Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het medeplegen van doodslag. Zij heeft hiertoe naar voren gebracht dat op grond van diverse bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , kan worden bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht en dat het slachtoffer [slachtoffer] als gevolg van deze (gewelds)handelingen is overleden. Zij heeft voorts aangevoerd dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachte naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht is geweest op de dood van het slachtoffer dat sprake is geweest van het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer als gevolg van hun handelen zou komen te overlijden. De officier van justitie acht de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] betrouwbaar en geloofwaardig, nu deze verklaring op diverse punten wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de overige bewijsmiddelen in het dossier blijkt volgens de officier van justitie dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het overlijden van het slachtoffer, waardoor er sprake is van medeplegen. Volgens de officier van justitie kan niet worden bewezen dat beide verdachten met voorbedachte raad hebben gehandeld. Zij heeft daarom vrijspraak gevorderd voor het ten laste gelegde medeplegen van moord.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van moord/doodslag en van het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van zware mishandeling met de dood ten gevolge. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] onvoldoende betrouwbaar is, aangezien hij zich essentiële onderdelen van de gebeurtenissen niet kan herinneren. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte] , door belastend te verklaren over verdachte, ook belastend over zichzelf verklaard. Dit maakt volgens de raadsman deze verklaringen onbegrijpelijk en onverstandig, zodat voor het bewijs niet van deze verklaringen kan worden uitgegaan. Daar komt bij dat medeverdachte [medeverdachte] op 14 augustus 2020, in de penitentiaire inrichting waar hij in voorarrest zat, een einde aan zijn leven heeft gemaakt. Met het overlijden van [medeverdachte] is de mogelijkheid afgesneden dat hij op zijn verklaringen terugkomt en de ware toedracht vertelt. Op basis van de overige inhoud van het strafdossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer dusdanig heeft mishandeld dat het slachtoffer als gevolg hiervan is overleden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het aannemelijker is dat medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk is geweest voor de dood van het slachtoffer. Ook kan volgens de raadsman niet worden bewezen dat er sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dat gesproken kan worden van medeplegen.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 9 april 2020 rond 03:00 uur in Nietap. Het klopt dat ik ook ‘ [bijnaam verdachte] ’ wordt genoemd. Ik sliep wel vaker bij [slachtoffer] . Ik had met medeverdachte [medeverdachte] afgesproken dat we zouden verklaren dat [slachtoffer] van de fiets was gevallen en dat zijn verwondingen daardoor kwamen. Dat was verzonnen en niet zo handig. Ik heb een Nokia-telefoon. Ik heb schoenmaat 46 en [medeverdachte] had schoenmaat 42. Ik heb gezien dat [medeverdachte] een tafeltje op [slachtoffer] heeft gezet, waarna [medeverdachte] met zijn volle gewicht op dat tafeltje is gaan zitten. Op dat moment heeft [medeverdachte] [slachtoffer] meerdere vuistslagen tegen zijn hoofd gegeven. Dit gebeurde rond 04:00 uur die nacht. [medeverdachte] was erg boos omdat [slachtoffer] de rest van zijn laatste joint had opgerookt. Ik heb [slachtoffer] vervolgens een schop onder de kont gegeven en een klap in het gezicht met de vlakke hand. Het kan ook zijn dat ik twee schoppen en twee klappen heb gegeven en dat de schop tegen zijn zij was en niet tegen zijn kont. [slachtoffer] lag op de grond en dat was vlak nadat [medeverdachte] [slachtoffer] meerdere vuistslagen op het hoofd had gegeven. Ik heb niet gezien dat [medeverdachte] hem ook heeft geschopt. Ik heb uiteindelijk 112 gebeld om ongeveer 09:30 uur. Het klopt dat ik wel eerder hulp had kunnen inschakelen. We hadden geprobeerd om [slachtoffer] op de bank te krijgen, maar dat lukte niet. Toen hebben we een deken en een kussen gepakt voor [slachtoffer] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2020, opgenomen op pagina 377 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020089726 d.d. 8 juli 2020, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] -
[naam 2] :
Om 09.39 uur kregen wij het verzoek van de meldkamer om te gaan naar Nietap, [straatnaam] . Er was een melding binnengekomen bij de meldkamer dat er iemand in huis onder het bloed zou liggen. Op donderdag 9 april 2020 omstreeks 09.43 uur kwam ik samen met mijn collega [verbalisant 2] ter plaatse. Ik zag door het raam van de achterdeur dat de mij bekende [slachtoffer] op de grond lag. Ik zag [slachtoffer] op de vloer liggen met zijn hoofd in de richting van de bank. Ik zag dat er diverse bloedsporen en vlekken op de grond lagen. Ik zag dat [slachtoffer] zijn gezicht helemaal opgezwollen was, beide ogen zaten dicht. Ik zag dat zijn gezicht rond zijn mond ook opgezwollen was. Ik zag dat hij een wond nabij zijn rechteroog had. Ik zag dat [slachtoffer] een broek droeg en sokken. Ik zag dat zijn bovenlichaam ontbloot was. Ik zag op de vloer een dekbed liggen en wat andere kleden. Ik zag dat alles behoorlijk onder het bloed zat. Ik hoorde [slachtoffer] kreunen. Ik sprak tegen [slachtoffer] , maar hij reageerde niet op mij. Ik zag dat hij druk bleef bewegen met zijn armen en benen. Ik zag dat de ambulance kwam en met [slachtoffer] aan de gang ging.
Ik hoorde dat collega [verbalisant 2] mij riep, hij stond op dat moment in de achtertuin. Ik hoorde dat hij zei dat er een vreemde man in de straat achter de woningen liep, dus ook achter de woning van [slachtoffer] . Wij gingen vervolgens door de poort van de achtertuin van [slachtoffer] en kwamen in de straat achter zijn woning. Ik zag dat ons een man tegemoet liep, hij kwam uit de richting van de achterzijde van de [straatnaam] 21 of 19. Ik zag dat deze man twee kratten bier bij zich droeg, in beide handen een. Ik vroeg toen naar zijn naam. Ik hoorde dat hij zei dat hij [verdachte] heette. Op dat moment herkende ik [verdachte] . Ik had namelijk op 18 maart 2020 gesproken met [verdachte] in de woning van [slachtoffer] . Ik had [verdachte] toen bij [slachtoffer] aangetroffen. Ik zag dat [verdachte] geen bril droeg, terwijl hij op 18 maart 2020 wel een bril droeg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2020, opgenomen op pagina 380 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Nadat het slachtoffer op donderdag 9 april 2020 was afgevoerd naar het ziekenhuis, is buurtonderzoek uitgevoerd. Op het pad naar de woning [straatnaam] te Nietap werd een kapotte bril aangetroffen. Het lukte niet contact te krijgen met de bewoner van de [straatnaam] , [medeverdachte] . Besloten werd om op grond van artikel 3 van de Politiewet de woning te betreden teneinde vast te stellen of er zorg en hulp verleend moest worden aan in de woning aanwezige personen. Op donderdag 9 april 2020, te 11.45 uur, ben ik samen met collega [verbalisant 3] de woning aan de achterzijde binnen gegaan. (…) Ik hoorde toen dat er bovenaan vanuit de slaapkamer gereageerd werd. Ik vroeg of dit [medeverdachte] was. Ik hoorde dat hij dit bevestigde. Ik ben toen verder de trap opgelopen en kwam bij de slaapkamer. Ik zag dat er een man in bed lag, kennelijk net wakker geworden. Hij gaf aan dat hij [medeverdachte] was. Ik vertelde [medeverdachte] waarom wij in zijn woning waren. Ik hoorde dat [medeverdachte] zei dat hij afgelopen nacht [slachtoffer] gewond op straat had aangetroffen vlakbij zijn woning en dat hij samen met zijn kameraad ‘ [bijnaam verdachte] ’ [slachtoffer] in diens huis had gebracht. Op dat moment zag ik dat voor het bed een stapeltje kleding lag waaronder ook een blauwe spijkerbroek. Ik zag dat op een van de broekspijpen bloedsporen aanwezig waren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2020, opgenomen op pagina 462 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op woensdag 22 april 2020 heb ik middels de daartoe geëigende software Ufed Reader onderzoek gedaan in de door het digitaal platform veiliggestelde data uit de inbeslaggenomen mobiele telefoon van verdachte [verdachte] . Dit betreft een mobiele telefoon van het merk Nokia en het type 113.
Foto’s van slachtoffer
Ik zag dat er in de veiliggestelde data twee foto’s aanwezig waren van vermoedelijk het slachtoffer. Ik heb een extractierapport gemaakt van deze foto's dat als bijlage 1 bij dit PV bevindingen is gevoegd. Hierbij zijn ook de twee foto’s gevoegd.
