ECLI:NL:RBNNE:2021:749

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
18/288562-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen, inbraak en schuldheling met bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op 17 december 1990, die zich in een periode van vijf maanden schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, medeplegen van een inbraak, een poging tot inbraak en schuldheling van een elektrische fiets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 juni 2020 in Groningen een robot-grasmaaier heeft gestolen, waarbij hij medewerkers van de winkel heeft bedreigd. Daarnaast heeft hij op verschillende data in 2020 in Winschoten en Delfzijl andere goederen, waaronder schoenen en fietsen, gestolen. De verdachte is niet gemotiveerd voor hulpverlening en heeft eerder onherroepelijk voor diefstal veroordeeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij een deel van de vorderingen is toegewezen en andere zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de verdachte om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij [benadeelde partij 6].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/288562-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/155103-20, 18/286541-20, 18/280538-20 en 18/299187-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
23 februari 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/1555103-20 dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2020 te Groningen een robot-grasmaaier (Worx Landroid) en/of een zak potgrond, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd met bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zijn vuist op te heffen richting [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of vervolgens hen daarmee proberen te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] aan de kant te duwen en/of vervolgens
- (terwijl [slachtoffer 3] een foto van verdachte maakt) tegen [slachtoffer 3] te zeggen: "ik maak je dood en/of ik kom morgen weer langs en snijd je keel door" en daarbij een snijdende beweging langs zijn keel te maken;
in de zaak met parketnummer 18/286541-20 dat:
2.
primair
hij, op of omstreeks 5 oktober 2020, te Winschoten, in de gemeente Oldambt, een trainingspak, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] / [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiairhij, op of omstreeks 5 oktober 2020, te Winschoten, in de gemeente Oldambt, opzettelijk een trainingspadk, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] /
[benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij, op of omstreeks 20 augustus 2020, te Winschoten, in de gemeente Oldambt, twee paar schoenen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] / [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij, in of omstreeks het tijdvak omvattende 11 juli 2020 en 12 juli 2020, te Scheemda, in de gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee fietsen (merk: Gazelle Grenoble Blue, damesfiets, en/of Merk: Gazelle Orange C5Hms, herenfiets), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen die fiets(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
in de zaak met parketnummer 18/280538-20 dat:
5.
hij op of omstreeks 6 november 2020 te Delfzijl, een elektrische fiets (merk Gazelle), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
in de zaak met parketnummer 18/299187-20 dat:
6.
primair
hij op of omstreeks 11 november 2020 te Groningen, een Batavus Gazelle fiets (kleur zwart, framenummer [nummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiairhij op of omstreeks 11 november 2020 te Groningen, een Batavus Gazelle fiets (kleur zwart, framenummer [nummer] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
en in de zaak met parketnummer 18/288562-20 dat:
7.
hij op of omstreeks 14 november 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een, JBL Cinemaset(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
8.
hij op of omstreeks 10 november 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, 2, althans een aantal, telefoons, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 6] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
9.
primair
hij op of omstreeks 12 november 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf
[benadeelde partij 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming (in de nachtelijke uren):
- zich naar de toegangsdeur van die winkel heeft begeven en/of
- met een voorwerp heeft getracht een deur te forceren / te openen en/of
- een aantal keren tegen een deur heeft getrapt en/of geschopt en/of
- met een schouder tegen een deur heeft gebotst/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 12 november 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, opzettelijk en wederrechtelijk de toegangsdeur van een winkelpand, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 6] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
De rechtbank heeft ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis de onder de verschillende parketnummers aangebrachte feiten doorlopend genummerd.
Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 primair, 3, 4, 5 (opzetheling), 6 primair, 7, 8 en 9 primair.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte met betrekking tot feit 1 moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging met geweld, nu verdachte dit heeft ontkend. Verder heeft de raadsman betoogd dat ook vrijspraak moet volgen van de feiten 4, 5, 6 primair en subsidiair, 7 en 9 primair en subsidiair. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Dat verdachte betrokken is bij feit 4 is niet overtuigend uit de stukken in het dossier af te leiden.
