Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot doodslag, nu op basis van het dossier het (voorwaardelijke) opzet van verdachte om de aangevers dood te rijden niet vastgesteld kan worden.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. subsidiair ten laste gelegde en heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier valt af te leiden dat er een woordenwisseling is geweest tussen verdachte en de aangevers en dat verdachte daarna met een behoorlijke vaart op de aangevers is afgereden. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm had verdachte redelijkerwijs moeten verwachten dat hij tenminste één van de aangevers had kunnen raken en dat deze persoon op zijn minst zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen.
Voorts heeft de officier van justitie veroordeling voor het onder 2., 3., en 4. ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder
1. primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte was niet gewend om in een automaat te rijden. De auto ging veel sneller vooruit dan hij gewend was en daarnaast was verdachte met zijn gordel bezig. Opzet op het teweegbrengen van de dood of zwaar lichamelijk letsel is niet komen vast te staan. Verdachte was niet boos en had geen ruzie met het groepje. Er kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte op een persoon/personen is af- en/of ingereden. Van ingeblikt opzet blijkt niet. Dit maakt ook dat de raadsvrouw van mening is dat een bedreiging evenmin bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van de feiten 2., 3. en 4. heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Ik heb op 17 maart 2019 te Leeuwarden een auto bestuurd, terwijl ik onder invloed van alcohol was. Het achter- en vooruit rijden ging hard.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2019, opgenomen op pagina 70 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019066970 d.d. 17 juni 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 17 maart 2019 te Leeuwarden hoorde ik de bestuurder van het voertuig naar ons roepen. Toen wij ongeveer 25 meter van het voertuig verwijderd waren hoorde ik dat het voertuig met hoge toeren en slippende banden achteruit reed en dat het voertuig ons vervolgens naderde. Ik hoorde dat het voertuig hoog in de toeren zat en snelheid maakte. Ik heb mij omgedraaid en zag dat het voertuig mij met snelheid naderde. Ik kon nog net aan de kant springen om het voertuig te ontwijken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2019, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 17 maart 2019 te Leeuwarden hoorde ik de bestuurder van een personenauto iets bedreigends naar ons roepen. Wij liepen door. Ik zag en hoorde dat de auto met een hoog toerental achtruit reed en daarna in de richting van [slachtoffer 1] en mij kwam rijden. [slachtoffer 1] en ik zijn met versnelde pas gaan lopen naar de geparkeerde auto's. [slachtoffer 1] pakte mij bij de mouw en trok mij mee richting de geparkeerde auto's. Ik keek om en zag de koplampen van de auto op ons af komen. Ook hoorde ik het toerental verder omhoog ging. [slachtoffer 1] duwde mij tussen de twee geparkeerde auto's. Vlak nadat [slachtoffer 1] mij tussen die auto's had geduwd en hij zelf ook tussen de auto's was gesprongen, zag en hoorde ik dat de auto de Mercedes ramde waar wij vlak naast stonden. Het gebeurde echt op een halve tot één meter afstand van waar [slachtoffer 1] en ik stonden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 maart 2019, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik zat op 17 maart 2019 te Leeuwarden als bijrijder in de auto bij [verdachte] . Er liep een groep van ongeveer 4 of 5 jongens voorbij. Ik zag dat [verdachte] de deur opendeed en iets zei, het was niet positief. Er was een harde knal en er vond een aanrijding plaats met een andere auto. De jongens hebben geluk gehad dat ze niet zijn geraakt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 maart 2019, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Op 17 maart 2019 te Leeuwarden zag ik dat die andere jongens achter de auto langs liepen. [verdachte] had zijn deur open en riep tegen die jongens dat ze ons niet lastig moesten vallen. [verdachte] was verbaal agressief naar de jongens toe. [verdachte] reed vol gas achteruit.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
