Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair en 2. De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 1 primair gesteld dat de pleegperiode dient te worden gewijzigd in 26 oktober 2018 tot 16 november 2018, omdat feit 2 moet worden gezien als een gevolgdelict.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten onder 1 en 2 ten laste gelegd. Mocht de rechtbank ten aanzien van feit 1 wel tot een bewezenverklaring komen, dan is de rol van verdachte volgens hem niet groter geweest dan die van de beide medeverdachten en is er sprake van medeplichtigheid. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet in zijn eigen woning was en het pakketje niet heeft aangenomen. Hij heeft het pakketje niet in handen gehad en heeft er om die reden geen beschikking over gehad. Hij heeft de inhoud zelfs niet kunnen verifiëren, omdat de politie meteen binnenviel nadat medeverdachte [medeverdachte 1] het pakketje had aangenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 2 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 16 november 2018 was ik omstreeks 8.30 uur, samen met [medeverdachte 2] , in de woning van [medeverdachte 1] in Norg aan de [adres] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal 13 november 2018, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018299256 van 15 mei 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Tijdens een op 9 november 2018 ingestelde reguliere Douane controle werd door medewerkers van de Douane een postzending aangetroffen waarin onder andere een hoeveelheid vermoedelijke cocaïne werd bevonden. Voormelde zending is ten behoeve van nader onderzoek overgedragen aan het CargoHarc-team te Schiphol. De zending bestond uit een enveloppe voorzien van pakketnummer EE000426500AW.
Als verzender stond op de zending vermeld: [naam] , [adres] ,
Aruba. Als ontvanger stond op de zending vermeld: [naam] , [adres] , Nederland.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 90 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Datum: 9 november 2018
Omstandigheden: Pakket met cocaïne is in beslag genomen door de douane van Schiphol.
Goednummer: PL0100-2018299256-1072837
Object: Verdovende mid (cocaïne)
Totale hoeveelheid: 0,337 kg.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal NFiDENT 14 november 2018, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 november 2018 werd door mij een onderzoek verricht aan een partij vermoedelijk verdovende middelen. Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende verricht, bevonden en waargenomen.
Goednummer: PL0100-2018299256-1072837
Omschrijving : Plastic sealbag met wit poeder
Netto gewicht (opgegeven): 337,76 gram
SIN Monster : AAMD7040NL
5. Een op pagina 89 van voornoemd dossier opgenomen deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2018.11.14.173, van 15 november 2018 opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Kenmerk: AAMD7040NL
Omschrijving FO: 337,76 gram poeder, wit
Conclusie: bevat cocaïne
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen pseudokoop van 16 november 2018, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 16 november 2018 kreeg ik de opdracht om te gaan naar de [adres] te Norg. Daar zou [medeverdachte 1] woonachtig zijn. Naar zijn adres was een postpakket onderweg waar drugs in bleek te zitten. Het postpakket was afkomstig uit Aruba en bestemd voor een persoon genaamd [naam] , [adres] te Norg. Op voorhand had ik een foto gezien van [medeverdachte 1] wie staat ingeschreven op bovenstaand adres. Ik ben omstreeks 09:00 uur naar het adres [adres] te Norg gegaan om een postpakket van DHL te bezorgen. Hierbij droeg ik een opvallende DHL jas en pet en ik reed in een voertuig met reclame van DHL aan de voorzijde en zijkanten van het voertuig. Op het moment dat ik aan kwam rijden en de auto parkeerde zag ik dat de voordeur van de [adres] te Norg werd geopend. Ik zag dat er een man naar buiten kwam en ik herkende de man van de foto die ik had gezien. Ik zag dat het [medeverdachte 1] betrof. Ik liep naar de man toe en vroeg of hij [naam] heette omdat ik een postpakket voor hem had. Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen dat hij [naam] heette. Hierop heb ik gevraagd of hij wilde tekenen voor ontvangst van het pakket. Ik hoorde hem zeggen dat dit goed was en ondertekende het formulier. Ik overhandigde het postpakket en zag dat [medeverdachte 1] het pakket aanpakte en direct weer de woning in liep.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 mei 2019, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 16 november 2018 werd de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen. Uit het onderzoek bleek dat in de telefoon het simkaartje zat met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Op 16 november 2018 werd tevens de telefoon van verdachte [verdachte] in beslag genomen. Uit het onderzoek bleek dat in de telefoon het simkaartje zat met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Op 15-11-2018 om 13:22:12 uur is er een WhatsApp gesprek tussen verdachte [medeverdachte 1] met telefoonnummer [telefoonnummer] en verdachte [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer] .
