ECLI:NL:RBNNE:2021:814

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
18/170437-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en diefstal met terbeschikkingstelling

Op 16 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1984, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden en heeft daarnaast ter beschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege opgelegd. De feiten vonden plaats in een GGZ-instelling in Beilen, waar de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare stoffen, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Tevens heeft de verdachte in een andere zaak een mobiele telefoon en een alarmsysteem gestolen in Eindhoven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn psychische toestand en de ernst van de feiten, een TBS-maatregel van ongelimiteerde duur rechtvaardigt. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met verschillende psychiatrische en psychologische rapportages die de ernst van de psychische problematiek van de verdachte onderbouwen. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de diefstal, is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/170437-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 01/128074-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 16 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [benadeelde partij 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 maart 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.B.M. Nohl, advocaat te 's-Gravenhage.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/170437-20 dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, opzettelijk brand heeft gesticht in zijn kamer in [benadeelde partij 1] door open vuur in aanraking te brengen met papier en deodorant, althans met (een) brandbare stof(fen) ten gevolge waarvan een prullenbak, een deken, een matras en/of de gordijnen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de (naastgelegen) kamer(s) en/of de gehele [benadeelde partij 1], in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
en in de zaak met parketnummer 01/128074-19 dat:
hij, op of omstreeks 25 mei 2019, te Eindhoven, een mobiele telefoon (merk/type: Samsung Galaxy S9) en/of een alarmsysteem (Alpha Electronic Alarm), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/170437-20 en het in de zaak met parketnummer 01/128074-19 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de zaak met parketnummer 18/170437-20 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat geen gemeen gevaar aanwezig was voor de naastgelegen kamers of de gehele kliniek.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/170437-20 en het in de zaak met parketnummer 01/128074-19 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
t.a.v. parketnummer 18/170437-20
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 30 juni 2020, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020173710 van 8 juli 2020, inhoudend de verklaring van [naam 1] (namens [benadeelde partij 1]);
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van brandonderzoek van 5 juli 2020, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
t.a.v. parketnummer 01/128074-19
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 25 mei 2019, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Oost-Brabant met nummer PL2100-2019106880 van 7 juni 2019, inhoudend de verklaring van [naam 2] (namens [benadeelde partij 2]);
3. een schriftelijk bescheid, te weten een door [naam 2] ingevuld aangifteformulier winkeldiefstal, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/170437-20 en het in de zaak met parketnummer 01/128074-19 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat
in de zaak met parketnummer 18/170437-20:
hij op 29 juni 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, opzettelijk brand heeft gesticht in zijn kamer in [benadeelde partij 1] door open vuur in aanraking te brengen met papier en deodorant, ten gevolge waarvan een prullenbak, een deken, een matras en gordijnen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
en in de zaak met parketnummer 01/128074-19:
hij op 25 mei 2019 te Eindhoven, een mobiele telefoon (merk/type: Samsung Galaxy S9) en een alarmsysteem (Alpha Electronic Alarm), toebehorende aan [benadeelde partij 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/170437-20
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
parketnummer 01/128074-19
diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/170437-20 en het in de zaak met parketnummer 01/128074-19 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van voorarrest en ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/170437-20 tot een niet gemaximeerde terbeschikkingstelling (hierna ook: TBS) met verpleging van overheidswege.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte de feiten verminderd toe te rekenen. Primair heeft zij gepleit voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit voor een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde opname in een behandelkliniek. De raadsvrouw heeft gesteld dat in casu niet is voldaan aan het ultimum remedium vereiste voor het opleggen van TBS (met verpleging van overheidswege), omdat andere minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn. Indien de rechtbank wel tot TBS mocht besluiten, heeft de raadsvrouw verzocht de variant van TBS met voorwaarden op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de psychiatrische rapportage van 21 januari 2021, de psychologische rapportage van
25 januari 2021 en de rapportage van GGZ Reclassering Fivoor van 12 februari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en brandstichting. Zonder afbreuk aan het eerste feit te willen doen, rekent de rechtbank de verdachte met name het laatste feit ernstig aan. Omdat verdachte overgeplaatst wilde worden naar een andere kliniek, heeft hij brand gesticht in de kamer waarin hij op dat moment binnen de GGZ-kliniek in Beilen verbleef. Door ingrijpen van de brandweer en enkele medewerkers van de kliniek zijn de uiteindelijke gevolgen van de brandstichting beperkt gebleven tot materiële schade. Gelet op de ernst van dit feit zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur hiervan zal de rechtbank rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals blijkt uit de hieronder nader omschreven psychologische en psychiatrische rapportages die omtrent verdachte zijn opgemaakt. Verdachte heeft tot deze uitspraak bijna negen maanden, 262 dagen, in voorarrest doorgebracht. Omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling die verbonden is aan de hierna te noemen maatregel zo spoedig mogelijk aanvangt, acht de rechtbank een gevangenisstraf overeenkomstig de duur van het voorarrest passend.