Beeld nummer 1: Foto [bestandsnaam] .jpg had de volgende metagegevens
Cameramaker: Nokia
Cameramodel: 113
Opnametijd: 9-4-2020 09:26:18
Beeld nummer 2: Foto [bestandsnaam] .jpg had de volgende metagegevens
Cameramaker: Nokia
Cameramodel: 113
Opnametijd: 9-4-2020 09:26:25
Het is aannemelijk dat deze foto’s met deze Nokia 113 zijn gemaakt, gezien de opslaglocatie van de foto, de aanwezigheid van de metagegevens en de overeenkomst in het merk en type mobiele telefoon. De foto is opgeslagen in de map waar de foto’s worden opgeslagen die met het toestel zelf zijn gemaakt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2020, opgenomen op pagina 473 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op woensdag 22 april 2020 heb ik middels de daartoe geëigende software Ufed Reader onderzoek gedaan in de door het digitaal platform veiliggestelde data uit de inbeslaggenomen mobiele telefoon van verdachte [medeverdachte] . Dit betreft een smartphone van het merk Apple en het type 6S.
WhatsApp chat met “ [getuige 1] ”(naar de rechtbank begrijpt is dit: [getuige 1] )
Ik zag dat er in de veiliggestelde data een WhatsApp chat aanwezig was met een contactpersoon genaamd [getuige 1] . Hieronder een overzicht van de berichten die op
9 april 2020 in deze chat werden verstuurd. Deze zijn tevens als bijlage 1 in een extractierapport bij dit PV bevindingen gevoegd.
Verzender
Dag/Datum/Tijdstip
Inhoud
[medeverdachte]
9-4-2020 02:38:20(UTC+2)
“Heb je nog 3 voor mij betaal je gelijk, joooooi”
[medeverdachte]
9-4-2020 04:02:05(UTC+2)
“Wil je mij appen als je dit leest”
[getuige 1]
9-4-2020 04:22:16(UTC+2
“Word niet eerderr dan een uurtje of 05.15”
[getuige 1]
9-4-2020 04:22:24(UTC+2)
“En schreeuw daar niet zo”
[medeverdachte]
9-4-2020
04:22:41 (UTC+2)
“ [slachtoffer] klappen gegeven”
[medeverdachte]
9-4-2020 04:23:25(UTC+2)
Foto van slachtoffer
[slachtoffer] . Bestandsnaam:
[bestandsnaam] .jpg
(Het contrast en de helderheid van de afbeelding zijn door mij verbalisant
verhoogd met 20 procent om de foto duidelijker te maken. De originele foto is bij dit PV gevoegd)
[getuige 1]
9-4-2020 04:26:11(UTC+2)
“Waarom dat nou weer”
[getuige 1]
9-4-2020 04:26:21(UTC+2)
“Doe s rustig man”
[medeverdachte]
9-4-2020
05:16:25(UTC+2)
“Ben je wakker?”
[medeverdachte]
9-4-2020
05:18:09(UTC+2
“Betaal je gelijk... [slachtoffer] is met de fiets onderuit gegaan”
[getuige 1]
9-4-2020 05:19:40(UTC+2)
“Ja heb toch gezegd kwart over”
[medeverdachte]
9-4-2020
05:20:04(UTC+2)
“Jo kom eraan”
[getuige 1]
9-4-2020 08:47:20(UTC+2)
“Nou ouwe snuifkabouter ben je al stoned beetje aardig voor klaar wezen he beetje zo n ouwr man klappen te geven”
Foto van het slachtoffer
Ik zag dat er in de veiliggestelde data een foto van vermoedelijk het slachtoffer aanwezig was. Ik zag dat deze foto als het bestand dat in bovenstaande chat verstuurd was aanwezig was en ook als de originele foto voorzien van metagegevens.
Beeld nummer 3 in de bijlage betreft de afbeelding die via WhatsApp verstuurd is in bovenstaande chat. Beeldnummer 6 in de bijlage met bestandsnaam [bestandsnaam] .jpg betreft de originele foto.
Ik zag dat beeld nummer 6 (de originele foto) de volgende metagegevens had:
Cameramaker: Apple
Cameramodel: iPhone 6s
Opnametijd: 9-4-2020 04:22:50
Pixelresolutie: 4032x3024
Resolutie: 72x72 (Eenheid: Inch)
Lengte-/breedtegraad: [nummer] / [nummer]
Hieruit blijkt dat de originele foto gemaakt is op 9 april 2020 te 04:22:50 uur. Dit is 9 seconden na het bericht van [medeverdachte] aan [getuige 1] met de tekst: “ [slachtoffer] klappen gegeven” en 35 seconden later te 04:23:25 uur werd de foto verstuurd naar [getuige 1] in bovenstaande chat.
Het is ook aannemelijk dat de foto met deze Apple iPhone 6S gemaakt is gezien de opslaglocatie van de foto, de aanwezigheid van de metagegevens en de overeenkomst in het merk en type mobiele telefoon. De foto is opgeslagen in de map waar de foto's en video’s worden opgeslagen die met het toestel zelf zijn gemaakt.
De originele foto bevatte ook de lengte-/breedtegraad [nummer] / [nummer] . Een Apple iPhone slaat, indien ingeschakeld, de locatiegegevens waar een foto genomen is op in de metagegevens van de foto. De lengte-/breedtegraad uit bovenstaande metagegevens zijn door mij ingevoerd in de software politieatlas. Ik heb vervolgens twee kaartlagen geselecteerd, namelijk de luchtfoto uit 2018 en de OpenStreetMap. Hieruit bleek dat deze foto
gemaakt is nabij de woning op het perceel [straatnaam] te Nietap. Dit betreft de woning van het slachtoffer [slachtoffer] . De lengte-/breedtegraad wordt bepaald middels GPS. Het komt regelmatig voor dat er een kleine afwijking in de locatie aanwezig is, waardoor dit enkele meters kan verschillen van de daadwerkelijke locatie. Vermoedelijk is deze foto gemaakt in de woning van slachtoffer [slachtoffer] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 april 2020, opgenomen op pagina 682 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
[bijnaam verdachte] belde mij donderdag 9 april 2020 op dat ik moest komen omdat [slachtoffer] gevallen was. Hij was aan het bloeden en ze konden hem niet op de bank krijgen. Ik heb toen gezegd dat ze de ambulance moesten bellen als het zo erg was. [verdachte] is [bijnaam verdachte] . U vraagt mij hoe het op mij over kwam wat [verdachte] mij vertelde. Hij vertelde dat ik moest komen omdat het niet goed ging met [slachtoffer] . Hij zei: " [slachtoffer] leeft geen 2 dagen meer zoals hij er nu bij ligt". Ik heb toen gezegd dat hij de ambulance moet bellen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 april 2020, opgenomen op pagina 685 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
U vraagt mij de status van [verdachte] te omschrijven toen hij mij belde. Ik kon hem duidelijk verstaan, hij was ook niet overmatig druk. Alleen snapte ik niet dat hij de ambulance niet belde. Ik snapte ook niet waarom hij mij wel belde en de ambulance niet. In totaal heeft [verdachte] mij vijf keer gebeld, de eerste keer om 6.58 uur en duurde 1 minuut en 57 sec, de tweede keer om 7.32 uur en duurde 1 minuut en 16 sec, de derde keer om 7.58 uur en duurde 0.42 sec, de vierde keer 8.03 uur en duurde 1 minuut en 25 sec, de vijfde keer om 8.31 uur en duurde 1 minuut en 7 sec.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 april 2020, opgenomen op pagina 688 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Ik sliep afgelopen woensdag bij [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ). Ik werd rond een uur of 6 (de rechtbank begrijpt: op donderdag 9 april 2020) wakker want ik hoorde dat er iemand beneden was. Toen heb ik een berichtje naar [medeverdachte] gestuurd, en [medeverdachte] zei (de rechtbank begrijpt: appte terug) dat het [bijnaam verdachte] was die beneden was. Zijn echte naam is [verdachte] . Ik ben toen weer gaan slapen. Vlak voordat mijn wekker om 08.30 uur ging, kwam [medeverdachte] bij mij in bed. Ik werd toen pissig, ik moest toen naar stage en ik zag dat [bijnaam verdachte] beneden was.
U vraagt mij waar [medeverdachte] was voordat hij rond 08.30 uur bij mij in bed kwam. Ik hoorde mensen beneden praten dus ik denk dat hij beneden was met [bijnaam verdachte] .