17 maart 2019, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Op 17 maart 2019 liep ik te Leeuwarden terug naar mijn auto. Ik hoorde gekibbel en kreeg de indruk dat er ruzie was tussen de personen in de Opel Corsa en een lopende groep. Aan de manier waarop de bestuurder de autodeur dicht sloeg, dacht ik al wat een agressief gedrag. Ik zag en hoorde dat de Corsa snel en met een hoog toerental achteruit reed en vervolgens met piepende banden vooruit reed in de richting van de lopende groep. Ik hoorde dat de Corsa hoog in de toeren zat en ongeveer dertig kilometer per uur reed toen deze in de buurt van de lopende groep kwam. Ik zag dat een jongen voor een geparkeerde Mercedes stond en dat de Corsa van richting veranderde en op de jongen afreed. Ik zag dat de Corsa op de jongen inreed en dat de jongen door een andere jongen weggetrokken werd. Dit was op het nippertje. Vervolgens klapte de Corsa met een harde klap op de geparkeerde Mercedes.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
17 maart 2019, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
Op 17 maart 2019 liep ik over de Willemskade in Leeuwarden. Ik hoorde geschreeuw. Er was volgens mij ruzie tussen de personen in een daar geparkeerde auto en een groep jongens die daar liepen. Ik zag dat de geparkeerde auto heel hard en agressief naar achteren reed en vervolgens heel hard naar voren in de richting van de jongens. Toen de auto vlakbij de jongens reed, maakte deze een soort schijnbeweging richting de jongens en reed tegen een geparkeerde auto. Eén van die jongens werd door een andere jongen weggetrokken, anders was deze jongen door de auto geraakt.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
20 maart 2019, opgenomen op pagina 129 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Uit de camerabeelden van 17 maart 2019 blijkt het volgende:
Op de Willemskade te Leeuwarden liepen aan de zijde van de geparkeerde voertuigen (aan de waterzijde van de Willemskade) een 4-tal personen. Zij kwamen rechtsonder het beeld inlopen en liepen in de richting van de Tesselschadestraat. Het 4-tal liep vlak langs deze geparkeerde voertuigen.
Vervolgens kwam er een klein voertuig met een aanzienlijke snelheid aanrijden in de richting van het 4-tal. Het voertuig kwam vlak bij de voornoemde personen, tegen een geparkeerd voertuig tot stil stand. Even daarna reed het voertuig weg in de richting van de Tesselschadestraat te Leeuwarden. Onder in beeld verschenen aan de linkerzijde van dit gedeelte van de Willemskade, een 3-tal personen in beeld. Zij liepen op het linker trottoir ook in de richting van de Tesselschadestraat.
8. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 19 februari 2021, voor zover van belang inhoudende:
Op de camerabeelden die worden getoond heeft de rechtbank waargenomen dat de auto die verdachte bestuurde van zijn rijlijn naar rechts afwijkt. In de koplampen zijn duidelijk twee lopende personen zichtbaar en tevens is zichtbaar dat de auto tegen een aan de rechterkant van de weg geparkeerde auto aanbotst.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersongevallenanalyse d.d. 14 juni 2019 met nummer 17.03.2019.10.00.0214, opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten A.P. Algra en A.M. Bakker-Jongbloed:
Beknopte ongevalsomschrijving:
Het incident bestaande uit het met een voertuig inrijden op een persoon gevolgd door een aanrijding waarbij de veroorzaker de plaats van het ongeval had verlaten had op 17 maart 2019 omstreeks 04.54 uur plaatsgevonden op de Willemskade te Leeuwarden.
Sporen op het wegdek:
Op de rijbaan van de Willemskade, kort voor het parkeervak en aan de rechterzijde hiervan, zagen wij op het wegdek twee evenwijdige remblokkeersporen met een totale lengte van ongeveer 6.5 meter. Wij zagen dat deze sporen ter hoogte van het parkeervak een lichte knik vertoonden, een indicatie dat een remmend voertuig kennelijk ergens tegenaan was gebotst en daardoor licht van richting veranderde.
Conclusie/beantwoording:
Uit de aangetroffen remblokkeersporen en een aantal door ons aangetroffen krassporen op zowel het wegdek als een betonnen afsluitband blijkt dat de Opel Corsa, kort voor de aanrijding met de Mercedes, een noodremming heeft ingezet waarbij beide voorwielen van dit voertuig een remblokkeerspoor aftekenden.