Motivering van de maatregel

De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen. Verdachte heeft een feit gepleegd, brandstichting, waarop meer dan vier jaar gevangenisstraf staat en bij hem was ten tijde van het plegen van dat feit sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, vastgesteld door een psychiater en een psycholoog. Dan kan een tbs-maatregel worden opgelegd wanneer de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist en andere, minder ingrijpende, maatregelen niet effectief zijn (geweest).
De rechtbank heeft haar oordeel mede gegrond op de adviezen van de gedragsdeskundigen
drs. K.N. Broek en drs. J.M. Stoops, beiden forensisch psychiater, en C. Sipma en
C. Westerhuis, beiden GZ-psycholoog.
Het psychiatrisch rapport van 21 januari 2020 houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Verdachte lijdt aan een psychische stoornis, autismespectrumstoornis, met een psychotische kwetsbaarheid. Daarnaast bestaat er een ernstige afhankelijkheid van cocaïne, die door institutionalisering in kortdurende remissie is. Verdachte is er duidelijk over dat hij brand heeft gesticht in zijn kamer in de kliniek met het doel “weg” te komen van een plek waar hij zich niet veilig voelde. Onderliggend aan dit gevoel van onveiligheid was sprake van duidelijke mispercepties en paranoïde belevingen ten aanzien van verpleegkundigen en begeleiders, alsmede medebewoners, voortkomend uit zijn beperkte inlevingsvermo-gen, passend bij autisme, en chronische psychotische kwetsbaarheid. Het recidiverisico wordt door onderzoekers ingeschat als matig tot hoog. Het lijkt niet haalbaar, noch in het belang van verdachte, om de behandeling onder voorwaarden te laten verlopen. Het is gebleken dat verdachte tot zover in iedere setting waar hij is geweest, stress ondervindt ten gevolge van het sociaal verkeer en zijn oude coping van middelengebruik en vluchtgedrag inzet. Zolang er voorwaarden zijn binnen de behandeling, zal dit gedrag leiden tot discontinuïteit van zorg, welke veranderingen en stress met zich mee zal brengen, wat zeer zeker een verslechtering van de conditie van betrokkene zal veroorzaken, behandel-mogelijkheden zal ondermijnen en verhoging van het recidiverisico tot gevolg zal hebben. Ondergetekenden adviseren dan ook om aan verdachte een behandeling in het kader van een TBS met verpleging van overheidswege op te leggen.
Het psychologisch rapport van 25 januari 2021 houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij verdachte is sprake van ernstige psychische problematiek, die al gedurende zijn hele leven leidt tot ernstige gedragsproblemen en beperkingen op allerlei gebieden. Er is sprake van McDD (Multiplex complex Developmental Disorder), een stoornis die kenmerken heeft van zowel een autisme spectrum stoornis als van een psychotische stoornis. McDD wordt gekenmerkt door een verstoorde regulatie van emoties, gestoord sociaal gedrag en een gestoorde realiteitstoetsing. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van een stimulantium (cocaïne) welke in remissie is vanwege de gereguleerde omgeving waarin betrokkene al langere tijd verblijft, en zwakbegaafdheid. Indien het ten laste gelegde (brandstichting) bewezen geacht wordt, dan is er onzes inziens sprake van een duidelijk verband tussen het ten laste gelegde en McDD. Gezien de grote hoeveelheid aan risicofactoren op veel verschillende gebieden, zowel in het verleden als in de tegenwoordige tijd, waarbij de stoornissen een grote rol spelen met daarnaast zeer weinig protectieve factoren wordt het risico op recidive zowel op korte als lange termijn als hoog ingeschat. Ondergetekenden adviseren om betrokkene de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen. De kans op herhaling wordt als hoog ingeschat en daarbij bestaat een groot gevaar voor zichzelf en/of anderen. De mogelijkheid van een TBS met voorwaarden is overwogen, maar gezien de informatie uit de voorgeschiedenis wordt het niet aannemelijk geacht dat betrokkene in staat is zich gedurende langere tijd te conformeren aan de gestelde voorwaarden.
