ECLI:NL:RBNNE:2021:925

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
18/730106-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen in een dubbele woning

Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De zaak vond zijn oorsprong in de nacht van 30 op 31 maart 2018, toen er brand uitbrak in de woning van de verdachte in [woonplaats]. De verdachte, die alleen in de woning verbleef, ontkende de brand te hebben gesticht, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring ongeloofwaardig was. De brandweer arriveerde kort na de melding en trof een uitslaande brand aan, die vermoedelijk was ontstaan op meerdere plaatsen in de woning. De rechtbank concludeerde dat er ten minste twee onafhankelijke brandhaarden waren, wat een sterke aanwijzing voor brandstichting opleverde. De verdachte had geen bewijs geleverd voor zijn ontkenning en de omstandigheden wezen erop dat hij de enige was die toegang had tot de woning. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, met levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen als gevolg. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee jaar geëist, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen, en legde een gevangenisstraf van twee jaar op, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730106-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter zitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 31 maart 2018, te [woonplaats], in de gemeente Ooststellingwerf, (op een of meer plaatsen) in de woning [straatnaam] (deeluitmakende van een dubbele behuizing), opzettelijk brand heeft gesticht door (open) vuur in aanraking te brengen met (een) brandbare stof(fen) ten gevolge waarvan het interieur van die woning en/of die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of voor in die woning aanwezige goederen en/of voor de aangrenzende woning en/of in die aangrenzende woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die aangrenzende woning bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor ten laste gelegde, waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van bewijs. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent zelf brand te hebben gesticht. Uit het sporenonderzoek blijkt dat er twee brandhaarden waren, namelijk in de bijkeuken en in de hal, maar niet kon worden vastgesteld hoe de branden zijn ontstaan. Er zijn geen brand versnellende middelen aangetroffen. De vraag is dan hoe verdachte de brand zou hebben gesticht. Door hete rookgassen kan sprake zijn geweest van vuuroverslag van de bijkeuken naar de hal. Het is dan ook niet uit te sluiten dat de brand op één plek is begonnen. Met betrekking tot de gasleiding merkt de raadsvrouw op dat er geen aanwijzing is dat de loszittende wartel van invloed is geweest op het ontstaan van de brand in de hal, laat staan dat verdachte de wartel heeft losgedraaid.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt op basis van de hierna te noemen bewijsmiddelen het volgende.
In de nacht van 30 op 31 maart 2018 verbleef verdachte alleen in zijn woning aan de [straatnaam] te [woonplaats]. Om 4:46 uur kwam bij het Operationeel Centrum Drachten de melding binnen dat er brand was in deze woning. De melding werd gedaan door de heer [getuige 1], de buurman van verdachte. De heer [getuige 1] heeft de brandweer gebeld nadat verdachte gewaarschuwd had dat er brand was in zijn woning. Om 4:52 uur was de brandweer al ter plaatse en op dat moment was er sprake van een uitslaande brand.
Verdacht heeft ontkend dat hij brand heeft gesticht. Hij heeft verklaard dat hij om 03.35 uur wakker werd en dat hij een rooklucht rook. Hij zou vervolgens zijn opgestaan en zou in de keuken een rode gloed en rook hebben gezien. Verdachte zou toen via de hal en de voordeur naar buiten zijn gegaan. Daarna zou verdachte nog twee keer via de voordeur en de hal de woning zijn in- en uitgegaan om respectievelijk kleding aan te trekken en zijn telefoon te pakken. Toen verdachte de woning voor de laatste keer via de hal en de voordeur zou hebben verlaten, zou er in de hal nog geen brand zijn geweest. Verdachte zou daarna direct naar de buren zijn gegaan om hen te waarschuwen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Uit het dossier volgt dat verdachte om 04.40 uur de buren heeft gewaarschuwd. Dat is ruim een uur na het tijdstip waarop verdachte heeft verklaard dat hij de brand heeft ontdekt. De brandweer was zes minuten na de melding ter plaatse. Toen de brandweer ter plaatse kwam, was er al sprake van een uitslaande brand waarbij de brand het heftigst brandde in de hal. Gelet hierop is het ongeloofwaardig dat verdachte kort daarvoor nog door de hal en de voordeur de woning heeft verlaten en dat er op dat moment nog geen brand was in de hal.