(…)
Toen [medeverdachte] in bed stapte vertelde hij mij dat hij met [verdachte] ruzie had gehad met de buurman. Ik denk met buurman [slachtoffer] , maar dat hebben zij niet gezegd. [medeverdachte] ging wel vaker laat in de avond naar [slachtoffer] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 april 2020, opgenomen op pagina 707 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Nietap. (…) Ik lag vorige week, volgens mij was het woensdag op donderdagnacht, op bed. Ik hoorde toen die nacht zoals gewoonlijk veel lawaai want dat is normaal bij die meneer. Dat is mijn alcohol en drugsverslaafde buurman [slachtoffer] . Ik hoorde die nacht geschreeuw en net alsof er met meubels werd gegooid. Ik hoorde ook de stem van een andere bekende van mij genaamd [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ). Ik hoorde zowel de stemmen van [slachtoffer] en [medeverdachte] als die van een derde mij onbekende persoon. U vraagt mij of ik nog andere geluiden heb gehoord. Net alsof er meubels werden verschoven of ergens tegen aan knalden maar nogmaals dat hoor ik dagelijks. Dit was denk ik tussen 03.30 en 04.00 uur. (…)
Ik heb op de bewuste nacht een WhatsApp bericht gestuurd naar [medeverdachte] met het verzoek om rustig aan te doen omdat ik wilde gaan slapen. [medeverdachte] stuurde mij toen een foto terug met daarop volgens mij [slachtoffer] die op de bank of op de grond lag. Ik zal u de foto toesturen zodat u deze bij het procesverbaal kunt voegen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 18 mei 2020, opgenomen op pagina 712 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik appte hem, dat hij het rustig aan moest doen want ze maakten veel lawaai. Hij zei toen eerst dat hij [slachtoffer] klappen had gegeven waarop ik reageerde dat hij normaal moest doen en dat je een oude man geen klappen geeft. Vervolgens stuurde [medeverdachte] een WhatsApp bericht “nee hij is gevallen". In de tussentijd stuurde [medeverdachte] mij nog een foto die ik al naar een collega van jullie heb gestuurd. Ik had hem een berichtje gestuurd dat hij voor kwart over 5 bij mij moest zijn omdat ik moest werken. [medeverdachte] kwam rond half 5 of kwart voor 5 de jointjes halen. Ik vroeg nog aan [medeverdachte] of alles goed was met [slachtoffer] . [medeverdachte] zei dat alles wel in orde kwam. (…)
U vraagt mij wat voor geschreeuw ik heb gehoord. Ik heb een paar keer [slachtoffer] zijn naam gehoord en [medeverdachte] zijn naam gehoord, het klonk niet als een feeststemming. Ik kon niet woordelijk horen wat er gezegd werd maar er werd op een agressieve toon een gesprek gevoerd waardoor ik het idee had dat ze het ergens oneens over waren. Het waren wat agressievere stemmen maar ik durf daar niet 100 procent iets over te zeggen of het [medeverdachte] was of die andere man, die [bijnaam verdachte] . Ik heb [slachtoffer] 2 keer “ [medeverdachte] ” horen roepen en hij zei “ [medeverdachte] doe eens rustig” want dat heb ik ook gehoord.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2020, opgenomen op pagina 564 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
In het onderzoek naar de mishandeling van [slachtoffer] met de dood tot gevolg, werd ter waarheidsvinding vertrouwelijke communicatie tussen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] opgenomen. Deze geluidsopname vond plaats in de personenvervoer bus van dienst vervoer en ondersteuning (DV&O), dienst justitiële inrichtingen op 10 en 11 juni 2020, tijdens transport van beide verdachten.
Op fragment 2, zijnde de opname van 11 juni 2020, vanaf omstreeks 0:30:00 minuten, was een gesprek tussen verdachten [verdachte] en [medeverdachte] te horen. Dit gesprek is hieronder
weergegeven:
[verdachte] = [verdachte]
[medeverdachte] = [medeverdachte]
(…)
[medeverdachte] Je weet hoe het gegaan is
[verdachte] Ja om die stomme jonko, idioot ( [verdachte] lacht)
[medeverdachte] Nee ik bedoel je weet hoe het daarna gegaan is
[verdachte] Hoe bedoel je?
[medeverdachte] Ja je weet hoe die nacht gegaan is toch?
[verdachte] Jajajaja
[medeverdachte] Dan kan je mij de schuld toch niet geven, mien jongen
[verdachte] Nee maar je uhh of jij nou uhh weet ik veel door wie dit is gekomen dat weet ik toch niet, of jij of ik hem nu hebt doodgeslagen maakt niet uit. We krijgen allebei hetzelfde
(…)
[medeverdachte] Maar hoe komt het dan dat hij dood is?
[verdachte] Ja, euh..
[medeverdachte] Dat weet jij.
[verdachte] Ja dat weet ik (lacht), hoe moet ik dat nu weten, ik weet toch niet of dat door mij of door jou komt.
(…)
[medeverdachte] Maar je hebt niks gezegd over wat jij gedaan hebt?
[verdachte] Nee, ik ga niet zeggen van hoe of wat of van dat trappen. Dan krijg ik misschien wel het driedubbele
[medeverdachte] Maar [bijnaam verdachte] , als jij dat niet zegt, ik begrijp wat je bedoelt, maar dan euh, hoe heet dat, dan draai ik ervoor op
[verdachte] Neehee, jij draait er niet voor op. We krijgen allebei hetzelfde
(…)
[medeverdachte] Maar [bijnaam verdachte] , nogmaals kerel. Als jij zegt wat je gedaan hebt, scheelt dat mij weer jongen.
[verdachte] Nee jongen, mijn advocaat zei al: “je moet nooit zeggen dat je hem tegen de kop getrapt hebt, dat kan je wel 3 à 4 jaar schelen”.
(…)
[verdachte] We krijgen allebei hetzelfde
[medeverdachte] Dat kan toch niet. Jouw aandeel is toch veel groter?
[verdachte] Wat?
[medeverdachte] Jouw aandeel is toch veel groter
[verdachte] Wat is veel groter dan?
[medeverdachte] Je weet toch wat jij gedaan hebt
[verdachte] Ja maar het is niet zeker dat het daardoor is gekomen
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [straatnaam] Nietap) d.d. 19 juni 2020, opgenomen op pagina 817 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op donderdag 16 april 2020 om 11:00 uur kwamen wij, naar aanleiding van een zware mishandeling/doodslag/moord, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] Nietap, binnen de gemeente Noordenveld.
Zichtbare bloedsporen
Wij zagen:
- op de muur en het deurkozijn, gezien vanaf buiten, aan de rechterzijde van de tuindeur lineair, neerwaartse, ellipsvormige bloedspatten (foto's 9 t/m 11).
- op de muur boven de bank ronde bloedspatten met een grootte tussen 0,5 mm en 0,5 cm (foto 12).
- op de leuningen van de bank, rondvormige bloedspatten, stroomsporen, bloedvlekken, ellipsvormige bloedspatten met een bewegingsrichting (foto's 13 t/m 15).
- op de zitting van de bank, aan de linkerzijde, onder de hiervoor (de rechtbank begrijpt: de onder het vorige punt) omschreven sporen, bloedsporen (foto 16).
- op de rugleuning van de bank, tussen de bloedspatten op de muur en de bloedsporen op de rugleuning van de bank een leemte (foto 17).
- op de lage voorzijde van de bank deels ronde bloedsporen ontstaan door contact van een bebloed oppervlak met een ander oppervlak (foto 18).
- op de vloer voor de bank bloedsporen ontstaan door contact van een bebloed oppervlak met een ander oppervlak (foto 19).
- op de muur tussen de bank en de computertafel enkele ronde bloedspatten van ongeveer 0,3 cm (foto 20).
- op de vloer van de toiletruimte één rondvormig bloedspat (foto 21).
Wij zagen op een punt aan de voorzijde van de computertafel een bloedspoor. Wij zagen dat in dit bloedspoor een haar zat (foto 22). Door ons werd deze haar veiliggesteld.
Bespreking bloedsporen
De bloedsporen op de muur naast de tuindeur en het kozijn van de tuindeur zijn passend in het beeld van een afgeworpen bloedspoorpatroon. De ronde en ellipsvormige bloedspatten op de muur bij de bank en de leuningen van de bank, zijn passend bij één of meerdere krachtsinwerkingen in vloeibaar bloed. De stroomsporen zijn bloedsporen ontstaan door het verplaatsen van een hoeveelheid bloed op een oppervlak onder invloed van de zwaartekracht. De bloedsporen aan de lage voorzijde van de bank en de sporen voor de bank passen in het beeld van afdrukpatronen. De combinatie van de deels ronde vormen op de lage voorzijde van de bank en de verschijningsvorm van de afdrukpatronen op de vloer, passen in het beeld van afdrukpatronen veroorzaakt door bebloed haar. De ronde bloedsporen op de muur bij de computertafel, passen in het beeld van bloedsporen veroorzaakt door een krachtsinwerking in bloed. De ronde bloedspat op de vloer in de badkamer is passend in het beeld van een bloedspoor veroorzaakt door een bloeddruppel die is gevallen als gevolg van de zwaartekracht.
Luminol onderzoek
Wij zagen in de hal en op de trap dat er een luminolreactie optrad. Op de traptreden zagen wij dat de latente bloedsporen die zichtbaar werden passend waren bij schoenzoolafdrukken. Door ons werd besloten deze niet in eerste instantie fotografisch vast te leggen, maar op deze sporen een ALCV onderzoek toe te passen. In de keuken, op de kraangrepen en de uitloop, het aanrecht, en de muur achter de spoelbak zagen wij een luminolreactie. Door ons werden de uitloop en de warm- en koud water kraangreep bemonsterd. Wij zagen dat bij een indicatieve test alleen de bemonstering van de warm watergreep positief reageerde en een indicatie gaf voor de aanwezigheid van bloed. Alleen deze bemonstering werd door ons veiliggesteld. Wij zagen dat op de bovenzijde van het voetenbankje (de rechtbank begrijpt: de pianokruk, zie ook hieronder) een luminolreactie optrad.
