ECLI:NL:RBNNE:2021:674

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
18/730013-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en vrijheidsberoving van een 93-jarige vrouw in Drachten

Op 3 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij een woningoverval op een 93-jarige vrouw in Drachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten een plan hadden opgevat om de woning van het slachtoffer binnen te dringen, waarbij zij geweld zouden gebruiken om de vrouw te intimideren en te beroven. De feiten vonden plaats op 21 oktober 2019, toen de verdachten de woning binnendrongen, de vrouw vasthielden en haar bedreigden met woorden als 'geld, geld' en 'tas, tas'. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de medeverdachten als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en opzettelijke vrijheidsberoving, en dat hij samen met zijn medeverdachten had gehandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, rekening houdend met zijn jeugdige leeftijd en de ernst van de feiten. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 2.250,00 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/730013-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer: 18/740031-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 april 2020, 21 juli 2020, 30 september 2020, 9 december 2020 en 16 en 17 februari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2019 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam]) heeft weggenomen een (geld)kistje met inhoud (te weten
meerdere brieven en/of munten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer] (met kracht) bij het lichaam heeft vastgepakt en (daarbij) met de/een hand(en) de ogen en/of de mond van die [slachtoffer] heeft bedekt en/of daarop heeft gedrukt/geduwd en/of die [slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en/of (zodoende) die [slachtoffer] gedurende langere, althans enige, tijd in bedwang heeft gehouden en/of het zicht en/of de spraak heeft belet en/of belemmerd en/of daarbij die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, de woorden heeft toegevoegd: "Geld, geld!" en/of "Tas, tas!";
2
hij op of omstreeks 21 oktober 2019 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam]) opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen, althans binnen te gaan, en/of (aldaar)
- die [slachtoffer] (met kracht) bij het lichaam vast te pakken en (daarbij) met de/een hand(en) de ogen en/of de mond van die [slachtoffer] te bedekken en/of daarop te drukken/duwen en/of
- die [slachtoffer] tegen een muur te duwen en/of (zodoende)
- die [slachtoffer] gedurende langere, althans enige, tijd in bedwang te houden en/of het zicht en/of de spraak te beletten en/of belemmeren en/of (daarbij)
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, de woorden toe te voegen: "Geld, geld!" en/of "Tas,tas!" en/of
- gedurende langere, althans enige, tijd die voornoemde woning (van die [slachtoffer]) te doorzoeken
en zodoende die [slachtoffer] gedurende langere, althans enige, tijd van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Uit de verklaringen van aangeefster [slachtoffer], de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen blijkt afdoende dat verdachte zich (als medepleger met de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]) schuldig heeft gemaakt aan deze feiten. Verdachte is met [medeverdachte 3] de woning van [slachtoffer] binnengedrongen. Beiden hebben de woning doorzocht en beiden hebben gedurende enige tijd geweld gepleegd jegens [slachtoffer].