Met betrekking tot feit 5 heeft verdachte verklaard dat hij de elektrische fiets heeft gekocht voor een bedrag van € 450,-. Dit is geen opvallend laag bedrag, zodat verdachte niet kan worden verweten dat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om een gestolen fiets ging. Dat verdachte de naam van de verkoper niet heeft gevraagd, maakt dit niet anders. Daar komt bij dat verdachte heeft gecheckt bij het RDW, waar de fiets niet als gestolen stond geregistreerd.
Het dossier bevat ten aanzien van feit 6 slechts één verklaring die wijst op de betrokkenheid van verdachte. Bovendien heeft verdachte een duidelijke verklaring afgelegd met betrekking tot de aangetroffen fiets.
Verdachte heeft ontkend dat hij de feiten 7 en 9 heeft gepleegd. De medeverdachten die verdachte als (mede)dader hebben aangewezen, hebben dit wellicht uit eigen belang gedaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte dit feit heeft ontkend en dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit kan volgen dat verdachte bij dit feit betrokken is geweest. Een verbalisant meent weliswaar verdachte op de camerabeelden te herkennen, maar is daar niet stellig van overtuigd. De herkenning is mede gebaseerd op de door één van de daders gedragen jas en schoenen. Deze kledingstukken zijn echter naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig exclusief, dat dit kan bijdragen aan het bewijs dat verdachte feit 4 heeft gepleegd.
De rechtbank acht de feiten 1, 2 primair, 3, 5, 6 primair, 7, 8 en 9 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte de feiten 2 primair, 3 en 8 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van feiten 2 primair en 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 6 oktober 2020, opgenomen op pagina 32 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020275612 van 7 oktober 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] .
ten aanzien van feit 8
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 11 november 2020, opgenomen op pagina 118 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020317246 van 7 januari 2021, inhoudend de verklaring van [getuige 2] .
De rechtbank past met betrekking tot de feiten 1, 5, 6 primair, 7 en 9 primair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
ten aanzien van feit 1
1. De door verdachte ter zitting van 23 februari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 13 juni 2020 bij de [benadeelde partij 1] te Groningen een robot-grasmaaier gestolen. Ik heb de beveiliger geduwd.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal, op 13 juni 2020 ingevuld door [slachtoffer 1] namens [benadeelde partij 1] Groningen, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020155570 van 19 juni 2020.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 13 juni 2020, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 1] :
Op 13 juni omstreeks 17.00 uur krijg ik een melding dat een product uit de doos ligt maar de doos is nergens te bekennen. Persoon 10.1 zien we bij de kassa en biedt de dure spullen niet aan wat in de doos verstopt zit. Bij aanspreken is meneer erg agressief en wil mij en de bedrijfsleider slaan. Ik ben er tussen in gaan staan. Persoon 10.1 loopt naar buiten en bedreigt een medewerker met de dood. Ik citeer: Ik snij je keel door! Medewerker maakte alleen een foto voor zijn gezicht. Opmerking verbalisant: Persoon 10.1 verwijst naar de verdachte, genoemd op het aangifteformulier van winkeldiefstal. Op dit formulier staat verdachte [verdachte] met name genoemd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 13 juni 2020, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 2] :
Ik heb positie ingenomen op het plein bij de kassa's samen met onze beveiliger. Ik trek de doos open die op de kar ligt en zie in de doos een Worx Landroid liggen. De beveiliger spreekt meneer aan dat meneer mee mag lopen. Dit weigert meneer. Hierop wil hij weglopen en wil ik hem tegenhouden. Op dat moment heft hij zijn vuist op ter bedreiging dat hij mij wil slaan. Terwijl wij over de parkeerplaats lopen komt mijn collega [slachtoffer 3] op de fiets achter ons aan. Ik vraag haar een paar foto's op afstand te maken. Zij heeft haar telefoon in de hand en op dat moment begint meneer haar te bedreigen. Hij zegt dat hij morgen weer langskomt en haar de keel zal doorsnijden, terwijl hij dit zegt maakt hij een snijdend gebaar bij zijn keel.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van