Onderzoek voetenbankje (bedoeld is: de pianokruk PL01002020089726-1259210 (beslagnummer, zie pagina 815); zie ook foto 40, pagina 843)
Door ons werd na het luminolonderzoek het voetenbankje nader onderzocht. Wij zagen dat op de poten en de houten zijkant van het bankje bloedsporen zaten. Wij zagen dat de zitting uit het bankje kon worden genomen. Wij zagen op een balkje waar de zitting op rust een rondvormige bloedspat. Dit geeft de indicatie dat deze bloedspat daar terecht is gekomen terwijl de zitting niet in het bankje aanwezig was. Op een lange zijde van het bankje zagen wij twee haren (foto 40). Deze werden door ons veiliggesteld.
ALCV onderzoek
Bij het onderzoek met ALCV zagen wij dat de schoenzoolafdrukken bij de fauteuil bij de rechtermuur reageerden. Dit gaf de indicatie dat deze sporen waren geplaatst met bebloede schoenzolen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm waren deze afdrukken mogelijk veroorzaakt met de schoenen van de verdachte [verdachte] (foto's 41 en 42).
Nabij de bank, zagen wij met bloed geplaatste fragmenten van afdrukken van een andere schoenzool. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm waren deze afdrukken mogelijk veroorzaakt met de schoenen van de verdachte [medeverdachte] (foto's 43 en 44).
Zoals verwoord in dit proces-verbaal bij het luminolonderzoek, waren er door ons tijdens het luminolonderzoek latente bloedsporen in de vorm van schoenzoolafdrukken op de traptreden aangetroffen. Door ons werd een ALCV onderzoek uitgevoerd op de traptreden. Hierbij zagen wij dat er op enkele plaatsen een reactie (vlekken) optrad, echter zagen wij geen schoenzoolafdrukken of fragmenten hiervan. Wij zagen dat op de derde tree van beneden een afdruk zichtbaar werd. Dit betrof een cirkelvormige (ring)afdruk met een diameter van 16 cm. Wij zagen in het midden van deze afdruk een tweede rondvormige afdruk (foto 45). Gelet hierop heeft op de trap een rond voorwerp gestaan waar bloed aan zat, zoals bijvoorbeeld een emmer.
Conclusie
Het bloedsporenbeeld op de muren en de (rug)leuningen van de bank, is passend in het beeld dat er meerdere krachtsinwerkingen in vloeibaar bloed zijn geweest, passend bij slaan, schoppen in vloeibaar bloed. Het bloedsporenbeeld voor de bank en op de lage voorzijde van de bank is passend in het beeld van afdrukpatronen veroorzaakt door bebloed haar. Het bloedsporenbeeld is passend in het beeld dat het slachtoffer zich, met bebloed haar, heeft bewogen voor de bank en de afdrukpatronen op de lage voorzijde van de bank en op de vloer heeft achtergelaten. De aangetroffen schoenzoolafdrukken passen in het beeld van schoenzoolafdrukken, geplaatst met (verdund) bloed en in het beeld van afdrukken veroorzaakt met natte schoenzolen of geplaatst op een vochtige ondergrond.
Bij het luminolonderzoek werden sterk verdunde bloedsporen aangetroffen in de woonkamer, de keuken en de hal. Deze sterke verdunde bloedsporen passen in het beeld van schoonmaakwerkzaamheden. Dit beeld wordt versterkt door het aangetroffen bloed in de afvoer van de gootsteen, het bij het luminolonderzoek aangetroffen bloed op de warm water kraangreep en de bij het ALCV onderzoek aangetroffen ronde afdruk, passend bij een emmer, op de trap.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal “coördinatie proces-verbaal forensisch onderzoek” d.d. 29 juni 2020, opgenomen op pagina 777 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Tijdens de ingestelde sporenonderzoeken werden de volgende schoenzoolafdrukken
aangetroffen.
Nr
SIN
Plaats aantreffen
1
AANR9624NL
Schoenspoor op vloer in keuken voor aanrecht
2
AANR9623NL
Schoenspoor op de vloer voor de bank
3
AANR9625NL
Schoenspoor op de vloer t.h.v. stoel links van de tv
4
AANR9626NL
Schoenspoor op de vloer in de gang voor voordeur richting keuken
5
AANR9627NL
Schoenspoor op vloer in woonkamer voor drempel keuken, richting keuken
6
AANS0560NL
Schoenspoor op schilderij, aangetroffen in berging bij woning
verdachte [medeverdachte]
De hiervoor onder 1, 2, 5 en 6 genoemde schoensporen kwamen qua profiel overeen met
het profiel van het in de woning van verdachte [medeverdachte] aangetroffen paar schoenen
(AANS0561NL).
De hiervoor onder 3 en 4 genoemde schoensporen kwamen qua profiel overeen met het
profiel van de door verdachte [verdachte] bij zijn aanhouding gedragen schoenen
(AAN03119NL en AANO3120NL).
Omdat er geen aanwijzingen zijn dat in de betreffende nacht, behoudens slachtoffer
[slachtoffer] en de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] , andere personen in de woning van het
slachtoffer aanwezig zijn geweest, is het aannemelijk dat de hiervoor genoemde
schoenafdrukken zijn geplaatst met de schoenen van verdachten [medeverdachte] en [verdachte] .
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal "forensisch onderzoek woning ( [straatnaam] Nietap)" d.d. 22 april 2020, opgenomen op pagina 853 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] :
Op donderdag 9 april 2020 om 11:35 uur kwamen wij, naar aanleiding van een zware
mishandeling, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam]
Nietap, binnen de gemeente Noordenveld.
(…)
Onderzoek containers en schuur
In de schuur zagen wij (…) een bigshopper boodschappentas met opdruk 'Dirk' staan
(foto 10). Wij zagen in deze tas twee schilderijen. Het ene schilderij betrof een
houten frame (55 X 55 cm) waarop stof was gespannen (foto 11). Op dit schilderij
zagen wij een bloemafdruk in grijstinten met daarop glinstersteentjes geplakt. Op
het tweede (soortgelijke) schilderij (50 X 50 cm) zagen wij een afbeelding van
schelpen in grijstinten (foto 12 en 13). Wij zagen dat de stof van dit schilderij
enigszins vervormd was en dat er bloed op het schilderij zat. Daarnaast zagen wij een
schoenzoolafdruk die qua profiel soortgelijk was aan de schoenzolen van de net daarvoor
veiliggestelde schoenen van [medeverdachte] .
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdachte [verdachte] d.d. 14 april 2020, opgenomen op pagina 872 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] :
Op donderdag 9 april 2020 om 12:45 uur kwamen wij, naar aanleiding van een zware mishandeling, voor een forensisch onderzoek aan op [plaats] - [straatnaam] te Assen.
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1973.
Door de arrestantenwacht was verdachte [verdachte] reeds ontdaan van zijn kleding. Deze werd aan ons overhandigd en door ons veiliggesteld.
Wij zagen dat de handen van verdachte [verdachte] schoon waren. De wijs- en middelvinger van de rechterhand waren bruin verkleurd, vermoedelijk door het roken. Kennelijk is de verdachte derhalve rechtshandig. Wij zagen dat de knokkel van de middelvinger van de rechterhand iets rood verkleurd was. Tevens zagen wij nabij de knokkels van de rechterhand een huidverkleuring (blauwe plek) (foto's 2, 3 en 4).
Op 14 april 2020 werden bovenstaande kledingstukken door ons onderzocht en in ons bijzijn gefotografeerd door politiefotograaf [naam 1] , werkzaam bij de politie eenheid Noord-Nederland.
Wij zagen dat in de volgende kledingstukken bloedsporen zichtbaar waren:
- beide schoenen (foto 5 t/m 9)
- jas, linker mouw voorzijde (foto 10 t/m 12)
- broek, broekspijp voorzijde thv rechterknie (foto 13 t/m 15).
Door ons is op de bovenzijde van linkerschoen een bloedspoor met een wattenstaafje bemonsterd (SIN AAMP1183NL).
(…)
Foto 6: Tot hoog (bovenop) de linkerschoen (binnenzijde) van [verdachte] zat bloed.
16. Een Forensisch Geneeskundig Letselverslag, op 9 april 2020 (gecorrigeerd op 11 mei 2020) opgemaakt en ondertekend door S.P.H. Letmaath, arts Maatschappij en Gezondheid, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Datum onderzoek 9 april 2020. Betrokkene: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1957.
Letselbeschrijving
Naar aanleiding van persoonlijk lichamelijk onderzoek, medische informatie uit beeldvormend onderzoek en eigen fotomateriaal. (Bijlage A). Vanwege de omstandigheden was letselfotografie niet optimaal te doen.
1) In het gelaat en rond de ogen is sprake van zwelling met diffuus paarsrode verkleuringen, Dit betreft onderhuidse bloeduitstortingen (opnames 1, 3, 4, 5 en 6).
2) links naast het oog is een met een hechtdraadje behandeld huidletsel zichtbaar (opnames 5, 6, 8 en 9).
3) Op de rechteroorlel is een met een hechtdraadje behandeld huidletsel zichtbaar (opnames 7, 8 en 10).
4) Links op de bovenzijde van het hoofd is een wijkend letsel van de huid met rafelige wondranden zichtbaar met een afmeting van ca. 65 bij 10 mm. Dit betreft een barst-/scheurverwonding (opnames 11, 12 en 13).
5) Rechts, hoog op de borst nabij de halsregio is een matig begrensde paarsrode verkleuring zichtbaar met een afmeting van ca. 40 bij 20 mm. Het betreft een onderhuidse bloeduitstorting (opname 14; fotografisch niet optimaal vastgelegd).
