ECLI:NL:RBNNE:2021:691

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
LEE 20/2754
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijke taak en verantwoordelijkheid van de gemeente bij aanvragen voor individuele begeleiding en huishoudelijke hulp

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Eiseres had aanvragen ingediend voor individuele begeleiding en voor overname van taken in de huishouding, welke door de gemeente waren afgewezen. De rechtbank constateerde dat er tussen partijen geen overeenstemming was bereikt over de benodigde ondersteuning, wat leidde tot een onaanvaardbare situatie waarin de gemeente zijn wettelijke verantwoordelijkheden niet nakwam. De rechtbank oordeelde dat de gemeente zijn besluit onvoldoende zorgvuldig had voorbereid en niet deugdelijk had gemotiveerd, met name met betrekking tot de zorgbehoefte van eiseres en haar pgb-vaardigheid. De rechtbank heeft de gemeente opgedragen om een nieuw besluit te nemen en nader onderzoek te doen naar de zorgbehoefte van eiseres, waarbij van beide partijen een constructieve houding werd verwacht. Tevens heeft de rechtbank ambtshalve een voorlopige voorziening getroffen, waarbij de gemeente middelen ter beschikking moest stellen voor een persoonlijke coach en een pgb voor huishoudelijke hulp en individuele begeleiding. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met een veroordeling van de gemeente in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/2754

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. van Dijk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder
(gemachtigden: G.K.L. Vos en I.M. van Dijk-Abeln).