13 juni 2020, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 13 juni 2020, omstreeks 17.00 uur, zag ik bij kassa drie dat er problemen waren met een man. Ik zag dat de man naar buiten liep, samen met mijn leidinggevende, [slachtoffer 2] en een beveiliger, [slachtoffer 1] . Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat ik een foto moest maken van de man. Ik had begrepen dat hij een winkeldiefstal had gepleegd in de [benadeelde partij 1] . Ik zag dat de man zich omdraaide en mijn kant op keek. Ik hoorde hem zeggen: "Ik maak je dood." Hij liep op dat moment op mij af. Ik hoorde de man de bedreigingen in mijn richting schreeuwen. Ik zag dat hij zijn vinger van links naar rechts over zijn keel haalde. Hij keek mij hierbij aan. Ik maakte daaruit op dat hij mij dood wilde maken. Toen de man de bedreigingen uitte voelde ik mij angstig. Ik kreeg daadwerkelijk het idee dat hij uit zou kunnen voeren waar hij mee dreigde. Ik vreesde even voor mijn leven.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2020, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik ben naar de [benadeelde partij 1] in Groningen gegaan om de beveiligingsbeelden op te halen die gemaakt zijn van de diefstal die gepleegd is door verdachte [verdachte] op 13 juni 2020. Ter plaatse heb ik gesproken met beveiliger [slachtoffer 1] . De beveiliger overhandigde mij twee A4tjes met daarop foto's die genomen zijn toen verdachte [verdachte] zijn collega [slachtoffer 3] bedreigde. Daar is onder andere een foto bij waarop de verdachte staat en wijst in de richting van [slachtoffer 3] en dat hij op dat moment [slachtoffer 3] bedreigde met de dood.
Op de beelden herken ik verdachte [verdachte] aan zijn oranje T-shirt en aan zijn uiterlijk aangezien ik hem op 14 juni 2020 heb gehoord in deze zaak.
Op de beelden is te zien dat [slachtoffer 3] met [verdachte] in gesprek gaat. Op de beelden is te zien dat [verdachte] probeert om links langs de kar te lopen en zo voorbij de kassa te komen. Daarop wordt de kar door de beveiliger overdwars geduwd om dit te voorkomen.
Dan doet [verdachte] een stap naar voren en laat hij met zijn rechterhand de kar los. Hij balt zijn vuist en zijn hand gaat richting zijn borst. Vervolgens doet hij een stap in de richting van [slachtoffer 3] . Op dat moment staat de beveiliger al tussen verdachte [verdachte] en [slachtoffer 3] in. De beveiliger duwt [verdachte] met zijn linkerarm tegen het lichaam en probeert [verdachte] op afstand te houden van de [benadeelde partij 1] medewerker. [verdachte] duwt vervolgens tegen de beveiliger aan.
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank niet alleen de diefstal bewezen, hetgeen verdachte heeft bekend, maar ook dat deze diefstal werd gevolgd door bedreiging met geweld.
ten aanzien van feit 5
1. De door verdachte ter zitting van 23 februari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de elektrische fiets gekocht voor € 450,- bij het casino van een onbekende man. Er zat geen lader bij de fiets.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 30 oktober 2020, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020307458 van 30 november 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 7] :
Op 26 oktober 2020 had ik mijn elektrische damesfiets van het merk Gazelle neergezet. Ik had de fiets op slot gedaan. Toen ik later terugkwam was mijn fiets gestolen. De waarde van mijn elektrische fiets is € 2.700,-.
Bijlage goederen: Goednummer PL0100-2020300006-1325388
Voertuig: bronskleurige Gazelle damesfiets (elektrisch), framenummer [nummer] ,
7 versnellingen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding verdachte van
6 november 2020, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 6 november 2020 hielden wij als verdachte aan: [verdachte] . Wij kregen de opdracht om te gaan naar het NS-station te Delfzijl. Aldaar zou een trein aankomen met een verdachte daarin, die een gestolen fiets wilde verkopen. Toen de verdachte met de fiets uit de trein stapte, hebben wij de verdachte aangehouden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
12 november 2020, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik ben naar een rijwielspeciaalzaak gegaan met de in beslag genomen elektrische fiets. Ik heb een medewerker gevraagd of hij de meegenomen fiets kon bekijken en een schatting kon maken wat deze op dit moment waard was. De medewerker zei dat er op dit moment nog niet veel aanbod was van soortgelijke fietsen omdat ze nog maar een jaar oud zijn. De medewerker gaf aan dat als zo'n fiets onder de duizend euro zou worden aangeboden, dat je zeker weet dat er iets niet klopt. Verder zei de medewerker dat de fiets qua waarde rond de vijftienhonderd, zestienhonderd euro zou liggen.