6) Links in de hals is een matig begrensde paarsrode verkleuring met een afmeting van ca. 30 bij 15 mm zichtbaar. Het betreft een onderhuidse bloeduitstorting (opnames 6, 15 en 16).
7) Rechts op de borst aan de buitenzijde van de tepel zijn een aantal puntvormige (< 1 mm) en streepvormige paarsrode korstjes met een lengte van ca. 3 mm zichtbaar. Het betreft ontvellinkjes (opnames 17 en 18).
8) Op de buitenzijde van de rechterarm zijn enkele streepvormige patronen met lengte van ca. 10 tot 30 mm met puntvormige korstjes zichtbaar die min of meer parallel aan elkaar lopen. Het betreft ontvellinkjes (opname 19).
9) Ter hoogte van de buitenzijde van de rechter elleboog is een vaag begrensde paarsrode verkleuring met een afmeting van ca. 45 bij 35 mm. Het betreft een onderhuidse bloeduitstorting (opname 20).
10) Op de mediale achterzijde van de rechter onderarm zijn twee ronde paarsrode verkleuringen zichtbaar met afmetingen van ca. 6 bij 3 mm en 9 bij 6 mm. Het betreft onderhuidse bloeduitstortingen (opname 21).
11) Op de achterzijde van de linker onderarm is een streepvormig patroon met een lengte van ca. 35 mm zichtbaar waarin een aantal ronde en ovale roodroze en paarsrode korsten zichtbaar zijn met een afmeting van enkele millimeters. Het betreft een ontvellingen (opname 22 en 23).
12) Op de rug van de linkerhand aan de buitenzijde van de straal van de wijsvinger zijn twee matig begrensde paarsrode verkleuringen zichtbaar met afmetingen van ca. 30 bij 30 mm en ca. 20 bij 10 mm. Het betreft onderhuidse bloeduitstortingen (opname 24).
13) Op de binnenzijde van het rechter onderbeen is een streepvormig gebied met een afmeting van ca. 180 bij 10 mm zichtbaar waarin puntvormige en ronde paarsrode korte zichtbaar zijn met een afmeting van < 1 mm tot enkele millimeters. Het betreft ontvellinkjes (opname 25).
14) Op de voorzijde van de linkerknie is een matig begrensde paarsrode en paarsblauwe verkleuring zichtbaar met een afmeting van ca. 13 bij 15 mm. Het betreft een onderhuidse bloeduitstorting (opnames 26 en 27).
15) Op de buitenzijde van het linker onderbeen zijn twee streepvormige patronen met lengte van ca. 65 en 40 mm met puntvormige paarsrode korstjes zichtbaar met afmetingen van enkele millimeters. Verder zijn enkele losse paarsrode korstjes zichtbaar. Het betreft ontvellinkjes (opname 28).
Uit CT onderzoek zijn de volgende relevante zaken gebleken:
• Intraventriculaire bloed in de occipitaal hoorn van de laterale zijventrikels beiderzijds (bloed aan de achterzijde van de zijkamers in de hersenen). Er wordt gedacht aan een traumatische oorzaak, maar een onderliggende arterioveneuze malformatie (aangeboren vaatafwijking) is niet uit te sluiten.
• Subarachnoïdaal bloed in de cisterna quadrigemina (ruimte tussen de hersenen en het zachte hersenvlies achter de hersenstam boven de kleine hersenen) meest waarschijnlijk traumatisch.
• Uitgebreide weke delen zwelling frontaal beiderzijds doorlopend over het ooglid op de rechtergelaatshelft tot over de bovenkaak (maxilla).
• Fractuur van het neusbeen. Volgens de kaakchirurg zou er klinisch geen sprake zijn van een neusfractuur.
• Bloeduitstorting ronden de linker externe halsvenen (vena externa jugularis links.
• Beiderzijds meerdere ribfracturen (Recht 2-5 nieuw; 6 en 8 geconsolideerd. Links 3-8 nieuw).
17. Een deskundigenrapport ‘Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk
niet-natuurlijke dood’ afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.04.15.073, d.d. 21 september 2020 opgemaakt door dr. H.H. de Boer, arts en patholoog, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn verklaring:
Naam: [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1957
De bovengenoemde persoon is overleden te Universitair Medisch Centrum Groningen op
14 april 2020 omstreeks 19.29 uur.
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1957, is het navolgende gebleken:
(…)
5. Resultaten
4. Verspreid op en in het lichaam waren er talrijke letsels, die alle tekenen van genezing toonden. De letsels zijn in meer detail besproken in bijlage 1, punt 6.
i. Links op het behaarde hoofd, op/achter het linkeroor en op/in het aangezicht (o.a. ogen, neus en mond) talrijke onderhuidse bloeduitstortingen, deels met (gehechte) huidverscheuringen (C-G). Hierbij was er scheefstand van de neus.
ii. Uitwendig links in de hals een onscherp begrensde geel-bruine onderhuidse bloeduitstorting (H). Inwendig in de hals talrijke bloeduitstortingen in de oppervlakkige en diepe spieren links zijwaarts en voorwaarts. Een breuk van het tongbeen links en het bovenste hoorntje van het strottenhoofd links, beide met omgevende bloeduitstorting.
iii. Verspreid op de romp, met name voorwaarts en zijwaarts aan de borstkas talrijke geel-bruin tot paars-blauwe onderhuidse bloeduitstortingen (I). Op de rug een oppervlakkige huidbeschadiging met korstvorming (O). Inwendig een breuk van het borstbeen en talrijke ribbreuken beiderzijds voor- en zijwaarts, alle met omgevende bloeduitstorting. In de buik bloeduitstorting in de maagwand en in de ophangband van de dunne darm. Tevens een kleine, met bloeduitstorting omgeven, verscheuring van de ophangband van het S-vormige deel van de dikke darm (sigmoïd). In de buik ca. 40 ml bloed.
iv. Aan binnen- en buitenzijde van de armen, en op beide handruggen, talrijke onderhuidse bloeduitstortingen (J, K). Op beide benen enkele oppervlakkige huidbeschadigingen met korstvorming, alsmede een enkele onderhuidse bloeduitstorting (L-N).
5. De schedel was intact. Er was geen bloeduitstorting onder het harde hersenvlies. De hersenen werden aanvullend neuropathologisch onderzocht (bijlage 2). De conclusie vermeldt onder andere (verklaring medische termen tussen [haken]):
'[...] Uitgebreide traumatische veranderingen [...]. De ouderdom van de axonale schade [schade aan uitlopers van hersencellen] wordt geschat op meerdere dagen tot een week. [Hierbij] tekenen van (doorgemaakte) hersenzwelling [...].
Gelet op het hersengewicht en aspect van het hersenoppervlak was ten tijde van de sectie geen hersenzwelling meer aanwezig. In het gebied van voornamelijk de medulla oblongata [het verlengde merg] werd uitgebreide hypoxisch/ischaemische ganglionbeschadiging [schade aan hersencel uitlopers door zuurstoftekort] gezien. Een deel van deze beschadiging was enige tijd voor het overlijden opgetreden en verklaart, samen met de ernstige traumatische letsels, de persisterende slechte neurologische toestand na vinding, door uitval van belangrijke hersenfuncties. De meer recente hypoxisch/ischaemische ganglioncelbeschadiging was [...] gedurende het proces van overlijden opgetreden.'
6. De longen waren veel te zwaar (samen ca. 2085 g, normaal maximaal ca. 900g). De longoppervlakten toonden kneuzing. Op doorsnede was het longweefsel vast (geconsolideerd) en vochtrijk (oedemateus). In de borstholten was in totaal ca. 1130 ml rood waterig vocht.
6. Interpretatie van resultaten
(…)
Bij sectie werden talrijke, bij leven ontstane letsels gezien (sub 4). Deze letsels werden vergelijken met de letselbeschrijving d.d. 9 april 2020 van forensisch arts S.P.H. Letmaath. De sub 4 beschreven uitwendige letsels komen -rekening houdend met opgetreden genezing- alle overeen met de letsels in deze letselbeschrijving. Uitzondering hierop zijn de letsels die tijdens sectie in de mond werden gezien. (…)
De letsels op het hoofd (sub 4-i) worden verklaard door de inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld, zoals meermalen stoten, vallen of geslagen worden. Door de hierbij gepaard gaande geweldsinwerking was er ook uitgebreid hersenletsel (sub 5), en hierdoor veroorzaakte overige hersenafwijkingen. Als zodanig kan de comateuze toestand waarin de overledene werd aangetroffen, en het hier uit voortvloeiende overlijden, volledig worden verklaard door de stomp botsende geweldsinwerking op het hoofd.
De letsels op/in de mond en neus kunnen eventueel ook worden verklaard door samendrukkend geweld. Indien er gelijktijdig en langdurig samendrukkend geweld op de mond en neus heeft plaatsgevonden, kan dit middels belemmering van de ademweg hebben geleid tot zuurstoftekort. Dit kan hebben bijgedragen aan de comateuze toestand waarin de overledene werd aangetroffen, en het daarmee samenhangende overlijden.