Uit het sporenonderzoek valt af te leiden dat de brand vermoedelijk is ontstaan in de hal en in de bijkeuken, waardoor vermoedelijk sprake is van twee brandhaarden. Gelet op het feit dat het zachtboardplafond in de keuken, tussen de hal en de bijkeuken, deels nog intact was, kan er geen sprake zijn geweest van brandoverslag van de hal naar de bijkeuken. In de rapportage die in het kader van de brandverzekering is opgemaakt, wordt eveneens gesproken van meer dan één brandhaard, namelijk drie (ook nog één in de keuken).
De rechtbank leidt hieruit af dat er ten minste twee onafhankelijke brandhaarden aanwezig waren in de woning. Dat gegeven is naar het oordeel van de rechtbank een bijzonder sterke aanwijzing dat sprake is geweest van brandstichting.
Verder overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte was de bewuste nacht alleen in zijn woning. De voordeur was gesloten middels een knip en de achterdeur, die naar binnen openging, kon alleen met kracht worden geopend, omdat daar iets voor de deur lag. Aan de deuren is geen braakschade aangetroffen. Hierdoor acht de rechtbank het niet aannemelijk dat een ander persoon dan verdachte die bewuste nacht in de woning is geweest.
Bij dit alles neemt de rechtbank nog in aanmerking dat de wartel van de gasleiding die zich in de hal bevond, was losgedraaid en dat in de bijkeuken een groene jerrycan is aangetroffen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een groene jerrycan met benzine had, maar dat die normaliter bij de grasmaaier in de berging stond. Verdachte kon niet verklaren waarom de groene jerrycan in de bijkeuken stond. Voorts heeft verdachte over de wijze waarop hij de brand constateerde en wat hij vervolgens heeft gedaan, een verklaring gegeven die niet spoort met de wijze en het tijdstip waarop de brandweerlieden de brand hebben aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan, in onderlinge samenhang beschouwd, het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning.
Dat niet is vast te stellen hoe de brand is ontstaan, doet niet af aan de conclusie dat verdachte de brand opzettelijk heeft gesticht.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 5 maart 2021 afgelegde verklaring, inhoudende, onder meer:
Ik was in de nacht van 30 op 31 maart 2018 thuis in mijn woning aan de [straatnaam] te [woonplaats]. Ik ben rond 21:30 uur naar bed gegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 31 maart 2018, opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2018076928 d.d. 4 juli 2018, inhoudende de verklaring van [getuige 1], onder meer:
Ik werd afgelopen ochtend 31 maart 2018 wakker van brandlucht. Mijn dochter [naam 1] meldde brand, dat had de buurman haar verteld. Ik heb iedereen wakker geschreeuwd. Ik ging naar beneden omstreeks 04:45, ik heb 112 gebeld. Na de melding heb ik gesproken met de buurman. Zijn toestand vond ik gelaten, ik zag geen paniek.
Ik woon daar met mijn huidige partner [naam partner].
V: Wie waren de afgelopen nacht thuis?
A: Mijn kinderen uit mijn vorige huwelijk, mijn dochter [naam 1] (20 jr), mijn zoon [naam 2] (17 jr) en mijn zoon [naam 3] (15 jr). [naam 4] is 2,5 jaar oud.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek d.d.18 april 2018, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten, onder meer:
Op maandag 2 april 2018 om 09:30 uur, werd door ons verbalisanten als forensische
onderzoekers op verzoek van de politie Eenheid Noord-Nederland een forensisch
onderzoek naar sporen verricht in verband met een brandstichting, gepleegd op
zaterdag 31 maart 2018 te 04:45 uur.
Betrokkene : [verdachte], [straatnaam], [woonplaats]
Gelet op:
- De afgelegde verklaringen,
- De uitgevoerde onderzoeken,
- De aangetroffen situatie,
verklaren wij dat:
- De brand vermoedelijk is ontstaan in de hal en in de bijkeuken, waardoor er
vermoedelijk sprake is van twee brandhaarden,
- Gezien de inbranding van de (brandbare) materialen zoals het plafond, is de brand
in de hal het heftigst geweest in de nabijheid van de meterkast.