In het rapport van 12 februari 2021 onderschrijft de reclassering het advies van de gedragsdeskundigen. De reclassering stelt dat TBS met dwangverpleging de enige mogelijkheid lijkt om verdachte in een behandelsetting te krijgen die bij hem past en waarbij er een mogelijkheid is tot stapsgewijze resocialisatie waarbij de veiligheid van anderen en de maatschappij geborgd blijft. Er is al vele jaren sprake van ontwrichtend en destructief gedrag van verdachte die verband houdt met zijn psychiatrische diagnostiek. Tevens ontbreekt het verdachte aan het inzicht in de relatie tussen zijn ziektebeeld en zijn gedrag.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist en overweegt daarbij het volgende
Uit bovengenoemde rapporten blijkt dat verdachte een uitgebreide hulpverlenings-geschiedenis heeft, waarbij verschillende soorten behandelingen zijn geprobeerd, zowel klinisch als ambulant en zowel binnen een vrijwillig kader als binnen een strafrechtelijk en civielrechtelijk kader. Tot dusverre hebben deze behandelpogingen onvoldoende resultaat gehad. Een minder ingrijpende maatregel dan TBS met dwangverpleging, zoals primair door de raadsvrouw is verzocht, biedt daarom naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen. Op grond van de adviezen van de deskundigen, ziet de rechtbank geen aanleiding om een TBS met voorwaarden op te leggen.
Gelet op het bepaalde in artikel 38e, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht kan de tbs-maatregel langer duren dan vier jaar, indien een tbs-maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op de kwalificatie van de brandstichting is hier van een dergelijk feit geen sprake. De rechtbank is echter van oordeel dat de feiten en omstandig-heden in dit geval een TBS van ongelimiteerde duur rechtvaardigen. Verdachte heeft bewust brand gesticht door een prullenbak dichtbij gordijnen te plaatsen en vervolgens door middel van het spuiten met deodorant een steekvlam te veroorzaken. De brandstichting vond plaats in de kamer van een GGZ-instelling, waar normaliter personeel en medebewoners aanwezig waren. Alleen al het inademen van de rook die door de brand was ontstaan, had ernstige en langdurige of blijvende schade aan luchtwegen en longen kunnen veroorzaken. Tevens stelt de rechtbank vast dat het in dit geval niet dankzij verdachte bij materiële schade gebleven, maar uitsluitend en alleen door ingrijpen van de brandweer en medewerkers van de instelling en omdat er toevallig niemand in de directe nabijheid van de brand was.
De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

Benadeelde partij

In de zaak met parketnummer 01/128074-19 heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 20,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft ter terechtzitting van 2 maart 2021 verklaard dat hij bereid is de vordering te voldoen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 01/128074-19 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2019.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 157 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/170437-20 en het in de zaak met parketnummer 01/128074-19 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
ten aanzien van parketnummer 18/170437-20
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
ten aanzien van parketnummer 18/128074-19
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
20,-(zegge: twintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2021.
Mr. Van der Veen en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.