ECLI:NL:RBNNE:2021:738

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/18/202690 / HA RK 20-88
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek op grond van de AVG tegen het RIEC Noord-Nederland en de gemeente Leeuwarden

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, gegeven op 1 maart 2021, wordt een verzoek tot inzage van persoonsgegevens behandeld dat door verzoekers is ingediend bij het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Noord-Nederland (RIEC). Verzoekers hebben op 12 mei 2020 een verzoek ingediend op basis van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het RIEC, dat een samenwerkingsverband is van verschillende overheidsorganisaties, heeft het verzoek niet tijdig behandeld, wat heeft geleid tot deze procedure. De rechtbank oordeelt dat het RIEC geen zelfstandige verwerkingsverantwoordelijke is, maar dat de convenantpartners gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de verwerking van persoonsgegevens. Dit betekent dat verzoekers hun inzageverzoek tegen alle betrokken convenantpartners hadden moeten indienen. De rechtbank verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek, omdat het gericht was tegen een niet-bestaande partij. Verzoekers worden veroordeeld in de proceskosten van de gemeente Leeuwarden, die als belanghebbende in deze procedure is aangemerkt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/202690 / HA RK 20-88
Beschikking van 1 maart 2021
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

wonende te [plaats] ),
2.
[verzoeker 2],
wonende te [plaats] ,
verzoekers,
advocaat mr. M. Dijkstra te Drachten,
tegen
REGIONAAL INFORMATIE- EN EXPERITISE CENTRUM NOORDNEDERLAND,
gevestigd te Leeuwarden,
gerekwestreerde,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE LEEUWARDEN,
zetelend te Leeuwarden,
belanghebbende,
advocaat mr. A. van Beelen te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [verzoekers] , het RIEC Noord-Nederland en de gemeente Leeuwarden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift ex artikel 282 Rv van de gemeente Leeuwarden;
  • de bijlagen (producties) bij het verweerschrift;
  • de akte nadere producties aan de zijde van [verzoekers] ;
  • de aantekeningen ten behoeve van de mondelinge behandeling aan de zijde van [verzoekers]
  • de mondelinge behandeling alwaar zijn verschenen [verzoeker 1] , bijgestaan door mr. M. Dijkstra en mr. D. Loonstra. Namens de gemeente Leeuwarden (belanghebbende) is verschenen [naam medewerker] (Hoofd RIEC Noord-Nederland) bijgestaan door mr. A. van Beelen.
1.2.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Het RIEC is een samenwerkingsverband van verschillende overheidsorganisaties (convenantpartners) [1] ten behoeve van een bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit, bestrijding van handhavingsknelpunten en bevordering van integriteitsbeoordelingen.
2.2.
De 11 RIEC’s, waarvan het RIEC Noord-Nederland één is, worden ondersteund door het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (hierna: het LIEC). Het LIEC is ondergebracht bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
2.3.
[verzoekers] heeft op 12 mei 2020 een verzoek ingediend bij het RIEC NoordNederland tot inzage van persoonsgegevens op grond van de wet Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG).
2.4.
Bij brief van 4 juni 2020 is [verzoekers] nader geïnformeerd over het verzoek. Uit deze brief volgt dat de Nationale Politie, als één van de convenantpartners van het RIEC NoordNederland, de formele afhandeling van het verzoek voor haar rekening zal nemen.
2.5.
Bij brief van 12 juni 2020 is [verzoeker 2] geïnformeerd dat zijn verzoek in behandeling wordt genomen en dat de beslistermijn met twee maanden wordt verlengd. Bij brief van 17 juni 2020 heeft [verzoeker 1] dezelfde boodschap ontvangen.
2.6.
Op respectievelijk 12 en 17 september 2020 zijn de verlengde beslistermijnen verstreken zonder dat er een besluit is genomen op het verzoek. [verzoekers] is daarom deze procedure gestart.
2.7.
Op 2 december 2020 heeft [verzoekers] ook een beroepschrift ingediend bij de bestuursrechtelijke kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, omdat het RIEC NoordNederland niet tijdig heeft beslist op het verzoek tot inzage.
2.8.
Bij besluit van 24 december 2020, genomen door de betrokken convenantpartners van het RIEC Noord-Nederland, te weten de Politie Eenheid Noord-Nederland, het Parket Noord-Nederland, de Belastingdienst Noord, de gemeente Groningen en de gemeente Leeuwarden is het verzoek tot inzage gedeeltelijk toegewezen, behalve voor zover het documenten betreft waar een weigeringsgrond voor bestaat.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekers] verzoekt de rechtbank om voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het RIEC Noord-Nederland te gebieden om binnen 24 uur na betekening van de beschikking op dit verzoekschrift aan [verzoekers] alle afschriften te verstrekken van de originele documenten waarin de persoonsgegevens van [verzoekers] zijn opgenomen, althans een volledig overzicht, in begrijpelijke vorm aan [verzoekers] te verstrekken van alle persoonsgegevens van [verzoekers] die door het RIEC Noord-Nederland worden verwerkt, in alle gevallen met gelijktijdige toezending van aan de advocaat van [verzoekers] ;