Procesverloop

Bij besluiten van 28 januari 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eiseres voor individuele begeleiding en huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) afgewezen.
Bij besluit van 18 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres, onder aanpassing van de motivering van de primaire besluiten, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2020
.Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft deze zaak gelijktijdig behandeld met de zaken die zijn geregistreerd onder de zaaknummers LEE 19/2325 en LEE 19/2753. Om partijen de gelegenheid te geven met elkaar in gesprek te gaan en een passende manier te vinden die voorziet in de noodzakelijke hulp voor eiseres heeft de rechtbank in deze drie zaken het onderzoek ter zitting geschorst.
Partijen hebben de rechtbank geïnformeerd over de uitkomst van de gesprekken die zij na de zitting van 9 maart 2020 hebben gevoerd.
De rechtbank heeft partijen bericht dat zij over voldoende informatie beschikt om zonder een nadere zitting uitspraak te kunnen doen. Verweerder heeft de rechtbank hiervoor toestemming gegeven. Eiseres heeft aan de rechtbank laten weten dat zij wenst te worden gehoord op een nadere zitting.
Het nadere onderzoek heeft op een zitting via een Skypeverbinding plaatsgevonden op
11 november 2020
.Eiseres is verschenen, evenals haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om partijen nogmaals in de gelegenheid te stellen om met elkaar in gesprek te gaan over de mogelijkheden om op een passende manier te voorzien in de hulp die voor eiseres noodzakelijk is. Partijen hebben de rechtbank laten weten dat zij onderling geen afspraken hebben kunnen maken.
Partijen hebben de rechtbank gevraagd om uitspraak te doen waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank zal in alle genoemde zaken heden uitspraak doen.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over de aanvragen van eiseres voor individuele begeleiding en voor overname van taken in de huishouding.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op meerdere levensgebieden ondersteuning nodig heeft. Verweerder heeft zijn afwijzing bij het bestreden besluit gehandhaafd.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres onvoldoende gegevens heeft aangeleverd en dat het pgb-plan door eiseres niet volledig ingevuld is. Voorts stelt verweerder dat niet kan worden vastgesteld of eiseres voldoende in staat is om administratieve taken te verrichten en wijst er daarbij op dat eiseres juist ondersteuning vraagt bij het doen van administratieve taken.
4. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende heeft vastgesteld wat precies de zorgbehoefte is en stelt dat verweerder voorbijgaat aan de conclusie van het WIJ-team. Daarnaast bestrijdt ze dat zij niet pgb-vaardig is. Ze wijst erop dat in het conceptplan gesproken wordt over 6 uur middelzware begeleiding en 5 uur huishoudelijke hulp. Ook is in het conceptplan aangegeven dat eiseres pgb-vaardig wordt geacht.
5. Voorop staat dat verweerder de wettelijke verantwoordelijkheid heeft voor de ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. Het staat vast dat eiseres op meerdere levensgebieden ondersteuning behoeft. Verweerder heeft dat ook erkend ter zitting. Verder staat vast dat -door de opstelling van zowel verweerder als van eiseres- het sedert de aanvraag van eiseres tot nu nog steeds niet gekomen is tot vaststelling en daadwerkelijk inzet van ondersteuning en begeleiding van eiseres. Dat is een situatie die niet aanvaardbaar is naar het oordeel van de rechtbank nu dit betekent dat verweerder ten aanzien van eiseres geen invulling geeft aan zijn wettelijke taak en verantwoordelijkheid.
5.1.
Verweerder moet worden toegegeven dat de opstelling van eiseres (bijvoorbeeld met betrekking tot hoe hulp wordt geboden en door wie) het er niet gemakkelijker op gemaakt heeft voor verweerder om invulling te geven aan die wettelijke verantwoordelijkheid en taak. Het valt echter niet uit te sluiten dat die opstelling van eiseres juist zijn oorsprong vindt of samenhangt met haar psychische beperkingen. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank dat, naarmate de tijd voortschrijdt en eiseres langer verstoken is van voor haar noodzakelijke hulp, van verweerder mag worden gevraagd dat verweerder meer moeite doet om de ontstane impasse te doorbreken. Door de aanvraag af te wijzen met als motivering dat er onvoldoende gegevens zijn om een besluit op te kunnen baseren heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank zijn wettelijke taak veronachtzaamd. Dat betekent dat het besluit op dit punt onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd is.
5.2.
Dit geldt ook voor verweerders beslissing over de pgb-vaardigheid van eiseres. De rechtbank wijst erop dat in de rapportage het WIJ-team is aangegeven dat eiseres pgb-vaardig geacht mag worden. Het is begrijpelijk dat verweerder aangeeft dat eiseres juist ondersteuning vraagt bij administratieve taken, maar uit de beschikbare stukken blijkt ook dat eiseres eerder wel in staat gebleken is om een pgb te beheren. Dat zij om overzicht en orde in de administratie te houden ondersteuning behoeft betekent niet noodzakelijk dat zij niet in staat zou zijn een deel van de administratie en ook het beheer van een pgb zelf te doen.
6. Het voorgaande brengt met zich mee dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit vernietigd wordt.
7. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen en nader onderzoek moeten doen naar de zorgbehoefte en de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan die zorgbehoefte.
Van eiseres mag daarbij een houding worden verwacht die bijdraagt aan voortgang en slagvaardigheid, bijvoorbeeld door hulp te aanvaarden bij het regelen en het maken van keuzes. Van verweerder mag daarbij worden verwacht dat wordt gewerkt aan maatwerk voor eiseres, ook wanneer gemeentelijke (beleids-)regels daarbij belemmeringen opwerpen.
8. Om te voorkomen dat de communicatie tussen verweerder en eiseres en de voorbereiding van een nieuw besluit op bezwaar opnieuw moeizaam verlopen ziet de rechtbank aanleiding om ambtshalve op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de navolgende voorlopige voorziening te treffen.
8.1.
De rechtbank bepaalt dat verweerder middelen ter beschikking stelt zodat eiseres een door haar te kiezen persoonlijke coach (bijvoorbeeld via [naam coachingcentrum] kan inhuren die haar ondersteunt bij het door verweerder in te stellen onderzoek, bij het verstrekken van de benodigde gegevens en het maken van keuzes. Verweerder zal na indiening van een factuur deze coach rechtstreeks betalen, waarbij een maximum wordt gesteld van € 1.500,=.
8.2.
Sinds de aanvraag van eiseres is al lange tijd verstreken. De ontstane impasse heeft ertoe geleid dat eiseres verstoken is van de hulp waarvan ook verweerder erkent dat ze die nodig heeft. Daarom zal de rechtbank, eveneens bij wijze van voorlopige voorziening, het volgende bepalen. Aan eiseres zal door verweerder een pgb worden verstrekt voor huishoudelijke hulp 5 uur per week en voor individuele begeleiding/hulp bij administratie 6 uur per week. Daarbij dient te worden vergoed naar het geldende tarief voor professionele hulp. Het is mogelijk dat het nadere onderzoek oplevert dat een ander aantal uren passend is. Zolang daarover echter nog geen duidelijkheid is zal de rechtbank uitgaan van het in het rapport van het WIJ-team aangegeven aantal uren.
9. Het beroep is gegrond, daarom veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Gelet op de samenhang met de zaak onder nummer 19/2325 en de in die zaak reeds vergoede kosten voor de zitting ziet de rechtbank aanleiding niet nogmaals een punt toe te kennen voor de zitting. Dat zou immers ook de uitkomst zijn geweest in als beide zaken één uitspraak zou zijn gedaan. Dat de rechtbank om het overzichtelijk te houden in de drie zaken afzonderlijk uitspraak doet behoort niet te leiden tot hogere kosten voor verweerder. Verweerder dient ook het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaar;
- bepaalt dat verweerder uitvoering geeft aan de in 8.1. en 8.2. omschreven voorlopige voorzieningen;
- bepaalt dat deze voorlopige voorzieningen gelden tot 6 weken na het door verweerder te nemen nadere besluit op bezwaar.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534,00.
Deze uitspraak is op 22 februari 2021 gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van M. Lammerts-Rannenburg, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.