Er waren tevens letsels uitwendig en inwendig in de hals (4-ii). Deze worden verklaard door samendrukkend geweld (met de handen of een structuur) of stomp botsend geweld op de hals (vallen, stoten, geslagen worden). De breuken van het tongbeen en het strottenhoofd passen beter bij samendrukkend geweld op de hals dan bij stomp botsend geweld op de hals. Samendrukkend geweld op de hals kan leiden tot belemmering van de bloedtoevoer naar het hoofd, met zuurstofgebrek van de hersenen (cerebrale hypoxie). Dit kan een bijdrage hebben geleverd aan de comateuze toestand bij aantreffen en het daarmee samenhangende overlijden.
Voorts waren er talrijke letsels op de romp (4-iii). Deze worden verklaard door stomp botsend geweld (vallen, geslagen worden, stoten) of samendrukkend geweld op de borstkas. De aanwezigheid van talrijke ribbreuken geeft aan dat het ingewerkte geweld (zeer) hevig moet zijn geweest. Samendrukkend geweld op de borstkas kan de adembewegingen belemmeren, en als zodanig aanleiding geven tot zuurstoftekort, al dan niet met een comateuze toestand tot gevolg. Daarnaast veroorzaken meervoudige dubbelzijdige ribbreuken (middels pijn en bewegingsstoornissen van de borstkas) ernstige ademhalingsstoornissen, eventueel met zuurstoftekort tot gevolg. De longkneuzingen (sub 6) hebben ook een negatief effect op de longfunctie. Als zodanig kan ook de geweldsinwerking op de borstkas een bijdrage hebben geleverd aan de comateuze toestand bij aantreffen en het daarmee samenhangende overlijden.
Tenslotte waren er ernstige ziekelijke hartafwijkingen (sub 7). Het (veel) te zware en verlittekende hart kan in strikte zin aanleiding geven tot hartritmestoornissen en een comateuze toestand. Gezien het geheel aan sectiebevindingen wordt het echter uitermate onwaarschijnlijk geacht dat de ziekelijke hartafwijkingen op zich de comateuze toestand bij aantreffen verklaren. (…)
7. Conclusie
De comateuze toestand en het daaraan gerelateerde overlijden van [slachtoffer] , [leeftijd] , kan volledig worden verklaard door stomp botsende geweldsinwerking op het hoofd. Verschillende vormen van overige geweldsinwerking kunnen hieraan een bijdrage hebben geleverd (zie interpretatie). Mogelijk hebben langer bestaande ziekelijke hartafwijkingen een bijdrage geleverd aan het ontstaan van de uitzichtloze situatie die ten grondslag lag aan het overlijden.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 10 april 2020, opgenomen op pagina 322 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
Ik zat woensdag bij [slachtoffer] . [bijnaam verdachte] kwam daar ook met de taxi. Op een gegeven moment waren de sigaretten op. Thuis had ik nog wel sigaretten maar die moet je zelf in elkaar zetten. Ik zei tegen [bijnaam verdachte] of die even mee kon lopen om sigaretten te maken. Toen ik terug kwam zag ik dat mijn laatste stukje joint niet meer in de asbak lag maar bij [slachtoffer] in de asbak. Ik zei tegen [slachtoffer] dat hij alles van mij kreeg maar dat hij zulke dingen gewoon moest vragen. Ik ben wel afhankelijk van een joint. Ik was best wel een beetje boos op hem. Toen ik dus best wel boos op hem was zei [slachtoffer] : maak je niet zo druk. [bijnaam verdachte] nam het voor mij op en hij zei: hij heeft twee dingen nodig, sigaretten en weed. [bijnaam verdachte] gaf [slachtoffer] een aantal klappen met de hand of vuist op de zijkant van het hoofd van [slachtoffer] . [slachtoffer] zei geen auw en ging ook niet gestrekt. Ik zag op een gegeven moment achter op zijn hoofd bloed bij [slachtoffer] . Hij kwam aan het bloed door de klap van [bijnaam verdachte] .
[slachtoffer] zei nog een paar keer: stel je niet zo aan. [slachtoffer] zat op de bank. [bijnaam verdachte] trapte of gaf klappen aan [slachtoffer] . [slachtoffer] viel op de grond voor de bank. Vervolgens zag ik dat [bijnaam verdachte] [slachtoffer] heel veel trappen gaf op zijn hoofd. (…)
Ik heb nog een foto gemaakt van [slachtoffer] toen hij op de grond lag. Ik heb deze foto naar een buurman gestuurd met de tekst erbij: ik heb [slachtoffer] een paar klappen gegeven. [slachtoffer] lag toen op zijn buik. Ik heb de foto naar [getuige 1] gestuurd. Hij woont naast [slachtoffer] . [slachtoffer] lag dus op de grond. Hij is of zelf of ik heb geholpen om hem weer overeind te komen. Hij is toen tegen de bank aan gaan zitten. [slachtoffer] had in zijn broek gescheten. Ik hoorde [bijnaam verdachte] zeggen: vies vuil zwijn. En ik zag dat [bijnaam verdachte] weer begon te schoppen. Dit was in zijn buik. [bijnaam verdachte] schopte heel hard. Hij schopte met zijn rechtervoet volgens mij. [slachtoffer] zei nog wat. Volgens mij zei hij zoiets van: het doet me niks. Hierop werd [bijnaam verdachte] weer boos en begon weer te schoppen en te slaan. Vooral tegen zijn hoofd. Heel veel.
Het hoofd begon steeds meer te bloeden op de achterkant maar ook de zijkanten. [slachtoffer] viel ook steeds weg. Ik dacht dat [slachtoffer] buiten bewustzijn was. Ik heb hem toen klappen tegen zijn hoofd aangegeven om hem wakker te maken. [slachtoffer] werd ook weer wakker. [slachtoffer] gaf verder geen kick, hij zei helemaal niets. Hij maakte twee keer een lelijke opmerking naar [bijnaam verdachte] . Ik weet niet meer wat hij zei. Het was een trigger voor [bijnaam verdachte] om door te gaan.
Op een gegeven moment dacht [bijnaam verdachte] om 112 te bellen. [bijnaam verdachte] heeft [getuige 2] gebeld. [getuige 2] woont in Peize. [bijnaam verdachte] kent hem al heel lang. [bijnaam verdachte] heeft gezegd: bel 112 maar want het gaat niet goed met [slachtoffer] .
(...)
V: Hoe ging dat met het slaan en schoppen precies?
[medeverdachte] Nadat [bijnaam verdachte] de eerste keer had geslagen gingen wij gewoon weer op de bank zitten en dronken de biertjes. [slachtoffer] die nam ook af en toe een slok. En wanneer [slachtoffer] weer iets verkeerd zei dan werd [bijnaam verdachte] boos.
V: En hoe vaak is er een moment geweest dat [bijnaam verdachte] boos werd op [slachtoffer] ?
[medeverdachte] Ik denk drie keer in totaal. Ik denk dat de trappen tegen het hoofd terwijl [slachtoffer] op de grond lag hem fataal geworden.
V: Hoe vaak is [slachtoffer] tegen het hoofd aangeschopt?
[medeverdachte] Ik denk ongeveer 25 à 30 keer.
(…)
V: Wil je zelf nog wat vertellen?
[medeverdachte] Ik heb in het begin, toen [slachtoffer] nog op de bank zat, een leeg kratje bier gepakt en op zijn buik gezet en [ben] zelf op het kratje bier gaan zitten. Ik heb dit gedaan omdat ik boos was.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 12 april 2020, opgenomen op pagina 331 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
V: Wat was de toestand van [slachtoffer] toen jullie de woning verlieten?
[medeverdachte] Hij sliep, hij snurkte. Hij had wel veel klappen en trappen gehad maar ik had niet het idee dat ik 112 moest bellen. [bijnaam verdachte] zei nog tegen mij, toen we bij mijn schuurtje stonden, dat hij nog wel even bij [slachtoffer] zou gaan kijken. Ik zei tegen [bijnaam verdachte] dat hij moest doen wat hij wilde maar dat ik eerst even ging slapen. Toen ik hoorde dat [slachtoffer] op de IC lag werd ik mij ervan bewust dat ik de verkeerde keuze heb gemaakt.
V: Waarom had jij het krat op [slachtoffer] gezet en ben je op hem gaan zitten?
[medeverdachte] Het zou ook wel eens het tafeltje geweest kunnen zijn, maar ik was best wel boos op hem. Hij krijgt zoveel van mij en ik was boos op hem omdat hij niet had gevraagd.
V: Wat voelde je dan?
[medeverdachte] Ik wilde hem niet doodslaan of iets dergelijks maar ik was wel boos op hem.
V: Wat wilde je ermee bereiken door het tafeltje op [slachtoffer] te zetten?
[medeverdachte] Niks, net als de foto was dit ook grootspraak naar [slachtoffer] , zo van: “dit moet je niet weer flikken” en toen heb ik hem nog 2 keer met mijn vlakke had in zijn gezicht geslagen en meer was het niet.
V: Welk tafeltje gebruikte je?