Voertuig: PL0100-2020307142-1325388, fiets (Elektrische), Gazelle Dames, kleur bronskleurig, Nederland, Framenummer [nummer] , 7 versnellingen.
Gelet op de uit de bewijsmiddelen voortvloeiende feiten en omstandigheden, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de elektrische fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. Dat verdachte twee keer bij het RDW heeft gecheckt of de fiets als gestolen stond vermeld, acht de rechtbank onaannemelijk, nu uit het relaasproces-verbaal blijkt dat de fiets wel degelijk als gestolen stond geregistreerd. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
ten aanzien van feit 6
1. Een schriftelijk bescheid, te weten een afschrift van aangifte, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020328649 van
2 december 2020, voor zover inhoudend:
Naam aangever: [benadeelde partij 5] .
Pleegplaats: [straatnaam] , Groningen
Tijdstip achtergelaten: 09-11-2020 23:00
Tijdstip geconstateerd: 10-11-2020 08:00
Elektrische fiets - gestolen
Merk: Batavus Gazelle (de rechtbank begrijpt: Gazelle)
Type: Orange C8 HMI
Kleur: zwart
Waarde of schadebedrag: 2499 euro
Framenummer: [nummer]
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2020, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Aangever [benadeelde partij 5] verklaarde dat ze aangifte had gedaan via het internet. Ik hoorde haar zeggen dat ze de verkeerde datum had ingevuld als pleegdatum. Ze zei dat ze had ingevuld dat de fiets op 9 november 2020 was weggenomen, maar dat dit in de nacht van
10 op 11 november moest zijn. Ze had de fiets middels een hoefijzerslot op slot gedaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van
11 november 2020, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Groningen. Vanmorgen zag ik een man lopen, die daar naar mijn idee niet hoorde. Toen ik even later naar buiten ging om mijn hond uit te laten, hoorde ik een slepend geluid. Ik zag een man met een fiets slepen. Toen ik naar mijn werk wilde fietsen zag ik de man lopen. De man was nog steeds met de fiets aan het slepen/tillen. Door de accu op de fiets zag ik dat het om een elektrische fiets ging. Ik heb toen de politie gebeld en verteld wat ik had gezien. Kort daarop kwam er een politieauto voorbij rijden en heb ik hun ook verteld wat ik heb gezien. De politie had nog gevraagd of ik de man zou herkennen. Ik ben toen maar weer teruggefietst naar de politie. Ik zag dat zij bij een man stonden, die ik herkende als de man die de elektrische fiets mee had gesleept. Ik heb dit toen doorgegeven aan de politieagent. Ik denk dat ik de man voor het eerst om 04:25 uur zag. Ik ging de hond rond 04:30 uur uitlaten en toen zag ik de man dus met de fiets slepen.
V: Hoe zag de man eruit?
A: Blanke huidskleur, normaal tot stevig postuur, parka jas donkergroen van kleur dacht ik, lichte bontkraag op de jas, blauwe spijkerbroek, witte sneakers.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding verdachte van
11 november 2020 met foto's, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 11 november 2020 omstreeks 04:40 uur bevonden wij ons nabij station Europapark te Groningen. Wij reden in ons dienstvoertuig onder het station door. Ter hoogte van de trapopgang van perron 1 zagen wij een blanke man staan met een stevig postuur, een blauwe parka met bontkraag en een spijkerbroek. Bij de lift naar perron 2 en 3 zagen wij een afgesloten nieuw ogende damesfiets staan. Nog geen minuut later zagen wij op ons meldingenscherm in het voertuig een melding verschijnen. Het betrof een melding diefstal fiets op de Helperzoom. Een man met het signalement: blank, blauwe parka met bontkraag, spijkerbroek en witte of lichte sportschoenen zou een fiets weggenomen hebben nabij station Europapark. Ik, verbalisant, trof de man bovenaan de trap van perron 1 aan. De verdachte gaf op te zijn [verdachte] . Ik, verbalisant, nam telefonisch contact op met melder en getuige [getuige 1] . Ik vroeg haar of ze de man van een foto zou herkennen. Ik hoorde haar zeggen dat ze wel even langs zou fietsen. Kort daarop zag ik de getuige langsfietsen en hoorde ik haar zeggen dat zij de verdachte herkende als de man die met de fiets had lopen slepen vanaf de [straatnaam] .