In dit gesprek stuurt verdachte [medeverdachte 1] een foto waarin een nummer staat.
Zie onderstaande afbeelding.
(opmerking rechtbank: te zien is een afbeelding met de tekst "Amigo chek to mi e Numbers EE000426500AW please")
Bovenstaand nummer betreft het track en Trace nummer van het postpakket welke bezorgd zou worden op het adres [adres] te Norg.
Verdachte [medeverdachte 1] stuurt op 15-11-2018 om 14:30:42 een berichtje naar verdachte [verdachte] waarop een foto staat van een hand geschreven van briefje dat het morgen bezorgd wordt.
Op 15-11-2018 om 14:30:49 uur schrijft verdachte [medeverdachte 1] :
Morgen heb ik hem.
Zie je dat
Op 15-11-2018 om 15:59:54 uur schrijft verdachte [medeverdachte 1] :
Morgen kan je bij me zijn half negen in de morgen
Is zeker
Was gisteravond
Maar was er niet
Nu morgenvroeg
Kom maar half negen egt
Ja kan dat
Op 15-11-2018 om 16:01:44 uur schrijft verdachte [verdachte] :
Komt goed
Ik kom bij jou
Niet praten
Op 15-11-2018 om 16:01:50 uur schrijft verdachte [medeverdachte 1] :
Is goed
Zie je morgen
Op 15-11-2018 om 21:18:33 uur schrijft verdachte [verdachte] :
He
Moek alleen komen of?
Op 15-11-2018 om 21:19:02 uur schrijft verdachte [medeverdachte 1] :
Neem [naam] maar mee mag wel
Geen probleem
Als je half negen kan komen bij me is het wel goed
Uit bovenstaand gesprek is op te maken dat verdachte [medeverdachte 1] een pakketje verwachtte op het adres [adres] te Norg. Verdachte [medeverdachte 1] heeft over dit pakketje contact met verdachte [verdachte] . Men spreekt af om de volgende morgen samen te zijn op het adres [adres] te Norg alwaar het pakketje bezorgd zou gaan worden. Men spreekt ook tevens af dat [naam] ook moet komen. Met [naam] wordt waarschijnlijk bedoeld [medeverdachte 2] . In de woning was tijdens de aanhouding van verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] ook [medeverdachte 2] aanwezig. [medeverdachte 2] werd ook aangehouden.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
16 november 2018, opgenomen op pagina 184 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Vanmorgen ben je naar Norg gegaan. Met wie?
A: [verdachte] appte me om half acht of ik mee kon. We gingen naar [medeverdachte 1] .
V: Hoe laat waren jullie daar?
A: Ik denk dat het een uur of negen was.
V: En toen [verdachte] en jij bij [medeverdachte 1] waren, wat was er toen gebeurd?
A: Het was ineens boem-boem en toen was de politie er.
V: Wist je ook waar het om ging?
A: […] Vanwege het geld overmaken naar Aruba dacht ik aan coke. Dat het om coke ging.
V: Wat heeft [verdachte] te maken met drugs?
A: Hij snuift veel. Hij gebruikt dagelijks, ook als ik bij hem ben.
V: Wist jij van de drugs?
A: Gedeeltelijk. Ik weet dat hij met drugshandeltjes bezig is.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
16 november 2018, opgenomen op pagina 188 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Wie heeft de contacten gelegd met Aruba?
A: [verdachte] . Dat is [verdachte] .
V: Waarom heb je geld overgemaakt? Was dit op verzoek van [verdachte] ?