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten een voortgezette handeling betreffen. Ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de ten laste gelegde (gewelds)handelingen benoemd in het 2e en 3e gedachtestreepje (zoals weergegeven in het onder 2. ten laste gelegde feit). Daarvan blijkt onvoldoende uit het dossier en de verklaring van de aangeefster wordt niet ondersteund door een geneeskundige verklaring.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Geruime tijd voor 21 oktober 2019 heeft [medeverdachte 1] een tip gekregen dat er een groot geldbedrag in een kluis onder het bed zou liggen in de woning van aangeefster [slachtoffer] (verder: aangeefster) aan de [straatnaam] te Drachten. [2] [medeverdachte 1] heeft deze tip vervolgens met [medeverdachte 2] besproken. [3] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn daarna samen langs de woning van aangeefster gereden en hebben het plan opgevat om het geld te stelen. [4]
Na enige tijd zijn [verdachte] en [medeverdachte 3] bij dit plan betrokken. Vervolgens zijn zij met z’n vieren langs de woning van aangeefster gereden en is besproken en besloten geld te stelen. [5]
In de avond van 21 oktober 2019 hebben [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3] een ontmoeting op een parkeerplaats op het Oud Ambacht. [6] Daar is besproken dat aangeefster altijd thuis is [7] ; dus het zou gaan om een woningoverval in plaats van een inbraak. [8] Ook is besproken dat [verdachte] en [medeverdachte 3] de woning van aangeefster binnengaan. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijven op de uitkijk staan en halen [verdachte] en [medeverdachte 3] na afloop op. [9] Afgesproken is dat de buit in gelijke delen verdeeld zal worden door de vier verdachten. [10]
Daarna rijden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met [verdachte] en [medeverdachte 3] op hun scooters richting de woning van aangeefsters en zetten zij [verdachte] en [medeverdachte 3] bij een steeg nabij de woning van aangeefster af. [11] Het is dan rond 21.15 uur. [12] [13] [14] [15] [16] [verdachte] en [medeverdachte 3] dragen een muts en een van hen heeft zijn gezicht bedekt met een bandana. [17] Een van beiden heeft handschoenen aangetrokken. [18]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] rijden rond in de buurt van de woning aan de [straatnaam]. [19]
Aangeefster [20] heeft de voordeur van haar woning rond 21.00 uur die avond dichtgedaan maar niet afgesloten, zodat deze van buiten te openen is. [verdachte] en [medeverdachte 3] (hierna ook wel: de jongens) gaan aangeefsters woning binnen en treffen haar in de hal. [medeverdachte 3] loopt direct naar boven [21] , terwijl [verdachte] aangeefster vastpakt, haar hoofd tegen een muur duwt, waarbij hij zijn handen over aangeefsters mond en voorhoofd drukt. Aangeefster kan dan niets meer zien. De jongens roepen meermalen ‘geld, geld’ en ‘tas, tas’. Zij wisselen elkaar af, en wel zo dat beide jongens aangeefster om beurten hebben vastgepakt en haar ogen en mond bedekt hebben, terwijl de ander de woning heeft doorzocht.
Een van de jongens laat een geldkistje, dat aangeefster boven onder haar bed in haar slaapkamer bewaarde, aan aangeefster zien. Voordat de jongens met het geldkistje, met daarin brieven en munten [22] , de woning verlaten, sluit [verdachte] om 21.33 uur [23] de stroom in de meterkast af. [24]
[verdachte] en [medeverdachte 3] rennen de woning van aangeefster uit in verschillende richtingen. [medeverdachte 3] heeft het geldkistje bij zich op het moment dat hij [medeverdachte 2] tegenkomt en springt bij [medeverdachte 2] achterop de scooter. Later is [verdachte] ook opgehaald, achterop de scooter van [medeverdachte 1]. Gezamenlijk zijn zij naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan. [25] In de schuur bij die woning is het geldkistje, in het bijzijn van alle vier de verdachten, opengemaakt. [26]
De verklaring van verdachte, kort gezegd, dat hij geen geweld heeft gebruikt en de woning niet heeft doorzocht, acht de rechtbank gelet op voorgaande bewijsmiddelen en overwegingen niet geloofwaardig. De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman nu uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat aangeefster consistent heeft verklaard dat het ten laste gelegde geweld afwisselend door beide jongens in haar woning is gepleegd. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van aangeefster, temeer nu deze gedeeltelijk ondersteuning vinden in de overige genoemde bewijsmiddelen.
De rechtbank begrijpt de verklaring van [medeverdachte 2], dat het zou gaan om een woningoverval in plaats van een inbraak zo, dat het plan om het geld te stelen uit de woning van aangeefster hoe dan ook doorgang zou vinden, onafhankelijk van de vraag of zij al dan niet in de woning aanwezig zou zijn, en dat dit in bijzijn van alle vier de verdachten is besproken.