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen gaat de rechtbank met betrekking tot feit 6 uit van de volgende feiten en omstandigheden. Getuige [getuige 1] heeft verdachte eerst op de plek waar aangeefster haar fiets heeft achtergelaten, gezien en vervolgens verdachte met een elektrische fiets zien slepen/tillen. Verdachte, die door [getuige 1] wordt herkend, en de gestolen fiets zijn tien minuten later door twee politieagenten op het station gesignaleerd. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de fiets van aangeefster heeft gestolen, hetgeen hem primair is ten laste gelegd.
ten aanzien van feit 7
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 november 2020, opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020317246 van 7 januari 2021, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik doe namens mijn bedrijf, [benadeelde partij 6] , gevestigd [straatnaam] te Winschoten, aangifte van diefstal door middel van braak. Op 14 november 2020, omstreeks 00.10 uur, werd ik gebeld door het nummer van de alarmcentrale waar de beveiliging van mijn bedrijf loopt. Even later werd ik gebeld door de collega die naar mijn bedrijf was gegaan. Hij zei dat er daadwerkelijk was ingebroken. Ik hoorde hem zeggen dat een raam aan de voorzijde van de winkel was geforceerd, dat twee personen binnen waren geweest en dat hij dit had gezien op de camerabeelden. De verdachten bleken te hebben weggenomen twee JBL Cinema SB160 sets. [verdachte] is op basis van de beelden door mij en mijn collega herkend.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte van
14 november 2020, opgenomen op pagina 115 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik kan vertellen dat ik vannacht samen met iemand anders bij een telefoonwinkel heb ingebroken. Ik kwam iemand tegen en die stelde voor om telefoons te stelen. Ik weet zijn naam niet. Ik kwam hem tegen in Hoogezand. Hij vroeg om speed. Ik was samen met een goeie vriendin, [medeverdachte 2] . De jongen vroeg mij of we meegingen naar Winschoten.
Wij liepen door een winkelstraat en opeens pakte die jongen een hamer. Hij begon op het raam van die winkel te slaan. Ik ben mee gaan helpen omdat ik ook wel geld wilde verdienen. Ik ben tegen het raam gaan schoppen. Na een paar schoppen lag het raam er uit. We zijn met ons tweeën naar binnen gegaan en hebben elk een grote doos met JBL boxen gepakt. Die jongen vertelde dat we de boxen moesten verstoppen. De jongen vertelde dat hij afgelopen weer (de rechtbank leest: week) ook had geprobeerd in te breken in de winkel maar dat het niet gelukt was.
De jongen was een blanke, 105 kilo en een kop kleiner dan ik. Ik ben zelf 1 meter 99. Hij had een zwarte jas aan, een soort trainingsjas. Een zwarte trainingsbroek, zwarte sportschoenen. Hij had kort haar.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte van
14 november 2020, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik was gisteravond in Winschoten. Ik ging naar het centrum. Ik zag twee personen inbreken bij een telefoonzaak. Ik zag dat ze de deur hadden ingetrapt. Ik zag ze daarna naar binnen gaan. Ik zag dat allebei de personen een JBL box/speaker met surround set, het was een hele grote doos, bij zich hadden en meenamen. Een van de personen was [medeverdachte 1] . De andere persoon woont bij mij in de buurt in Hoogezand. Hij stelde zich voor als [verdachte] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
14 november 2020, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 14 november 2020, omstreeks 00.20 uur, waren wij ter plaatse aan de [straatnaam] te Winschoten. Wij waren hier in verband met een gepleegde inbraak. Wij spraken ter plaatse in de winkel, [benadeelde partij 6] , met de op het alarm afgekomen medewerker. Wij keken met hem de camerabeelden terug. Wij zagen dat hierop te zien was dat omstreeks 00.22 uur twee manspersonen met een hamer, of daarop gelijkend voorwerp, een raam aan de voorzijde van de winkel inslaan.