A: Ja. Ik heb de eerste storting 2 à 3 weken geleden gedaan en de tweede keer was een week geleden, de eerste keer ging als volgt: Ik kwam bij hem thuis. Hij vroeg mij of ik iets voor hem wilde overmaken. Ik zou hier 50 euro voor krijgen. Ik kreeg de beide keren 1000 Euro van [verdachte] . Ik kreeg een papiertje met een nummer mee. Als je het geld stort krijg je een nummer van de storting en dan kan een ander met dat nummer het geld ergens in de wereld zijn. Ik kreeg in de winkel een WhatsApp van [verdachte] met de gegevens waar het geld op gestort moest worden. Ik moest het sturen naar Aruba, Oranjestad en de naam van de persoon.
V: Wie heeft geregeld dat het pakketje bij [medeverdachte 1] werd afgeleverd?
A: Ik denk hij.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
16 november 2018, opgenomen op pagina 147 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Het pakketje werd bezorgd door DHL. Ik was gewoon thuis, aan de [adres] te Norg. De bezorger zei een naam en mijn adres, ik zei ja. Toen heb ik het aangepakt. Ik heb het binnen neergelegd. Mijn neef [verdachte] en [medeverdachte 2] waren bij mij in huis. Mijn neef had gezegd 'er komt een pakketje bij jou'. Ik moest even tekenen en klaar. Dat heb ik gedaan. Mijn neef heeft mij telefonisch verteld dat er een pakketje kwam.
V: Op welk telefoonnummer belde hij jou?
A: [telefoonnummer] .
V: Hoe staat hij in jouw telefoon?
A: [verdachte] .
V: Je hebt het binnen neergelegd op de salontafel... en toen?
A: Ik leg het pakketje neer, ik zeg 'hier alsjeblieft'. Dat zei ik tegen [naam] .
V: Wanneer hoorde jij voor het eerst van [naam] dat er een pakketje zou komen?
A: Ik hoorde dat deze week. Gisteren zag ik een pakketje in de brievenbus. Ik zei dat ze vandaag tussen 9 en 10 uur zouden komen.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1 primair en 2 bewezen. Op basis van de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] acht de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest die ongeveer 337 gram cocaïne heeft geïmporteerd vanuit Aruba. [medeverdachte 2] heeft in opdracht van verdachte twee keer geld overgemaakt en [medeverdachte 1] heeft op verzoek van verdachte het pakketje uit Aruba in ontvangst genomen. Omtrent de aflevering van het pakketje op het adres van [medeverdachte 1] is een dag eerder telefonisch contact geweest tussen verdachte en [medeverdachte 1] . In de WhatsApp-gesprekken van 15 november 2018 wordt afgesproken dat verdachte om half negen de volgende dag bij [medeverdachte 1] zal zijn, samen met [medeverdachte 2] . Verdachte heeft verklaard dat hij op 16 november 2018 rond half negen in de woning van [medeverdachte 1] was. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn beiden in de woning van [medeverdachte 1] aanwezig, als het pakketje op 16 november 2018 om negen uur wordt bezorgd. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de verklaring ter terechtzitting van verdachte dat hij de WhatsApp-gesprekken van 15 november 2018 niet heeft gevoerd en dat op 16 november 2018 slechts op visite was bij [medeverdachte 1] , niet geloofwaardig.
Uit het dossier blijkt dat het pakketje dat op 16 november 2018 in Norg is bezorgd, grotendeels uit koffiecreamer bestond en dus geen 337 gram cocaïne bevatte.De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat verdachte en zijn medeverdachten op 16 november 2018 een hoeveelheid cocaïne aanwezig hebben gehad.
Het aandeel van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft erin bestaan dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest voor verdachte door geldbedragen voor hem over te maken naar een persoon op Aruba ten behoeve van de aankoop van bovengenoemde cocaïne. Het aandeel van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft erin bestaan dat hij met verdachte afspraken heeft gemaakt omtrent de aflevering van het pakketje op het adres van medeverdachte [medeverdachte 1] en dat medeverdachte [medeverdachte 1] het pakketje in ontvangst heeft genomen. De rechtbank acht het aandeel van de medeverdachten onvoldoende om een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten vast te stellen, zodat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van het onderdeel van feit 1, dat hij het ten laste gelegde met een of meer anderen heeft gepleegd.