Uit al het bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte tezamen met de medeverdachten het plan had om in de avonduren uit de woning van aangeefster een geldbedrag te stelen, ongeacht of zij thuis was. In dit plan lag besloten – behoudens aanwijzingen van het tegendeel, die in dit geval ontbreken – dat in het geenszins onwaarschijnlijke geval dat aangeefster thuis zou zijn, enig geweld, zoals een duw en/of enkele klap en/of het vasthouden van aangeefster, zou worden gebruikt om te komen tot de uitvoering van de voorgenomen diefstal en/of om te ontkomen. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans op het bewezenverklaarde geweld (kort gezegd: het in bedwang houden van aangeefster en het met de handen bedekken van haar ogen en mond) bewust aanvaard omdat het plegen van dit geweld onderdeel was van het door verdachte met de medeverdachten uitgevoerde plan. [27] Hetzelfde geldt voor de opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster gedurende de tijd dat verdachte en een medeverdachte in de woning waren, die evenals het bewezenverklaarde geweld deel uitmaakte van het plan.
Op grond van al het hiervoor overwogene staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte een van de plegers van de woningoverval op en opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster is geweest, waarbij dusdanig nauw en bewust is samengewerkt tussen hem en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], zowel tijdens de voorbereiding, de uitvoering als na afloop, dat sprake is van medeplegen.
Gelet op dit alles acht de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 21 oktober 2019 te Drachten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [straatnaam]) heeft weggenomen een (geld)kistje met inhoud (te weten meerdere brieven en munten), toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, die [slachtoffer] (met kracht) bij het lichaam heeft vastgepakt en met de handen de ogen en de mond van die [slachtoffer] heeft bedekt en daarop heeft gedrukt/geduwd en die [slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en zodoende die [slachtoffer] gedurende langere tijd in bedwang heeft gehouden en het zicht en de spraak heeft belemmerd en daarbij die [slachtoffer] meermalen de woorden heeft toegevoegd: "Geld, geld!" en "Tas, tas!";
2
hij op 21 oktober 2019 te Drachten, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning (gelegen aan de [straatnaam]) opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met zijn mededaders,
- de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en aldaar
- die [slachtoffer] (met kracht) bij het lichaam vast te pakken en met de handen de ogen en de mond van die [slachtoffer] te bedekken en daarop te drukken/duwen en
- die [slachtoffer] tegen een muur te duwen en (zodoende)
- die [slachtoffer] gedurende langere tijd in bedwang te houden en het zicht en de spraak te belemmeren en daarbij
- die [slachtoffer] meermalen de woorden toe te voegen: "Geld, geld!" en "Tas, tas!" en
- gedurende langere tijd die voornoemde woning (van die [slachtoffer]) te doorzoeken
en zodoende die [slachtoffer] gedurende langere tijd van de vrijheid te beroven en beroofd te houden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Feit 1 en 2 zijn in eendaadse samenloop gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om een gevangenisstraf op te leggen van 30 maanden, gelet op het relatief geringe letsel van aangeefster, de lange duur van het voorarrest, de omstandigheid dat verdachte niet de initiator was en in aanmerking genomen de persoon van verdachte en zijn beïnvloedbaarheid. Een voorwaardelijke straf is niet geïndiceerd en eventuele voorwaarden/behandelingen kunnen plaatsvinden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 21 oktober 2019 samen met drie medeverdachten schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een toen 93-jarige vrouw in Drachten. Er is door het viertal gezamenlijk geruime tijd daarvoor een plan bedacht om te komen tot een woninginbraak na een tip dat er onder het bed van het alleenwonende slachtoffer een kluis met daarin een groot geldbedrag zou liggen. Daarbij was ingecalculeerd dat het slachtoffer op leeftijd zou zijn en dat zij misschien thuis zou zijn. Verdachte is met één medeverdachte de woning van het slachtoffer binnengegaan. Vrijwel direct werden zij geconfronteerd met het slachtoffer. Zij hebben beiden afwisselend geweld gebruikt tegen het slachtoffer en de woning doorzocht. Vóór vertrek uit de woning is de stroom uitgeschakeld. Nadien zijn verdachte en medeverdachte door de twee andere medeverdachten opgehaald. De buit bestond uit een geldkist met voor het slachtoffer waardevolle brieven en munten.