Wij konden de mannen als volgt omschrijven:
Man 1: stevig gebouwd, geheel in het zwart gekleed, zwarte muts, zwart mondkapje, blanke huidskleur, donkere schoenen.
Man 2: normaal postuur, geheel in het zwart gekleed, rode muts, donker mondkapje, blanke huidskleur, lichte schoenen, opvallende tatoeage in de rechterzijde van hals/nek, diameter ongeveer 10 tot 15 centimeter.
Wij zagen dat de verdachten vanuit de winkel twee opvallend grote dozen meenamen. Elk van de verdachten nam een doos mee.
Wij hoorden de medewerker vervolgens zeggen dat hij een van de verdachten herkende, welke door ons als man 1 hierboven is beschreven. De medewerker zei dat zij de afgelopen week, dan wel tijd, te maken hadden gehad met een poging tot inbraak en een diefstal van meerdere telefoons uit de winkel. Hierbij bleek de verdachte te zijn [verdachte] , geboren op 17 december 1990. De medewerker zei dat hij met volledige zekerheid de man, omschreven als man 1, herkende als genoemde [verdachte] .
Wij kregen later de nacht, omstreeks 02.00 uur, de opdracht om te gaan naar de Venne te Winschoten. Aldaar zou de melder de verdachten van de inbraak gepleegd omstreeks 00.05 uur aan de [straatnaam] , zien lopen. Tevens kregen wij te horen dat de melder hierbij de naam [verdachte] noemde. Wij zagen vervolgens om 02.09 uur te Winschoten twee mannen en een vrouw lopen. Ik zag dat een van de mannen meerdere tatoeages had. Deze man had exact dezelfde tatoeage op exact dezelfde plek als de man die ik eerder op de camerabeelden van de inbraak had gezien. De man bleek te zijn: [medeverdachte 1]. De andere man die bij hem liep bleek inderdaad de eerder genoemde [verdachte] te zijn. De vrouwspersoon die in het bijzijn van de verdachten werd aangetroffen bleek te zijn: [medeverdachte 2].
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onder 7 ten laste gelegde inbraak heeft gepleegd samen met medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de bekennende verklaring van [medeverdachte 1] te twijfelen, nu hij ook zichzelf belast.
ten aanzien van feit 9
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 13 november 2020, opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[getuige 2] :
Ik ben eigenaar van de telefoonwinkel [benadeelde partij 6] , gevestigd aan de [straatnaam] te Winschoten. Tussen 12 november 2020 om 02:45 uur en 12 november 2020 om 03:15 uur hebben twee personen getracht in te breken in deze winkel. Ik heb de beelden bekeken. Ik zag dat tegen 03.00 uur twee mannen aan komen lopen. Eén van hen duwt een vouwfiets voort. Hij is kleiner en dikker dan de andere man. In de linkerhand heeft hij een stuk ijzer vast, volgens mij een houtbeitel. De andere man is slanker en langer dan de man met de fiets. Ook houdt hij een ijzeren stang vast. Deze man gaat verderop in de [straatnaam] staan. Hierna komt de dikkere man bij de toegangsdeur. Te zien dat hij probeert te openen met volgens mij de houtbeitel. Hij probeert de deur meermalen daarmee open te breken. Dan trapt hij vervolgens 2 keer met een aanloop en gestrekt rechterbeen tegen de deur. De andere man staat inmiddels ook weer bij de deur. Hierna probeert de kleine dikkere man middels een aanloop en dan met zijn schouders tegen de deur te botsen deze alsnog te openen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte van
10 december 2020, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 3] :
V: Op 12 november 2020 omstreeks 03.00 uur werd er gepoogd in te breken bij een telefoonwinkel in de [straatnaam] in Winschoten. Jij bent herkend, hoe zit dat?
