In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting, vanwege zorgen over hun opvoedingsomgeving en de psychische kwetsbaarheid van de moeder. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij hij rekening hield met de voorgeschiedenis van de kinderen, waaronder huiselijk geweld en de zelfmoordpoging van de vader. De kinderrechter constateerde dat de ouders op dit moment de zorg voor hun kinderen voldoende accepteren en dat de moeder samenwerkt met de hulpverlening. Ondanks de zorgen van de Raad over de ontwikkeling van de kinderen, oordeelde de kinderrechter dat er geen juridische basis was voor de gevraagde ondertoezichtstelling. De wens van de Raad om de hulpverlening te volgen werd niet als voldoende relevant argument gezien om de maatregel te rechtvaardigen. De kinderrechter wees het verzoek van de Raad af, met de overweging dat de continuïteit van de huidige hulpverlening niet in gevaar mocht komen.