[medeverdachte] Het was een klein tafeltje. Ik had het tafeltje op de kop op [slachtoffer] zijn buik gezet en was met mijn scheenbenen boven op het tafeltje gaan zitten. Ik heb daar ook twee plekken op mijn beide scheenbenen aan over gehouden die ik u nu toon. Ik zat met mijn volle gewicht op het tafeltje en bewoog wat heen en weer. Het duurde denk ik ongeveer 5 seconden.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 10 juni 2020, opgenomen op pagina 343 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
[medeverdachte] Ik sloeg het schilderij op het hoofd van [slachtoffer] stuk. Het is een hartstikke dun schilderijtje dus [slachtoffer] heeft er ook niets aan overgehouden.
(…)
V: Wat heb je gedaan?
[medeverdachte] Op zijn hoofd kapot geslagen, geen schade of wat.
O: Verdachte maakt een slaande beweging van boven naar beneden en doet alsof hij het schilderijtje in zijn hand heeft.
(…)
[medeverdachte] Op een gegeven moment kregen [verdachte] en [slachtoffer] weer verbaal ruzie, [slachtoffer] was op een gegeven moment vrij stil en zei toen: “nou ophouden te zeuren” waarop [verdachte] [slachtoffer] wederom een klap gaf en hem weer begon te trappen. [slachtoffer] zei: “je krijgt me toch niet klein" en zei tegen [verdachte] dat hij moest stoppen en toen rook ik ontlasting. [slachtoffer] was toen ook nog bij kennis. Toen ik zei dat ik ontlasting rook, begon [verdachte] [slachtoffer] weer te schoppen, overal, tegen zijn buik, hoofd en rug.
V: Je zegt dat [verdachte] [slachtoffer] schopte tegen zijn buik, hoofd en rug, hoe ging dat?
[medeverdachte] Hij schopte hem overal, tegen zijn hoofd, rug, buik, echt overal.
V: Hoe vaak schopte [verdachte] ?
[medeverdachte] Ik heb vorige keer gezegd 30 keer, ik denk nu 20 tot 30 keer.
V: Hoe lang duurde dat?
[medeverdachte] Kort maar heftig.
(…)
V: Wanneer is [slachtoffer] gaan bloeden?
[medeverdachte] Toen [verdachte] hem sloeg vanaf de zijkant, dat begon al vrij snel.
V: Hoe ging dat?
[medeverdachte] [slachtoffer] zat aan de linker kant van de bank, [verdachte] sloeg hem ongeveer 3 à 4 keer.
V: Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat de hoofdwond van [slachtoffer] waarschijnlijk ontstaan is door de punt van het computertafeltje naast de bank.
O: Verbalisanten tonen bijlage 5.
[medeverdachte] Ja, dat klopt dan wel, daar zat [slachtoffer] .
(…)
V: [slachtoffer] heeft wel gebroken ribben, hoe zijn die ontstaan?
[medeverdachte] Door die vieze harde trappen van [verdachte] .
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 juni 2020, opgenomen op pagina 293 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: En dan nog een stuk uit [medeverdachte] zijn verklaring:
V: Wanneer is [slachtoffer] gaan bloeden?
[medeverdachte] Toen [verdachte] hem sloeg vanaf de zijkant, dat begon al vrij snel
V: Hoe ging dat?
[medeverdachte] [slachtoffer] zat aan de linker kant van de bank, [verdachte] sloeg hem ongeveer 3 à 4 keer.
V: Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat de hoofdwond van [slachtoffer] waarschijnlijk ontstaan is door de punt van het computertafeltje naast de bank.
O: Verbalisanten tonen bijlage 5.
[medeverdachte] Ja, dat klopt dan wel, daar zat [slachtoffer] .
V: Reageer hier eens op?
[medeverdachte] Wat moet ik daarop zeggen. We zijn er allebei bij geweest, dus we moeten er allebei voor boeten.
(…)
V: Hoe zie jij jouw aandeel dan?
[medeverdachte] We hebben allebei schuld. Allebei even veel schuld.
Feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 9 april 2020 kwam verdachte rond 03.00 uur aan in Nietap. Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte] naar [slachtoffer] gegaan die aan de [straatnaam] woonde. Op een gegeven moment hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen de woning van [slachtoffer] verlaten om sigaretten te gaan maken in de woning van medeverdachte [medeverdachte] aan de [straatnaam] . Op het moment dat zij terugkwamen in de woning van [slachtoffer] zien ze dat [slachtoffer] het laatste gedeelte van de joint van [medeverdachte] heeft opgerookt. [medeverdachte] werd hierdoor erg boos op [slachtoffer] . Om 04.22 uur heeft medeverdachte [medeverdachte] aan getuige [getuige 1] via WhatsApp de tekst gestuurd: “ [slachtoffer] klappen gegeven”. Vervolgens heeft [medeverdachte] om 04.23 uur aan [getuige 1] een foto gestuurd. Op deze foto is [slachtoffer] te zien die op zijn buik op de grond ligt. [getuige 1] heeft rond die tijd vanuit de woning van [slachtoffer] agressieve stemmen gehoord en geluiden alsof er met meubels werd gegooid. Aan [getuige 1] heeft medeverdachte [medeverdachte] om 05:18 uur geappt dat [slachtoffer] met de fiets onderuit is gegaan. Vanaf 06.53 uur heeft verdachte meerdere keren naar getuige [getuige 2] gebeld en vanaf 08:38 uur heeft verdachte meerdere keren telefonisch contact gehad met getuige Van der Velde, waarna met het telefoontoestel van verdachte om 09.26 uur twee foto’s zijn gemaakt. Op deze foto’s is [slachtoffer] te zien, liggend op zijn rug en met ontbloot bovenlichaam. Vervolgens is om 09.32 uur door verdachte 112 gebeld, waarna omstreeks 09.43 uur de politie is gearriveerd in de woning van [slachtoffer] . [slachtoffer] was op dat moment niet aanspreekbaar waarna hij door ambulancepersoneel naar het ziekenhuis is vervoerd. Het letsel dat bij [slachtoffer] is waargenomen bestaat onder meer uit talrijke onderhuidse bloeduitstortingen, (gehechte) huidverscheuringen, scheefstand van de neus, in- en uitwendig in de hals talrijke bloeduitstortingen, een breuk in het tongbeen en het strottenhoofd, verspreid op de romp onderhuidse bloeduitstortingen en oppervlakkige huidbeschadigingen en inwendig een breuk van het borstbeen en talrijke ribbreuken aan beide zijden, bloeduitstortingen in de maagwand en in de darmen, en op de binnen- en buitenzijde van de armen en op beide handruggen, talrijke onderhuidse bloeduitstortingen en oppervlakkige huidbeschadigingen. Als gevolg van zijn verwondingen is [slachtoffer] op 14 april 2020 overleden in het Universitair Medisch Centrum te Groningen. De comateuze toestand en het daaraan gerelateerde overlijden van [slachtoffer] kan volledig worden verklaard door stomp botsende geweldsinwerking op het hoofd. Verschillende vormen van overige geweldsinwerking kunnen hieraan een bijdrage hebben geleverd. In de woning van [slachtoffer] heeft voorts forensisch onderzoek plaatsgevonden. Tijdens het ingestelde sporenonderzoek werden op verschillende plekken in de woning van [slachtoffer] schoenzoolafdrukken aangetroffen die qua profiel overeenkomen met het profiel van de schoenen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Hierbij zijn ook verdunde schoenzoolafdrukken, die passen in het beeld van schoenzoolafdrukken, geplaatst met (verdund) bloed, en in het beeld van afdrukken veroorzaakt met natte schoenzolen of geplaatst op een vochtige ondergrond. Ook zijn sterk verdunde bloedsporen aangetroffen in de woonkamer, de keuken en de hal. Deze sterk verdunde bloedsporen passen in het beeld van schoonmaakwerkzaamheden. Dit beeld wordt versterkt door het aangetroffen bloed op de kraan, de afvoer van de gootsteen en de ronde afdruk, passend bij een emmer, op de trap.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte]
Op het punt van de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit komt de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] op het volgende neer.
[medeverdachte] heeft verklaard dat het verdachte is geweest die het meeste geweld heeft gebruikt. Verdachte heeft het volgens [medeverdachte] voor hem opgenomen nadat [medeverdachte] boos was geworden op [slachtoffer] vanwege het oproken van zijn joint. [medeverdachte] heeft verder verklaard dat verdachte aan [slachtoffer] meerdere klappen en trappen tegen het hoofd heeft gegeven, waarna hij bloed zag bij het hoofd van [slachtoffer] . Toen [slachtoffer] van de bank op de grond viel, heeft verdachte nog meer trappen tegen het hoofd van [slachtoffer] gegeven. Op het moment dat [slachtoffer] zijn ontlasting had laten lopen, is verdachte volgens [medeverdachte] opnieuw heel boos geworden en heeft hij [slachtoffer] nogmaals heel hard in zijn buik en tegen zijn hoofd geschopt. In totaal heeft verdachte volgens [medeverdachte] [slachtoffer] 20 tot 30 keer tegen het hoofd geschopt.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] kregen [slachtoffer] niet meer wakker en zij hebben nog geprobeerd om hem op de bank te leggen. Toen dit niet lukte hebben zij een deken gepakt en over [slachtoffer] heen gelegd. Zowel [medeverdachte] als verdachte hebben op dat moment geen adequate hulp ingeschakeld door 112 te bellen.