A: Ik stond er alleen bij. [verdachte] zei dat hij wel wat moois wist en geld aan kon verdienen. Hij zei dat hij daar naar binnen wilde. We zijn met de fiets naar Winschoten gegaan. [verdachte] fietste op een vouwfietsje. [verdachte] wees de winkel aan. We zijn er toen naar toe gelopen. [verdachte] zat een ding tussen de deur te doen. [verdachte] heeft er op het laatst ook nog tegen aan getrapt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte van
14 november 2020, opgenomen op pagina 115 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik kan vertellen dat ik vannacht samen met iemand anders bij een telefoonwinkel heb ingebroken. De jongen vroeg mij of we meegingen naar Winschoten. De jongen vertelde dat hij afgelopen weer (de rechtbank leest: week) ook had geprobeerd in te breken in de winkel maar dat het niet gelukt was.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
14 november 2020, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 14 november 2020 waren wij ter plaatse aan de [straatnaam] te Winschoten. Wij waren hier in verband met een gepleegde inbraak in de winkel, [benadeelde partij 6] . Wij kregen later de nacht de opdracht om te gaan naar de Venne te Winschoten. Aldaar zou de melder de verdachten van de inbraak gepleegd omstreeks 00.05 uur aan de [straatnaam] , zien lopen. Tevens kregen wij te horen dat de melder hierbij de naam [verdachte] noemde. Wij zagen vervolgens om 02.09 uur te Winschoten twee mannen. Een van de mannen bleek te zijn: [medeverdachte 1]. De andere man die bij hem liep bleek inderdaad de eerder genoemde [verdachte] te zijn.
De rechtbank acht op grond van de opgenomen bewijsmiddelen het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] en Van der Laan te twijfelen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 primair, 3, 5, 6 primair, 7, 8 en 9 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/1555103-20
1.
hij op 13 juni 2020 te Groningen een robot-grasmaaier (Worx Landroid), toebehorende aan de [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zijn vuist op te heffen richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en vervolgens hen daarmee proberen te slaan en
- die [slachtoffer 1] aan de kant te duwen en vervolgens
- (terwijl [slachtoffer 3] een foto van verdachte maakt) tegen [slachtoffer 3] te zeggen "ik maak je dood" of "ik kom morgen weer langs en snijd je keel door" en daarbij een snijdende beweging langs zijn keel te maken;
parketnummer 18/286541-20
2.
primair
hij op 5 oktober 2020 te Winschoten in de gemeente Oldambt een trainingspak, dat toebehoorde aan [benadeelde partij 2] / [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 20 augustus 2020 te Winschoten in de gemeente Oldambt twee paar schoenen, toebehorende aan [benadeelde partij 2] / [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18/280538-20
5.
hij op 6 november 2020 te Delfzijl een elektrische fiets (merk Gazelle) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 18/299187-20
6.
primair
hij op 11 november 2020 te Groningen een Gazelle fiets (kleur zwart, framenummer [nummer] ), toebehorende aan [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18/288562-20
7.
hij op 14 november 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander, twee JBL Cinemasets, toebehorende aan [benadeelde partij 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
8.
hij op 10 november 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, 2 telefoons, toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
9.
primair
hij op 12 november 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van zijn gading, toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak (in de nachtelijke uren):
- zich naar de toegangsdeur van die winkel heeft begeven en
- met een voorwerp heeft getracht een deur te forceren / te openen en
- een aantal keren tegen een deur heeft getrapt en
- met een schouder tegen een deur heeft gebotst/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/1555103-20
1. diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;

parketnummer 18/286541-20

2. primair diefstal;
3. diefstal;

parketnummer 18/280538-20

5. schuldheling;

parketnummer 18/299187-20

6. primair diefstal;

parketnummer 18/288562-20

7. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
8. diefstal;
9. primair poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 primair, 3, 4, 5 (opzetheling), 6 primair, 7, 8 en 9 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan een vijftal diefstallen, medeplegen van een inbraak, een poging tot inbraak en schuldheling van een elektrische fiets. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de rechthebbenden. Diefstallen veroorzaken hinder en overlast bij de gedupeerden en inbraken brengen schade met zich mee. Na het plegen van de diefstal bij de [benadeelde partij 1] op 13 juni 2020 heeft verdachte twee medewerkers en een beveiliger bedreigd. Een dergelijk feit wekt gevoelens van angst op bij de slachtoffers, maar ook bij de omstanders.