Naderingssnelheid Opel:
Ervan uit gaande dat de Opel vrijwel direct na de aanrijding stilstond, kan gesteld worden dat de snelheid bij aanvang van de spooraftekening (remblokkeersporen) rekening houdende met de snelheidsvermindering ten gevolge van de botsing niet hoger geweest zal zijn dan ca 40 km/h.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft aangegeven dat hij de jongens niet voorbij heeft zien lopen en dat hij met veel gas hard achter- en vooruit reed, omdat hij voor het eerst in een auto met automaat reed en hier niet aan gewend was. Verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de aanrijding niets heeft geroepen naar de groep jongens en geen ruzie met de jongens heeft gehad. Verder heeft verdachte aangegeven dat hij met zijn riem bezig was en vlak voor de aanrijding de Mercedes heeft gezien, maar geen personen heeft zien lopen. Volgens verdachte was het zeker niet zijn bedoeling om de jongens aan te rijden.
Gelet op het volgende acht de rechtbank deze verklaringen van verdachte niet aannemelijk. Verdachte heeft die avond als bestuurder van de Opel Corsa opgetreden, terwijl hij onder invloed van alcohol was. Hij is van Drachten naar Leeuwarden gereden en heeft de auto aan het water bij de gracht aan de Willemskade geparkeerd. Hij was op het moment van wegrijden dan ook niet meer helemaal onbekend met de auto en het rijden met een automaat. Uit de verklaringen van de getuigen blijkt dat er voorafgaand aan de aanrijding een woordenwisseling heeft plaats gevonden tussen de groep en de inzittenden van de geparkeerde auto, waarbij de bestuurder iets naar de groep heeft geroepen. Niet alleen aangever [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren dat verdachte iets heeft geroepen, ook de inzittenden van de auto en de onafhankelijke getuigen verklaren hierover. Vervolgens is de groep jongens doorgelopen, waarbij zij de auto waar verdachte in zat zijn gepasseerd. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte de groep jongens langs heeft zien lopen.
Vervolgens is verdachte hard achteruit en daarna hard vooruit in de richting van de groep jongens gereden. De rechtbank vindt het aannemelijk dat het agressieve en snelle rijgedrag van verdachte het gevolg is geweest van zijn boosheid over de voorafgaande woordenwisseling en vindt het niet aannemelijk dat dit kwam doordat hij de auto (een automaat) niet goed kende of dat hij steeds met zijn riem bezig was. Uit de ter terechtzitting vertoonde beelden en de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] blijkt dat verdachte vervolgens van zijn rijrichting naar rechts is afgeweken. Kennelijk wilde verdachte door zijn rijgedrag [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schrik aan jagen. Wanneer verdachte 6,5 meter voor de Mercedes is, zet hij een noodremming in. Verdachte rijdt op dat moment tussen de 30 en 40 kilometer per uur. Uit de op zitting getoonde beelden blijkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] goed zichtbaar waren in de koplampen van de auto van verdachte. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte niet alleen de Mercedes heeft gezien, zoals hij heeft verklaard, maar dat het niet anders kan dan dat hij op dat moment de jongens ook heeft gezien en hard is gaan remmen. Daarbij heeft verdachte kennelijk de beheersing en controle over zijn voertuig zodanig verloren dat hij tegen de daar geparkeerde Mercedes is aangereden. Vast staat dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zou hebben aangereden, als zij niet tijdig tussen hun toevlucht hadden gezocht tussen de geparkeerde auto’s.
Vrijspraak poging tot doodslag
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte het volle opzet had om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Evenmin zijn er voldoende aanknopingspunten aanwezig om vast te stellen dat verdachte door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft aanvaard. Uit de verklaring van de getuigen en de bevindingen van de verkeersongevallenanalyse kan worden afgeleid dat verdachte met een snelheid tussen de 30 en 40 kilometer per uur in de richting van de personen is gereden. Gelet op deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat er, als gevolg van het handelen van verdachte, een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het leven zouden laten.
Poging tot zware mishandeling
De rechtbank acht daarentegen wel de onder 1. subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen. Vast staat dat aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de auto van verdachte zouden zijn geraakt, als zij niet op tijd waren weggevlucht. Naar algemene ervaringsregels geldt dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk is te noemen wanneer sprake is van een botsing tussen een persoon en een auto met snelheid tussen 30 en 40 kilometer per uur. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm dan ook worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Feiten 2., 3. en 4
De rechtbank acht de feiten 2., 3. en 4. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 februari 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2019, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2019, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3];
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 17 maart 2019, opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] .