voor toewijzing in aanmerking nu verdachte deze niet heeft betwist. De gehele vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 juni 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 31 augustus 2018 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 september 2018.
Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 februari 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie echter gerekwireerd tot afwijzing van de vordering.
De rechtbank zal, gelet op de op te leggen maatregel, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 289, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/167754-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/045735-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/045735-21:
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd ter zake van het bewezen verklaarde.
Ten aanzien van parketnummer 18/167754-20:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 17.969,98 (zegge: zeventienduizend negenhonderdnegenenzestig euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 17.969,98 (zegge: zeventienduizend negenhonderd-negenenzestig euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 124 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.969,98 aan materiële schade en € 15.000,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/091719-18:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 31 augustus 2018.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. E.P. van Sloten en mr. S. van Gessel, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 maart 2021.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.