Door zich schuldig te maken aan schuldheling heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen fietsen.
Al deze feiten tezamen rechtvaardigen zonder meer de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. In strafverzwarende zin weegt mee dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal.
De rechtbank heeft ook gelet op het reclasseringsadvies van VNN van 8 januari 2021. Uit dit rapport komt naar voren dat de reclassering al jaren betrokken is bij verdachte en dat hij meerdere keren heeft aangegeven zat te zijn van alle bemoeienissen. Verdachte wil zijn autonomie behouden, zelfstandig wonen en wil zijn eigen keuzes kunnen maken. De reclassering stelt dat verdachte los wil zijn van de hulpverlening, maar daarbij zijn vaardigheden overschat. Ondanks eerdere klinische en ambulante behandeltrajecten blijft de reclassering problemen zien op alle leefgebieden en een stevig klinisch kader acht de reclassering nodig om het recidiverisico terug te dringen. Inmiddels is een indicatie afgegeven voor Trajectum in Boschoord, maar verdachte heeft de reclassering laten weten hiervoor niet gemotiveerd te zijn. Verdachte heeft dit standpunt ter terechtzitting herhaald en in dat geval heeft de reclassering de rechtbank in overweging gegeven om de zaak onvoorwaardelijk af te doen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van tien maanden. Deze straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank feit 4 niet bewezen acht.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 280,- ter vergoeding van materiële schade en € 180,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 8] , tot een bedrag van € 7.890,76 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 6] . (vertegenwoordigd door [getuige 2] ), tot een bedrag van € 1.426,94 (exclusief BTW) ter vergoeding van materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 6] volledig en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot € 280,-, zijnde de materiële schade, kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft de raadsman gesteld dat de gevorderde immateriële schade moet worden afgewezen en dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot vergoeding van materiële schade omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij [benadeelde partij 8] niet ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, primair vanwege de bepleite vrijspraak, subsidiair omdat de vordering onduidelijk is.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde partij 8] zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de rechtbank het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, feit 4, niet bewezen acht.
Verdachte heeft ter terechtzitting de hoogte van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] betwist. Hoewel voldoende aannemelijk is dat deze benadeelde partij materiële schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot vergoeding van materiële schade. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft daarnaast met betrekking tot de feiten 2 en 3 vergoeding van immateriële schade gevorderd wegens overlast. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Overlast vormt nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 6] gestelde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten (feiten 7 en 9 primair), dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering gegrond en voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 1.026,96 (€ 320,- in verband met 'reparatie stickers ruit' en € 706,96 in verband met 'herstellen glasschade'), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2020.
De rechtbank beschikt met betrekking tot het overige deel van de vordering over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen vaststellen. Dit deel, € 399,98, ziet op een internetbestelling, waarbij niet zichtbaar is wie deze bestelling heeft geplaatst. Hierdoor is niet eenvoudig vast te stellen wat de relatie is met het strafbare feit. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. Dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde partij 6] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 310, 311, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3, 5, 6 primair, 7, 8 en 9 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
parketnummer 18/286541-20, feiten 1 primair en 2 (feiten 2 primair en 3 in dit vonnis)
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]in de vordering tot vergoeding van materiële schade niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst af de vordering tot vergoeding van immateriële schade.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
parketnummer 18/286541-20, feit 3 (feit 4 in dit vonnis)
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 8]in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
parketnummer 18/288562-20, feiten 1 en 3 (feiten 7 en 9 primair in dit vonnis)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6] .toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.026,96(zegge: duizendzesentwintig euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2020.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 6] ., te betalen een bedrag van € 1.026,96 (zegge: duizendzesentwintig euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 20 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] ., daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. H.J. Schuth en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2021.
Mr. Schuth en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.