- De losse wartel nabij de gasmeter, waarvan bekend is dat het zeer onwaarschijnlijk
is dat deze door brand is losgeraakt, gelet op voorgaande kan niet worden uitgesloten dat
deze door iemand is losgedraaid,
- Gezien de inbranding van de materialen is de brand in de bijkeuken het heftigst
geweest in de nabijheid van de achterdeur,
- Het gipsplafond met glaswol isolatiedekens van de bijkeuken, zijn brand vertragende
materialen, waardoor het langer duurt voordat het vuur zich hier kon uitbreiden,
- De brand in de keuken vermoedelijk is ontstaan als gevolg van de branden in de hal
en in de bijkeuken.
- De twee brandhaarden in de hal en de bijkeuken zich hebben weten te ontwikkelen tot
een uitslaande brand,
- Het feit dat het zachtboardplafond in de keuken, tussen de hal en de bijkeuken, deels
nog intact is er geen sprake was van brand- of vuuroverslag van de hal naar de bijkeuken.
Goederen
In onderhavige casus was er gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest.
Personen
Gelet op:
- Het tijdstip van ontdekken van de brand, zaterdagochtend 31 maart omstreeks 04:46
uur,
- Het feit dat het twee woningen onder één dak betrof,
- Het zonder tijdige interventie van de bewoners van perceel 18, door zijn gezin
(waaronder kleine kinderen en een zwangere vrouw), te waarschuwen en te evacueren, en
112 te bellen, de brand zich verder had kunnen ontwikkelen en uit had kunnen breiden naar
het rechter woongedeelte.
Hierdoor was levensgevaar voor personen of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te
duchten geweest.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2018, opgenomen op pagina 42 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant, onder meer:
Een automatisch gegenereerd rapport waarop veel belangrijke tijdstippen zijn genoteerd door het Operationeel Centrum Drachten:
De belangrijkste zijn:
tijdstip melding : 31/03/2018 om 04:46 melder [getuige 1]
tijdstip alarmering brandweer : 04:46
tijdstip alarmering politie eenheid 14:03 om 04:46
tijdstip melding buren nr 18: 04:48
tijdstip politie eenheid 14:03 ter plaatse: 04:51 melden uitslaande brand.
tijdstip brandweer eenheid 026835 ter plaatse: 04:52
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige op 1 april 2018, opgenomen op pagina 54 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige 2], onder meer:
Ik ben gealarmeerd als officier van dienst voor de Brandweer, het betrof een
woningbrand. De buren hebben geluk gehad. De buren hadden ook het huis vol rook staan. Waren ze niet gewekt, hadden ze in hun slaap kunnen overlijden, door de sterke rookontwikkeling.
V: In hoeverre is er sprake van dat hun woning ook in vlammen zou kunnen opgaan?
A: Die was in vlammen opgegaan, als er nog een kwartier niet geblust was. Het pand is
gedateerd, de verspreiding kun hoogstwaarschijnlijk via de dakconstructie naar de
zijde van de buren.
De verwerkingstijd op de meldkamer is ca 3 minuten, die jongens kwamen binnen drie minuten voorbij aan de brand, toen was deze al uitslaand. In die 6 minuten kan een brand zich niet tot deze omvang ontwikkelen. De rookmelder bij de buren was ook al afgegaan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige op 3 april 2018, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [getuige 3], onder meer:
V: Ik wil je horen als getuige van de brand op het adres [straatnaam] te [woonplaats].
A: Ik was bij deze brand brandwacht.
V: Volgens de bevelvoerder [naam 5] ben jij de achterdeur naar binnen gegaan, klopt
dat?
A: Ja, dat klopt.
V: In hoeverre was deze deur afgesloten?
A: Niet, er lag spul voor. ik kon de deur niet open krijgen, maar dat was vanwege de
rotzooi achter de deur.
V: Hoe ging de deur open?