II. het RIEC Noord-Nederland te gebieden om binnen 24 uur na betekening van de beschikking op dit verzoekschrift aan [verzoekers] mededeling te doen, met gelijktijdige toezending aan de advocaat van [verzoekers] , over de verwerking van hun persoonsgegevens door in het bijzonder aan te geven:
a. de door het RIEC verwerkte categorieën van persoonsgegevens;
b. de ontvangers en categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens van [verzoekers] zijn of zullen worden verstrekt;
c. de periode gedurende welke de persoonsgegevens van [verzoekers] naar verwachting zullen worden opgeslagen, althans aan te geven welke criteria worden gehanteerd om die termijn te bepalen;
d. wanneer de persoonsgegevens niet bij [verzoekers] worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
III. het RIEC Noord-Nederland te veroordelen tot betaling aan [verzoekers] van een onmiddellijk opeisbare en niet voor compensatie vatbare dwangsom van € 10.000,00, voor iedere gehele of gedeeltelijke niet naleving van de geboden, zoals genoemd onder I. en II. te vermeerderen met een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat deze niet naleving voortduurt met een maximum van € 500.000,00;
IV. het RIEC Noord-Nederland te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[verzoekers] baseert zijn verzoek op artikel 15 AVG. Hij stelt dat het RIEC NoordNederland een verwerkingsverantwoordelijke is in de zin van de AVG, omdat het een zelfstandige entiteit is die persoonsgegevens voor eigen doeleinden verwerkt en zelf feitelijk verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens. Voor zover het RIEC Noord-Nederland niet als verwerkingsverantwoordelijke kan worden aangemerkt, dan zijn in ieder geval de individuele medewerkers als verwerkingsverantwoordelijke aan te merken.
3.3.
De gemeente Leeuwarden heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot nietontvankelijkverklaring van [verzoekers] , met een veroordeling van [verzoekers] in de proceskosten. Ter onderbouwing van haar verweer voert zij aan dat het RIEC NoordNederland niet kan worden aangemerkt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG. De convenantpartners zijn gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 26 AVG. Het RIEC Noord-Nederland is geen rechtspersoon, geen natuurlijk persoon, geen bestuursorgaan in de zin van de Awb, dan wel een ander rechtssubject. Van een eigen inbreng door het RIEC, dan wel een entiteit die voor eigen doeleinden gegevens verwerkt is geen sprake. De individuele medewerkers kunnen evenmin als verwerkingsverantwoordelijke worden aangemerkt.
3.4.
De rechtbank zal hierna, voor zover van belang, ingaan op hetgeen partijen ter onderbouwing van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoekers] heeft als verweer opgeworpen dat de gemeente Leeuwarden niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 282 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank is echter van oordeel dat dit verweer niet kan slagen, aangezien de gemeente Leeuwarden als één van de convenantpartners van het RIEC Noord-Nederland bij uitstek kan worden aangemerkt als belanghebbende in deze procedure. De gemeente Leeuwarden is bovendien ook bij het besluit van 24 december 2020 betrokken geweest (zie r.o. 2.8).
4.2.
De vraag die vervolgens ter beantwoording voorligt is of het RIEC Noord-Nederland kan worden aangemerkt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4 onderdeel 7 van de AVG. Immers, een inzageverzoek zoals hier voorligt moet op grond van artikel 15 AVG worden ingediend tegen de verwerkingsverantwoordelijke. Artikel 35 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) vormt de processuele uitwerking hiervan.
4.3.
Artikel 4 onderdeel 7 AVG bepaalt dat de verwerkingsverantwoordelijke
‘een natuurlijk persoon of rechtspersoon, een dienst of een ander orgaan’moet zijn ‘
die/dat, alleen, of samen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt.’
4.4.
Tussen partijen staat vast dat het RIEC Noord-Nederland geen natuurlijk persoon of een rechtspersoon is. Het RIEC Noord-Nederland kan ook niet worden aangemerkt als een overheidsinstantie, dienst of een ander orgaan in de zin van artikel 4 onder 7 van de AVG. De gemeente Leeuwarden heeft concrete informatie gegeven over het ontstaan van het RIEC in 2008 vanuit het Bestuurlijk akkoord ‘geïntegreerde decentrale aanpak georganiseerde misdaad’. Het RIEC Noord-Nederland is weliswaar een samenwerkingsverband van verschillende (organen van) publiekrechtelijke rechtspersonen, maar is zelf geen a- of b-orgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast is er (door [verzoekers] ) geen andere wettelijke grondslag (gesteld) die het RIEC als zodanig de status van overheidsdienst of -orgaan geeft.
