Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Van een bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 1] met betrekking tot de invoer van de cocaïne was geen sprake, zodat medeplegen niet kan worden bewezen. Ook van medeplichtigheid is volgens de raadsman geen sprake. Verdachte wist niet wat er in het door hem in ontvangst genomen pakketje zat. Dat [medeverdachte 1] familie is van hem en dat verdachte op de hoogte was van de handelwijze van [medeverdachte 1] , maakt niet dat verdachte wist dat het geen zuivere koffie was. Pas achteraf heeft verdachte begrepen dat hij te goedgelovig in het verhaal van [medeverdachte 1] is meegegaan.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman gesteld dat verdachte op 16 november 2018 slechts 1 gram cocaïne voorhanden heeft gehad en geen 337 gram. Het pakketje was op dat moment voornamelijk gevuld met koffiecreamer.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past met betrekking tot de feiten 1 en 2 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 2 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 15 november 2018 heb ik WhatsApp-gesprekken gevoerd met medeverdachte [medeverdachte 1] over het pakketje. Wij hebben afgesproken dat [medeverdachte 1] de volgende dag om half 9 bij mij zou komen. Michel [medeverdachte 2] kwam met [medeverdachte 1] mee. Op 16 november 2018 heb ik het pakketje in opdracht van [medeverdachte 1] in ontvangst genomen. Ik heb het binnen vóór [medeverdachte 1] op tafel neergelegd. Ik heb bij de politie verklaard dat ik wist dat [medeverdachte 1] zich bezig hield met drugshandel. Gelet op alle omstandigheden, had ik kunnen vermoeden dat het geen zuivere koffie was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal 13 november 2018, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018299256 van 15 mei 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Tijdens een op9 november 2018 ingestelde reguliere Douane controle werd door medewerkers van de Douane een postzending aangetroffen waarin onder andere een hoeveelheid vermoedelijke cocaïne werd bevonden. Voormelde zending is ten behoeve van nader onderzoek overgedragen aan het CargoHarc-team te Schiphol. De zending bestond uit een enveloppe voorzien van pakketnummer [nummer] .
Als verzender stond op de zending vermeld: [naam 1] , [straatnaam] , [woonplaats] ,
Aruba. Als ontvanger stond op de zending vermeld: [naam 2] , [straatnaam] , [woonplaats] , Nederland.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 90 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Datum: 9 november 2018
Omstandigheden: Pakket met cocaïne is in beslag genomen door de douane van Schiphol.
Goednummer: PL0100-2018299256-1072837
Object: Verdovende mid (cocaïne)
Totale hoeveelheid: 0,337 kg.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal NFiDENT 14 november 2018, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 november 2018 werd door mij een onderzoek verricht aan een partij vermoedelijk verdovende middelen. Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende verricht, bevonden en waargenomen.
Goednummer: PL0100-2018299256-1072837
Omschrijving : Plastic sealbag met wit poeder
Netto gewicht (opgegeven): 337,76 gram
SIN Monster : AAMD7040NL.
5. Een op pagina 89 van voornoemd dossier opgenomen deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2018.11.14.173, van 15 november 2018 opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Kenmerk: AAMD7040NL
Omschrijving FO: 337,76 gram poeder, wit
Conclusie: bevat cocaïne.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen pseudokoop van 16 november 2018, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 16 november 2018 kreeg ik de opdracht om te gaan naar de [straatnaam] te Norg. Daar zou [verdachte] woonachtig zijn. Naar zijn adres was een postpakket onderweg waar drugs in bleek te zitten. Het postpakket was afkomstig uit Aruba en bestemd voor een persoon genaamd [naam 2] , [straatnaam] te Norg. Op voorhand had ik een foto gezien van [verdachte] wie staat ingeschreven op bovenstaand adres. Ik ben omstreeks 09:00 uur naar het adres [straatnaam] te Norg gegaan om een postpakket van DHL te bezorgen. Hierbij droeg ik een opvallende DHL jas en pet en ik reed in een voertuig met reclame van DHL aan de voorzijde en zijkanten van het voertuig. Op het moment dat ik aan kwam rijden en de auto parkeerde zag ik dat de voordeur van de [straatnaam] te Norg werd geopend. Ik zag dat er een man naar buiten kwam en ik herkende de man van de foto die ik had gezien. Ik zag dat het [verdachte] betrof. Ik liep naar de man toe en vroeg of hij [naam 2] heette omdat ik een postpakket voor hem had. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij [naam 2] heette. Hierop heb ik gevraagd of hij wilde tekenen voor ontvangst van het pakket. Ik hoorde hem zeggen dat dit goed was en ondertekende het formulier. Ik overhandigde het postpakket en zag dat Erico [verdachte] het pakket aanpakte en direct weer de woning in liep.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 mei 2019, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 16 november 2018 werd de telefoon van verdachte [verdachte] in beslag genomen. Uit het onderzoek bleek dat in de telefoon het simkaartje zat met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Op 16 november 2018 werd tevens de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen. Uit het onderzoek bleek dat in de telefoon het simkaartje zat met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Op 15-11-2018 om 13:22:12 uur is er een WhatsApp gesprek tussen verdachte [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer] en verdachte [medeverdachte 1] met telefoonnummer [telefoonnummer] .