A: Naar binnen.
V: Welke kracht was nodig de deur te openen?
A: Het eerste stukje viel mee, een stukje van 20 centimeter lukte. We konden er niet
door. Ik was behoorlijk veel kracht nodig de deur te openen, ik moest mijn volle gewicht tegen de deur zetten om deze te openen. Ik wist al eerder, toen de deur 20 centimeter open
wilde, dat er veel rotzooi achter de deur lag.
7. Een schriftelijk bescheid, inhoudende een brandtechnisch rapport van 7 mei 2018, opgemaakt door [naam 6], toedrachtsonderzoeker namens Interpolis particulieren, inhoudende de verklaring van [naam 6], onder meer:
Schadelocatie [straatnaam], [woonplaats].
Het technisch onderzoek is door mij op 3 april 2018 uitgevoerd.
Figuur 28 (afbeelding) Achter de achterdeur bevond zich een grote deurmat. Ongeveer op de locatie van de pot werd door rapporteur restanten van een groene jerrycan aangetroffen. (…)
7. resumé/samenvatting
(…)
het technisch onderzoek blijkt dat:
(…)
Er geen braakschade op de twee toegangsdeuren zijn aangetroffen;
Op drie locaties in de woning is mogelijk brand gesticht;
(…)
Het betreffen separate brandhaarden die op geen enkele wijze met elkaar in verband kunnen worden gebracht, zoals door bijvoorbeeld convectie of stralingswarmte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op 31 maart 2018, te [woonplaats], op meer plaatsen in de woning [straatnaam], deel uitmakende van een dubbele behuizing, opzettelijk brand heeft gesticht ten gevolge waarvan het interieur van die woning en die woning gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en voor in die woning aanwezige goederen en voor de aangrenzende woning en de in die aangrenzende woning aanwezige goederen, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die aangrenzende woning bevindende personen te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak en heeft geen opmerkingen gemaakt over een eventueel op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van [naam 7], reclasseringswerker, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan brandstichting in zijn woning waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is geweest. Verdachte heeft hiermee schade aan de woning van zijn verhuurder en aan de woning van zijn buren aangebracht. Het betrof een twee-onder-één kap woning. Hij heeft daarnaast ook levens van anderen in gevaar gebracht. Via kieren en een tussenmuur in de woning - die dateert uit het jaar 1920 - kwam de rook al binnen bij de woning van de buren. Dankzij het handelen van de buurman van verdachte en het snelle optreden van de hulpdiensten zijn de gevolgen voor personen beperkt gebleven.
Gelet op de strafmaat die doorgaans in vergelijkbare zaken pleegt te worden opgelegd, is uitgangspunt voor de strafmaat bij een brand met een dergelijke gevaarzetting een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijke deel van meerdere jaren.
Volgens het reclasseringsrapport van 28 september 2018 is het sinds de scheiding van zijn ex-partner in 2012 psychisch bergafwaarts gegaan met verdachte. Verdachte heeft hulp gezocht bij een psycholoog van Synaeda en stond onder begeleiding van Zorgintens. Desondanks deed verdachte een suïcidepoging. Bij Synaeda is verdachte gediagnosticeerd met depressieve klachten, trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis en trekken van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast werd hij omschreven als impulsief. Verdachte heeft een behandeling bij Synaeda ondergaan, en in juni 2018 is hij naar een woonvoorziening van beschermd wonen van het Leger des Heils gegaan.
Gelet op de inhoud van dat reclasseringsrapport en op de mutaties van de politie, die onder meer inhouden dat 13 keer een melding is gegaan over (mogelijke) suïcidepogingen door verdachte, gaat de rechtbank ervan uit dat ten tijde van de brandstichting sprake is geweest van een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank houdt daarom bij de straftoemeting sterk rekening met de mogelijkheid dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling rekening mee gehouden dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. Ten slotte heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met het lange tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde en de zitting.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat - conform de eis van de officier van justitie - een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, moet worden opgelegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.

Bepaalt dat (van) deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot één jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mr. K. Post en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 maart 2021.
Mrs. Hammerle en Wijnands zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.