ECLI:NL:RBNNE:2021:926
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van betrokkenheid bij hennepkwekerij door onvoldoende bewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van betrokkenheid bij een hennepkwekerij. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte, in de periode van 30 september 2016 tot en met 20 juli 2017, een pand had gekocht waarvan zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat het gebruikt werd voor het plegen van strafbare feiten onder de Opiumwet. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. B.L.M. Ficq, heeft tijdens de zitting op 5 maart 2021 ontkend enige betrokkenheid te hebben gehad bij de hennepkwekerij. De officier van justitie eiste een taakstraf van 100 uren en verbeurdverklaring van het pand, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft de bewijsvoering van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank overwoog dat er geen overtuigende feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij in het pand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het pand had gekocht als opknapper en dat er geen bewijs was dat zij wist of had moeten weten van de hennepkwekerij. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. K. Post en de rechters mr. G.W.G. Wijnands en mr. B.F. Hammerle. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 19 maart 2021, waarbij mr. B.F. Hammerle niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.