4.5.
[verzoekers] stelt echter dat het feit dat het RIEC Noord-Nederland geen rechtspersoon of bestuursorgaan is, niet betekent dat zij geen verwerkingsverantwoordelijke kan zijn in de zin van de AVG. Het begrip verwerkingsverantwoordelijke moet volgens [verzoekers] ruim worden geïnterpreteerd, waarbij moet worden gekeken naar de feitelijke situatie.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat het op grond van het Nederlands burgerlijk procesrecht niet mogelijk is om tegen een partij te procederen die geen natuurlijke- of rechtspersoon is. Voor zover er dus sprake zou zijn van een ‘andere entiteit’ bestaat er dus geen grondslag om een procedure aanhangig te maken bij de civiele rechter. Ten overvloede oordeelt de rechtbank echter als volgt. Het feit dat het RIEC Noord-Nederland een eigen postadres, telefoonnummer en e-mailadres heeft maakt nog niet dat het RIEC NoordNederland een zelfstandige entiteit is die voor eigen doeleinden gegevens verwerkt. Dit volgt evenmin uit het feit dat er op het internet bepaalde uitlatingen staan, waar [verzoekers] ter onderbouwing van zijn standpunt naar verwijst. De stelling van [verzoekers] dat uit artikel 5 van het Privacyprotocol RIECs-LIEC zou blijken dat het RIEC een zelfstandige entiteit is die voor eigen doeleinden gegevens verwerkt kan de rechtbank niet volgen. Uit voornoemd artikel volgt namelijk dat de gegevensverwerking plaatsvindt in het kader van de samenwerking tussen de convenantpartners binnen een RIEC, tussen de RIEC’s onderling en met het LIEC. Dat het RIEC geen zelfstandige entiteit betreft volgt ook uit het feit dat het RIEC Noord-Nederland geen eigen personeel in dienst heeft, maar dat het personeel wordt geleverd vanuit de verschillende samenwerkingspartners. Bovendien bevestigt de Memorie van Toelichting behorende bij het wetsvoorstel inzake de ‘Wet Gegevensverwerking door Samenwerkingsverbanden’ [2] dat. In de Memorie van Toelichting is het volgende opgenomen:
‘Zoals reeds is toegelicht (…) is het niet de bedoeling dat er een nieuw overheidsorgaan, nieuwe instantie of zelfstandige entiteit van enige vorm ontstaat. Het uitgangspunt van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid van de deelnemers is onverenigbaar met eigen rechtspersoonlijkheid van het samenwerkingsverband. (…)
Gelet op artikel 1.3, vijfde lid, vormen de deelnemers een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid’
4.7.
Gelet op het voorgaande is de enige mogelijke kwalificatie dat de convenantpartners gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken zijn in de zin van artikel 26 AVG. [3] Zij bepalen immers gezamenlijk het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens. Het RIEC Noord-Nederland doet dat niet samen met de convenantpartners, maar zij is slechts het vehikel waarin de verwerking door de betrokken convenantpartners plaatsvindt. Het door [verzoekers] gedane beroep op het arrest Jehova’s Getuigen [4] kan hem niet baten, omdat het RIEC Noord-Nederland geen eigen werknemers in dienst heeft, maar de medewerkers onder het gezag van de convenantpartners vallen.
4.8.
Omdat de convenantpartners de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken zijn, had het verzoek tegen alle betrokkenen gericht moeten zijn. Nu dat niet is gebeurd en [verzoekers] zijn verzoek tegen een niet bestaande partij heeft gericht, moet [verzoekers] nietontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.
4.9.
[verzoekers] zal op grond van artikel 289 Rv als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de in de kosten van het geding, aan de zijde van de gemeente Leeuwarden vastgesteld op € 1.126,00 (€ 563,00 x 2 punten) voor salaris van de advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [verzoekers] niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
5.2.
veroordeelt [verzoekers] in de kosten van het geding, aan de zijde van de gemeente Leeuwarden vastgesteld op € 1.126,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Sanna op 1 maart 2021.
type: 711

Voetnoten

1.Gemeenten, provincies, Openbaar Ministerie, Nationale Politie, Belastingdienst, Belastingdienst/Toeslagen, Douane, Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Koninklijke Marechaussee, Immigratie- en Naturalisatiedienst, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
2.Het wetsvoorstel heeft betrekking op de gegevensverwerking binnen vier samenwerkingsverbanden, waaronder de RIEC’s.
3.Zie ook artikel 1.4 WGS en het Privacyprotocol RIEC’s-LIEC.
4.HvJEU 10 juli 2018, C-25/17, ECLI:EU:C:2018:551 (Jehova’s Getuigen).