Het gaat om zeer ernstige feiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat een woningoverval door het slachtoffer als uitermate beangstigend wordt ervaren. Je eigen woning is bij uitstek de plek waar je je veilig moet kunnen voelen. Uit de verklaring van het slachtoffer en de stukken die in het kader van de vordering benadeelde partij zijn ingediend, blijkt ook dat het slachtoffer angstig is geweest en nog steeds gevoelens van onveiligheid ervaart. Bovendien vergroten dergelijke geweldsdelicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte en zijn mededaders hebben niet aan deze gevolgen gedacht maar hebben alleen gedacht aan het geld dat zij buit wilden maken.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21januari 2021 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de reclasseringsrapporten van 23 maart 2020 en 29 september 2020, telkens opgesteld door [naam], reclasseringswerker van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Hieruit blijkt dat de reclassering concludeert dat verdachte een jongeman is die een beginnend delictpatroon laat zien van geweldsdelicten, waarbij de ernst van de feiten lijkt toe te nemen. Bij hen bestaat het beeld dat verdachte moeilijk corrigeerbaar is en zeer makkelijk beïnvloedbaar en dat er sprake is van agressieregulatie-problematiek. Daarbij roept de aard van het delict vraagtekens op rondom de gewetensvorming van verdachte.
Er is, zowel in vrijwillig als in gedwongen kader, door middel van een gesloten uithuisplaatsing en twee jeugdreclasseringsmaatregelen, geprobeerd verdachte te ondersteunen om een delictvrij bestaan op te bouwen. Verdachte heeft zich hieraan telkens onttrokken. Uit eerder onderzoek door Accare is gebleken dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een ongespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Een behandeling was toen niet geïndiceerd, omdat verdachte goed functioneerde binnen de structuur van de woonvoorziening.
Ambulante behandeling is niet toereikend gebleken om verdachte richting een delictvrij bestaan te ondersteunen en de maatschappij voldoende te beschermen. Een klinische behandeling is wenselijk en verdachte heeft zich hier gemotiveerd voor geuit.
Geconcludeerd is dat de risico’s op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden hoog wordt ingeschat.
Geadviseerd is de oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden onder meer een klinische behandeling en aansluitend ambulante begeleiding.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 16 februari 2021 uitdrukkelijk en herhaaldelijk gesteld dat hij niet zal meewerken aan een klinische behandeling of andere door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
LOVS oriëntatiepunten
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf voor deze feiten de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een woningoverval met licht geweld een gevangenisstraf van 3 jaren vastgesteld. Als straf vermeerderende factoren houdt de rechtbank rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en het samenwerkingsverband. Als strafmatigend geldt de jeugdige leeftijd van verdachte (destijds 18 jaar).
Straf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van 30 maanden op zijn plaats is.
De rechtbank ziet geen redenen om een deel van een op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen, omdat de verdachte uitdrukkelijk heeft gesteld geen medewerking te zullen verlenen aan bijzondere voorwaarden. De rechtbank wijst in dit verband, zoals de verdediging bij pleidooi heeft gedaan, op de mogelijkheid van het stellen van bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van een veroordeelde, in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Via deze regeling kan het openbaar ministerie te zijner tijd aan verdachte in het kader van zijn (eventuele) voorwaardelijke invrijheidstelling bijzondere voorwaarden stellen waarmee behandeling en begeleiding van en toezicht op verdachte kunnen worden gewaarborgd. Het valt immers niet uit te sluiten dat verdachte dan wel (enige) bereidheid heeft om aan dergelijke voorwaarden zijn medewerking te verlenen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft uitdrukkelijk de hoogte van de immateriële schade niet bestreden.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[slachtoffer] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 oktober 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte/medeverdachten deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 27 december 2018 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke jeugddetentie van 80 dagen met een proeftijd van 2 jaren.
Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 14 september 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging, aangezien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de jeugddetentie moet worden ten uitvoer gelegd als gevangenisstraf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging de jeugddetentie om te zetten in een werkstraf van 160 uren.
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. Deze jeugddetentie wordt vervangen door een gevangenisstraf nu verdachte inmiddels 19 jaar oud is hij naar het oordeel van de rechtbank niet meer voor jeugddetentie in aanmerking komt.
De rechtbank ziet geen redenen om de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie om te zetten in een werkstraf gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de daarvoor opgelegde strafmodaliteit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 55, 63, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.250,00(zegge: tweeduizend tweehonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], te betalen een bedrag van € 2.250,00 (zegge: tweeduizend tweehonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2019, en bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte en/of zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte en/of zijn mededader(s) aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/740031-18:
Gelast, in plaats van de tenuitvoerlegging van een jeugddetentie voor de duur van 80 dagen, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 27 december 2018:
Een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2021.
Mr. M.J. Dijkstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2019280633, doorgenummerd 1 tot en met 1630.
2.Pagina’s 445, 452 en 453 ([medeverdachte 1]).
3.Pagina’s 136, 137 ([medeverdachte 2]), 445, 452 en 453 ([medeverdachte 1]).
4.Pagina’s 147, 150 ([medeverdachte 2]) en 446 ([medeverdachte 1]).
5.Pagina’s 147, 148, 150 ([medeverdachte 2]), 429, 445, 446 ([medeverdachte 1]), pagina 496, 497 ([medeverdachte 3]) en de verklaring van [verdachte] bij de politie op 4 november 2020.
6.Pagina’s 136, 137, 148 ([medeverdachte 2]), pagina 447 ([medeverdachte 1]) en de verklaring van [verdachte] bij de politie op 4 november 2020.
7.De verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 6 augustus 2020.
8.Pagina 148 ([medeverdachte 2]).
9.Pagina’s 137, 148 ([medeverdachte 2]), 447, 454 ([medeverdachte 1]) en de verklaring van [verdachte] bij de politie op 4 november 2020.
10.Pagina’s 455 ([medeverdachte 1]), 499 ([medeverdachte 3]) en de verklaring van [medeverdachte 2] afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 6 augustus 2020.
11.Pagina’s 136, 137, 149 ([medeverdachte 2]) 446, 455 ([medeverdachte 1]), 496, 497 ([medeverdachte 3]) en de verklaring van [verdachte] bij de politie op 4 november 2020.
12.Pagina 652.
13.Pagina’s 580, 790, 800, 808 en 809.
14.Pagina’s 580, 792, 800, 808 en 809.
15.Pagina’s 657 en 658 (getuige [getuige 1]).
16.Pagina’s 664 en 665 (getuige [getuige 2]).
17.Pagina 139 ([medeverdachte 2]).
18.Pagina 657 (getuige [getuige 1]).
19.Pagina’s 137 ([medeverdachte 2]), 446 ([medeverdachte 1]) en 498 ([medeverdachte 3]).
20.Voor zover niet met andere voetnoten aangeduid zijn de hierna volgende twee alinea’s gebaseerd op de verklaringen van aangeefster: pagina’s 626, 611, 612, 615 en 616 en de verklaring van aangeefster [slachtoffer] afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 19 november 2020.
21.Pagina 139 ([medeverdachte 2]) en de verklaring van [medeverdachte 2] afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 6 augustus 2020.
22.Pagina’s 614 en 617.
23.Pagina 911.
24.Pagina’s 500 ([medeverdachte 3]), 987, 988, 991, 994, 1002, 1027 en 1028.
25.Pagina’s 136, 137 ([medeverdachte 2]), 446 ([medeverdachte 1]), 500 ([medeverdachte 3]) en de verklaring van [verdachte] bij de politie op 4 november 2020.
26.Pagina’s 136, 138 ([medeverdachte 2]), 449 ([medeverdachte 1]), 500 ([medeverdachte 3]) en de verklaring van [verdachte] bij de politie op 4 november 2020.
27.Vgl. Hoge Raad 17 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1804.