Over zijn eigen aandeel in het geweld heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij een tafeltje op de buik van [slachtoffer] heeft gezet en dat hij daar met zijn volle gewicht bovenop is gaan zitten en heen en weer is gaan bewegen. Ook heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer] twee slagen, met de vuist of met de vlakke hand, in het gezicht heeft gegeven en dat hij met een schilderij op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] één of twee trappen tegen de kont of tegen zijn zij heeft gegeven en hem één of twee keer met zijn vlakke hand in het gezicht heeft geslagen. Het letsel dat bij [slachtoffer] is geconstateerd moet volgens verdachte veroorzaakt zijn door medeverdachte [medeverdachte] die 15 à 20 vuistslagen in het gezicht van [slachtoffer] heeft gegeven en met een tafeltje bovenop [slachtoffer] is gaan zitten.
Betrouwbaarheid verklaringen medeverdachte [medeverdachte]
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] onvoldoende betrouwbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] op belangrijke onderdelen bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen en met name in de resultaten van het bloedsporenonderzoek, de letselrapportage en het afgeluisterde gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 11 juni 2020. Medeverdachte [medeverdachte] heeft voorts niet alleen belastend verklaard over verdachte, maar hij heeft ook belastend verklaard over zijn eigen aandeel in de geweldshandelingen. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat dit juist bijdraagt aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van deze verklaring. De rechtbank acht de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] daarom voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De omstandigheid - hoe triest ook - dat medeverdachte [medeverdachte] op 14 augustus 2020 in detentie is overleden, doet aan het vorenstaande niet af.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] op belangrijke onderdelen ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. Zo vindt de verklaring van [medeverdachte] dat [slachtoffer] bij de eerste klappen nog op de bank zat, ondersteuning in het bloedsporenonderzoek. Aan de hand van de bloedspatpatroonanalyse door de forensische opsporing wordt immers geconcludeerd dat het bloedsporenbeeld op de muren en de rugleuningen van de bank past bij het beeld van meerdere krachtsinwerkingen in vloeibaar bloed, passend bij slaan en schoppen in vloeibaar bloed. Het bloedsporenbeeld voor de bank en op de lage voorzijde van de bank is passend in het beeld van afdrukpatronen veroorzaakt door bebloed haar. Het bloedsporenbeeld is passend in het beeld dat het slachtoffer zich, met bebloed haar, heeft bewogen voor de bank en de afdrukpatronen op de lage voorzijde van de bank en op de vloer heeft achtergelaten. Dit komt overeen met de verklaring zoals medeverdachte [medeverdachte] die heeft afgelegd.
De verklaring van [medeverdachte] dat verdachte fors geweld heeft toegepast wordt voorts ondersteund door het feit dat de verbalisanten bij de aanhouding van verdachte constateren dat de knokkel van de middelvinger van de rechterhand iets rood verkleurd was en dat zij nabij de knokkels van de rechterhand een huidverkleuring (blauwe plek) waarnemen. Op de beide schoenen en op de kleding van verdachte worden bovendien bloedsporen aangetroffen, waarbij tot hoog bovenop de linkerschoen (binnenzijde) bloed zit. Ook de handen van medeverdachte [medeverdachte] zijn gecontroleerd, maar hierbij worden op de handen geen rode verkleuringen of blauwe plekken waargenomen.
Uit het gesprek dat verdachte en medeverdachte hebben gevoerd op 11 juni 2020 blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook nadrukkelijk dat het aandeel van verdachte in de geweldplegingen significant is geweest. Zo heeft verdachte tegenover medeverdachte [medeverdachte] verklaard:
“Nee maar je uhh of jij nou uhh weet ik veel door wie dit is gekomen dat weet ik toch niet, of jij of ik hem nu hebt doodgeslagen maakt niet uit. We krijgen allebei hetzelfde”en op de vraag van [medeverdachte] hoe het komt dat [slachtoffer] dood is, antwoordt verdachte:
“Ja dat weet ik (lacht), hoe moet ik dat nu weten, ik weet toch niet of dat door mij of door jou komt.”en even later:
“Ik kan het toch niet weten of het door mij kwam of door jou.”.
Wanneer [medeverdachte] specifiek aan verdachte vraagt om te verklaren over het aandeel van verdachte in het geweld, zegt verdachte:
“Nee, ik ga niet zeggen van hoe of wat of van dat trappen. Dan krijg ik misschien wel het driedubbele”en even later:
“Nee jongen, mijn advocaat zei al: “je moet nooit zeggen dat je hem tegen de kop getrapt hebt, dat kan je wel 3 à 4 jaar schelen”.Ook geeft [medeverdachte] in dit gesprek aan dat het aandeel van verdachte in het geweld veel groter zou zijn en dat verdachte weet wat hij heeft gedaan. Verdachte spreekt dit niet tegen, maar antwoordt opnieuw: “
Ja maar het is niet zeker dat het daardoor is gekomen”.
Dit gesprek ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat het aandeel van verdachte in het geweld aanzienlijk is geweest. Hoewel verdachte in dit gesprek niet expliciet toegeeft dat hij het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt, blijkt uit dit gesprek naar het oordeel van de rechtbank wel dat verdachte kennelijk van oordeel is dat het door hem toegepaste geweld geschikt is geweest om de dood van [slachtoffer] te veroorzaken. Uit dit gesprek leidt de rechtbank voorts af dat het aandeel van verdachte op zijn minst even groot is geweest als het aandeel van [medeverdachte] . De verklaring van verdachte dat hij slechts één of twee schoppen tegen de kont of zij van het slachtoffer heeft gegeven en één of twee klappen in het gezicht acht de rechtbank mede op basis van dit gesprek niet aannemelijk. Hierbij heeft de rechtbank voorts betrokken de verklaring van verdachte in zijn verhoor op 11 juni 2020 waarin hij heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] allebei evenveel schuld hebben. Het bij sectie geconstateerde letsel van het slachtoffer kan naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet uitsluitend worden verklaard door het geweld zoals dat volgens verdachte door hemzelf en/of medeverdachte [medeverdachte] zou zijn toegepast.
Ook na de geweldshandelingen is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank neemt daartoe in aanmerking dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hun (leugenachtige) verklaring, dat [slachtoffer] van de fiets zou zijn gevallen, op elkaar hebben afgestemd en dat er concrete aanwijzingen zijn dat er schoonmaakwerkzaamheden in de woning van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden. In de woning zijn schoenzoolafdrukken aangetroffen van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] en er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er andere personen aanwezig zijn geweest in de woning. Vanaf het moment dat de eerste geweldshandelingen hebben plaatsgevonden - gelet op de bewijsmiddelen: vanaf enig moment na 04.00 uur - hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich bovendien op geen enkel moment gedistantieerd van het geweld. Ze hebben samen geprobeerd het slachtoffer op de bank te leggen en ze hebben samen een deken en een kussen voor het slachtoffer gepakt. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn vervolgens gezamenlijk naar de woning van [medeverdachte] gegaan, waarna pas om 09.32 uur door verdachte 112 is gebeld. Dit terwijl verdachte in het telefoongesprek met getuige [getuige 2] rond 07.00 uur al heeft aangegeven dat het niet goed ging met [slachtoffer] en toen heeft verklaard: " [slachtoffer] leeft geen 2 dagen meer zoals hij er nu bij ligt" en [getuige 2] verdachte toen al had geadviseerd een ambulance te bellen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Vrijspraak van medeplegen moord
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een veroordeling voor het impliciet primair ten laste gelegde medeplegen van moord. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachte voorafgaand aan het gewelddadig handelen of tussen de elkaar opvolgende geweldshandelingen voldoende tijd voor kalm beraad en gelegenheid voor bezinning hebben gehad, zodat niet kan worden bewezen verklaard dat verdachten en zijn medeverdachte met voorbedachte raad hebben gehandeld.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het impliciet subsidiair ten laste gelegde medeplegen van doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Opzet op de dood
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de intentie hadden om aangever om het leven te brengen. Zogenoemd ‘vol opzet’ is dus niet bewijsbaar. Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood van [slachtoffer] - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat er zeer hevig geweld is toegepast op het lichaam van [slachtoffer] , waarbij zwaar letsel is veroorzaakt over het gehele lichaam, maar met name aan het hoofd. Het toegepaste geweld bestond onder meer uit het met kracht schoppen en slaan tegen het hoofd en het lichaam van [slachtoffer] . Uit het sectierapport blijkt dat de comateuze toestand en het daaraan gerelateerde overlijden van [slachtoffer] , volledig kan worden verklaard door stomp botsende geweldsinwerking op het hoofd en dat verschillende vormen van overige geweldsinwerking hieraan een bijdrage kunnen hebben geleverd.
Naar algemene ervaringsregels brengt het met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd, op de wijze zoals verdachte dat heeft gedaan, een aanmerkelijke kans met zich mee dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. Het hoofd is immers een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam. De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte en medeverdachte op het hoofd en lichaam van [slachtoffer] - die zich in een weerloze positie bevond - uitgeoefende, hevige, geweld naar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op de dood te zijn gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande het ten laste gelegde medeplegen van doodslag wettig en overtuigend bewezen.