In dit gesprek stuurt verdachte [verdachte] een foto waarin een nummer staat.
Zie onderstaande afbeelding.
(opmerking rechtbank: te zien is een afbeelding met de tekst "Amigo chek to mi e Numbers [nummer] please")
Bovenstaand nummer betreft het track en Trace nummer van het postpakket welke bezorgd zou worden op het adres [straatnaam] te Norg.
Verdachte [verdachte] stuurt op 15-11-2018 om 14:30:42 een berichtje naar verdachte [medeverdachte 1] waarop een foto staat van een hand geschreven van briefje dat het morgen bezorgd wordt.
Op 15-11-2018 om 14:30:49 uur schrijft verdachte [verdachte] :
Morgen heb ik hem.
Zie je dat
Op 15-11-2018 om 15:59:54 uur schrijft verdachte [verdachte] :
Morgen kan je bij me zijn half negen in de morgen
Is zeker
Was gisteravond
Maar was er niet
Nu morgenvroeg
Kom maar half negen egt
Ja kan dat
Op 15-11-2018 om 16:01:44 uur schrijft verdachte [medeverdachte 1] :
Komt goed
Ik kom bij jou
Niet praten
Op 15-11-2018 om 16:01:50 uur schrijft verdachte [verdachte] :
Is goed
Zie je morgen
Op 15-11-2018 om 21:18:33 uur schrijft verdachte [medeverdachte 1] :
He
Moek alleen komen of?
Op 15-11-2018 om 21:19:02 uur schrijft verdachte [verdachte] :
Neem [medeverdachte 2] maar mee mag wel
Geen probleem
Als je half negen kan komen bij me is het wel goed.
Uit bovenstaand gesprek is op te maken dat verdachte [verdachte] een pakketje verwachtte op het adres [straatnaam] te Norg. Verdachte [verdachte] heeft over dit pakketje contact met verdachte [medeverdachte 1] . Men spreekt af om de volgende morgen samen te zijn op het adres [straatnaam] te Norg alwaar het pakketje bezorgd zou gaan worden. Men spreekt ook tevens af dat [medeverdachte 2] ook moet komen. Met [medeverdachte 2] wordt waarschijnlijk bedoeld Michel [medeverdachte 2] . In de woning was tijdens de aanhouding van verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 1] ook [medeverdachte 2] aanwezig. [medeverdachte 2] werd ook aangehouden.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
16 november 2018, opgenomen op pagina 188 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Wie heeft de contacten gelegd met Aruba?
A: [medeverdachte 1] . Dat is [medeverdachte 1] .
V: Waarom heb je geld overgemaakt? Was dit op verzoek van [medeverdachte 1] ?
A: Ja. Ik heb de eerste storting 2 à 3 weken geleden gedaan en de tweede keer was een week geleden, de eerste keer ging als volgt: Ik kwam bij hem thuis. Hij vroeg mij of ik iets voor hem wilde overmaken. Ik zou hier 50 euro voor krijgen. Ik kreeg de beide keren 1000 Euro van [medeverdachte 1] . Ik kreeg een papiertje met een nummer mee. Als je het geld stort krijg je een nummer van de storting en dan kan een ander met dat nummer het geld ergens in de wereld zijn. Ik kreeg in de winkel een WhatsApp van [medeverdachte 1] met de gegevens waar het geld op gestort moest worden. Ik moest het sturen naar Aruba, [woonplaats] en de naam van de persoon.
V: Wie heeft geregeld dat het pakketje bij [verdachte] werd afgeleverd?
A: Ik denk hij.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1 subsidiair en 2 bewezen. Dit houdt in dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat tussen verdachte en de medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tot het opzettelijk invoeren van cocaïne.
De rechtbank acht bewezen dat het medeverdachte [medeverdachte 1] is geweest die de cocaïne, ongeveer 337 gram, heeft geïmporteerd vanuit Aruba. [medeverdachte 1] heeft afspraken met verdachte gemaakt omtrent de aflevering van het pakketje op het adres van verdachte en verdachte heeft het pakketje in ontvangst genomen. Daarmee kan verdachte naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als medeplichtige. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, gelet op alle omstandigheden, had kunnen vermoeden dat het geen zuivere koffie was. Op grond van deze verklaring kan in ieder geval voorwaardelijke opzet op de invoer van cocaïne worden bewezen.
Uit het dossier blijkt voorts dat het pakketje dat op 16 november 2018 op het woonadres van verdachte is bezorgd, grotendeels uit koffiecreamer bestond en dus geen 337 gram cocaïne bevatte.De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat verdachte en zijn medeverdachten op 16 november 2018 een hoeveelheid cocaïne aanwezig hebben gehad.
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van
21 november 2018, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
3. een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier.