ECLI:NL:RBNNE:2021:661

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
18/250447-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstallen van vogels en eieren met gevangenisstraf

Op 2 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden voor meerdere diefstallen van vogels en eieren, gepleegd in de periode van september tot oktober 2020. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen van de misdrijven heeft verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, mede op basis van de verklaringen van de slachtoffers en de bewijsstukken die zijn verzameld door de politie. De verdachte heeft de diefstallen gepleegd door eerst contact te leggen met de slachtoffers, hun woningen te verkennen en vervolgens in de nachtelijke uren de diefstallen uit te voeren. De rechtbank heeft de schadevergoedingsvorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schadevergoeding voor materiële en immateriële schade is vastgesteld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot de opgelegde gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/250447-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 januari 2021 en 16 februari 2021.
Verdachte is ter terechtzitting van 16 februari 2021 verschenen, bijgestaan door mr. C.J.J. Kwint, advocaat te Den Haag. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2020 tot en met 5 oktober 2020 te Gieterveen en/of De Groeve, gemeente Tynaarlo en/of Veendam, althans in Nederland,
op een of meer momenten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid vogels en/of eieren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan:
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2020 tot en met 5 oktober 2020 te Noordbroek, gemeente Midden-Groningen en/of Groningen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een hoeveelheid vogels en/of eieren, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 417BIS lid 1/A Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1/A Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 september 2020 tot en met 11 september 2020 te Jubbega, gemeente Heerenveen, althans in Nederland, een hoeveelheid vogels en/of eieren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 10 september 2020 tot en met 5 oktober 2020 te Noordbroek, gemeente Midden-Groningen en/of Groningen, althans in Nederland, een hoeveelheid vogels en/of eieren, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 417BIS lid 1/A Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1/A Wetboek van Strafrecht )
3. hij in of omstreeks de periode van 4 september 2020 tot en met 5 september 2020 te Veendam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), 12 vogels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 4 september 2020 tot en met 20 september 2020 te Noordbroek, gemeente Midden-Groningen en/of Groningen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een hoeveelheid vogels en/of eieren, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 417BIS lid 1/A Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1/A Wetboek van Strafrecht )
4. hij in of omstreeks de periode van 3 september 2020 tot en met 4 september 2020 te Schipborg, gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een hoeveelheid vogels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] ( [adres 2] te Schipborg), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 3 september 2020 tot en met 12 september 2020 te Noordbroek, gemeente Midden-Groningen en/of Groningen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal een hoeveelheid vogels en/of eieren, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 417BIS lid 1/A Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1/A Wetboek van Strafrecht )
5. hij in of omstreeks de periode van 19 tot en met 20 september 2020 te Alteveer, althans in Nederland, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een hoeveelheid vogels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan
- [slachtoffer 7] ( [adres 3] te Alteveer) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2020 tot en met 30 september 2020 te Noordbroek, gemeente Midden-Groningen en/of Groningen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal een hoeveelheid vogels en/of eieren, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 417BIS lid 1/A Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1/A Wetboek van Strafrecht )

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair. Zij heeft daartoe aan de hand van aantekeningen van haar requisitoir een bewijsmiddelenoverzicht gegeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 2 primair en 5 primair. Hij heeft aangevoerd, dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte deze diefstallen van vogels (en eieren), respectievelijk te Jubbega en Alteveer, heeft gepleegd. Met betrekking tot deze feiten refereert de raadsman zich ten aanzien van een bewezenverklaring ter zake van de subsidiair tenlastegelegde heling.
De raadsman heeft ten aanzien van de overige feiten -1 primair, 3 primair en 4 primair- betoogd dat er een veroordeling terzake van (medeplegen) van diefstal van vogels kan volgen, behoudens ter zake van het bestanddeel "op een besloten erf waarop een woning staat.".
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Nu de rechtbank
de feiten 1 primair, 3 primair en 4 primairwettig en overtuigend bewezen acht, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, en verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 februari 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 oktober 2021, opgenomen op pagina 152 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020276096 van 28 december 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 oktober 2020 (en goederen bijlage), opgenomen op pagina 451 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 oktober 2020 (en goederen bijlage), opgenomen op pagina 461 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 september 2020 (en goederen bijlage), opgenomen op pagina 490 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 oktober 2020, opgenomen op pagina 500 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de bewezen geachte
feiten 2 primair en 5 primairhet volgende. De rechtbank acht -evenals de hiervoor door verdachte erkende diefstallen van vogels- bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan diefstal van vogels (en eieren) van [slachtoffer 4] te Jubbega en [slachtoffer 7] te Alteveer. De rechtbank acht, mede gelet op de korte tijd tussen deze diefstallen en de respectieve verkopen, niet aannemelijk -zoals verdachte heeft verklaard - dat hij de gestolen vogels eerst van een zekere [naam 1] heeft gekocht en daarna (meteen) heeft doorverkocht, zodat er sprake zou zijn van heling.
Uit het dossier komt naar voren dat de zeven bewezenverklaarde diefstallen van vogels, binnen een maand hebben plaatsgevonden. Verdachte is, nadat hij contact heeft gelegd, eerst voor de gepleegde diefstallen bij de aangevers thuis geweest. Hij heeft gezien welke vogels (en van welke waarde) aanwezig waren en hoe hun behuizing en de situatie ter plaatse was. Nadat verdachte bij aangevers thuis was geweest, vonden de diefstallen (van de duurdere vogels) korte tijd later in de nachtelijke uren plaats. Aansluitend werden de weggenomen vogels daarna vrijwel meteen door verdachte op Marktplaats.nl te koop aangeboden. Ook bij [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] werd deze werkwijze gevolgd. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dat verdachte de diefstallen bij [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] heeft gepleegd.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van
feit 2 primair:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) van 14 oktober 2020, opgenomen op pagina 537 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik doe aangifte van diefstal van 40 parkieten en papegaaien uit mijn garage van mijn woning aan de [adres 4] in Jubbega, gemeente Heerenveen. Op 10 september 2020 omstreeks 23.00 uur heb ik mijn garage afgesloten en gezien dat het [naam 5] niet was verbroken en mijn parkieten en papagaaien aanwezig waren. Op 11 september 2020 omstreeks 7.00 uur zag ik het hout van de garagedeur op de grond liggen. Ik zag dat de nachtschoot was afgebroken. Ik zag dat bijna alle vogels waren verdwenen uit de kooien. Ik zag dat er ruim 20 kooien open stonden waar geen parkieten of papagaaien meer in zaten. Ik zag dat er nog 5/6 kooien dicht zaten. Ik weet dat dit mijn minder kostbare parkieten en papagaaien waren. Daarmee vermoed ik dat de dader (s) specifiek uit was op mijn kostbare parkieten en papagaaien. Ik kreeg signalen uit mijn vogelnetwerk dat er twee verdachten van diefstal van papagaaien waren aangehouden. Een persoon is bij mij thuis geweest om een parkiet te kopen. Ook heb ik deze persoon toen verteld dat ik een papagaai heb met eieren. Ik heb toen verteld dat ik deze papagaai met eieren op zolder heb. In de weken daarna heeft deze persoon mij gevraagd via Marktplaats of de eieren al waren uitgekomen. Ik heb toen op dit bericht geantwoord dat er twee jongen uit de eieren waren gekomen. Ik kreeg sterk het vermoeden dat de hierboven genoemde persoon buitengewoon veel interesse had in mijn kostbare parkieten en papagaaien zonder dat hij deze zou willen kopen. De naam van deze persoon is [verdachte] . De gestolen parkieten en papagaaien hebben allemaal een ring om hun poten. Daarnaast heeft elke parkiet en papagaai een certificaat waarop het ringnummer, naam/code vogel, geslacht en het certificaatnummer staat. Kopieën van deze certificaten stel ik beschikbaar voor de aangifte.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 oktober 2020, opgenomen op pagina 589 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 15 oktober 2020 heb ik contact gezocht met aangever [slachtoffer 4] te Jubbega, in verband met de door hem gedane aangifte. Hij zei dat [naam 2] had verteld dat een maat van [naam 2] vogels waren aangeboden die zo goed als zeker de vogels moesten zijn die bij hem waren gestolen. Op 16 oktober 2020 belde [slachtoffer 4] mij, met de mededeling dat het telefoonnummer van die aanbieder [telefoonnummer] was. Hierop heb ik verbalisant het politie-registratiesysteem geraadpleegd en zag dat dit nummer toebehoorde aan [naam 3] . Op 16 oktober 2020 heb ik contact opgenomen met [naam 2] . [slachtoffer 4] vertelde hem dat alles gestolen was. Waarop [naam 2] zich herinnerde dat ongeveer drie weken geleden (21-27 september) zijn maat, [naam 8], bij hem thuis was geweest en vertelde dat hem een week daarvoor (14-20 september) vogels waren aangeboden. Hetgeen een paar dagen na de diefstal was. Deze vogels waren van hetzelfde ras en leeftijd als de gestolen vogels van [slachtoffer 4] . Opvallend was dat de vogels heel goedkoop werden aangeboden en er nog geen DNA-certificaten bij waren. De aanbieder met telefoonnummer [telefoonnummer] had [naam 8] verteld dat hij ze via inruil verkregen had volgens [naam 2] . Vervolgens heeft [naam 2] mij Whats-app berichten gestuurd met de mededeling dat het de volgende vogels betrof die aangeboden waren aan [naam 8].
Zwartkop Caique koppel van 2012
Roestkop Caique koppel van 2005
Roestkop Caique koppel van 2015
Deze gegevens kwamen overeen met de door [slachtoffer 4] opgegeven certificaten die als bijlage zijn gevoegd. Ook waren volgens de berichten aan [naam 2] zelf Caiques aangeboden op 29 september 2020 om 21:40 door dezelfde man, [naam 3] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdachte van 23 november 2020, opgenomen op pagina 533 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [naam 3] :
O: In totaal heeft [naam 3] 10 vogels van [verdachte] gekocht. Eerst twee keer muisparkieten voor 100 euro cash begin september. Daarna, ongeveer een paar dagen later, belde [verdachte] dat hij Geeldij Caiques had voor 800 euro cash.
V: Die 10 die we net genoemd hebben zijn dus de enige vogels die je ooit gekocht hebt van [verdachte] ?
A: ja. Die hadden geen certificaat. Mijn telefoonnummer is: [telefoonnummer] .
V: Hoe kan het dat er op 29 september 2020 om 21:40 uur ook door het genoemde telefoonnummer [telefoonnummer] Caiques, die overeenkomsten vertoonden met gestolen vogels, zijn aangeboden aan nog een ander persoon?
A: Dat kan
O: De door de persoon, die gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer] , aangeboden vogels betroffen
Zwartkop Caique koppel van 2012
Roestkop Caique koppel van 2005
Roestkop Caique koppel van 2015
A: Als dat er bij stond dan klopt dat. Het geboortejaar is dan van de ring afgenomen.
V: Deze vogels waren van exact hetzelfde ras, type, leeftijd en aantallen als de vogels die kort daarvoor van 10 op 11 september waren gestolen. Hoe verklaart u dat?
A: O..,Dus dat betekent dat ik van [verdachte] gestolen vogels heb gekocht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt
proces-verbaal van bevindingenvan 28 oktober 2020, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Naar aanleiding van verdenking van diefstal van diverse vogels, waaronder papegaaien, is onder de verdachte [verdachte] een Samsung GSM, met het nummer [telefoonnummer] inbeslaggenomen. Op de GSM zijn meerdere locatie gegevens die leiden naar de [adres 4] te Jubbega. De locatiegegevens zijn gekoppeld aan de zoek-items. Deze locatiegegevens zijn vastgelegd 19 en 20 dagen voordat de diefstal heeft plaatsgevonden.
13 Searched Items, betreffende periode 22-8-2020 16:43:25(UTC+0) tot en met 21-8-2020 13:43:42(UTC+0) [adres 4] te Jubbega.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 oktober 2020, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
V: Hoe weet [verdachte] naar welk adres hij moet?
A: Het schijnt dat hij een Marktplaatsaccount heeft. Hij kent de mensen die vogels hebben. Hij toont interesse via Marktplaats. Hij gaat daar dan eerst op bezoek. Als een soort voorverkenning. Hij weet precies wat hij moet doen en waar hij moet zijn. [verdachte] heeft daar kopers voor. Zoals een [naam 3] uit Musselkanaal.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 oktober 2020, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: De meeste aangevers zijn door jou benaderd in verband met interesse van jou, in hun vogels. Hoe zit dat?
A: Dat klopt.
7. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 februari 2021, inhoudende:
Ik ben bij iemand in Jubbega geweest en heb daar bij hem thuis een vogel gekocht.
Ten aanzien van
feit 5 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 september 2020 (en goederen bijlage), opgenomen op pagina 474 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik heb in mijn tuin, [adres 3] te Alteveer, diverse vogelhokken staan. In deze hokken hou ik diverse vogels, waaronder ara's. Op zaterdag 19 september 2020, omstreeks 17.30 uur, was alles in orde. Toen ik zondag weer bij mijn vogelkooien kwam, zag ik dat er ara's waren gestolen. Uit diverse hokken zijn de volgende vogels gestolen:
1 koppel Ara’s met 2 jongen
1 koppel Venezuela Amazone's met 2 jongen
1 koppel geel voorhoofd Amazone's
1 koppel blauw voorhoofd
1 geelwang Amazone
Aantal/eenheid:12 stuks: 4 ara, 2 jongen, 4 Venezuela amazone, 2 amazone geelhoofd, 2 blauwhoofd amazone 1 geelwang amazone Bijzonderheden: 12 vogels: 4 ara's, 2 jongen, 4 amazone Venezuela etc
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 oktober 2020, opgenomen op pagina 476 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van [naam 4] :
Ik heb aangever [slachtoffer 7] , telefonisch gehoord.
V: Ik wil u graag nader horen over uw aangifte van diefstal van uw vogels, welke u op 19 september 2020 bij de politie heeft gedaan.
A: Ik hoorde het via vogelvrienden dat er mensen zijn opgepakt. Een van die gasten die vast zit die heeft bij mij een ara gekocht. Drie dagen voor de diefstal is hij hier geweest om een ara te kopen. Ik denk dat hij toen de boel hier bekeken heeft. Die persoon is [verdachte] uit Noordbroek.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 november 2020, opgenomen op pagina 479 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam 4] :
Aangever [slachtoffer 7] deelde mij mede dat hij een van zijn weggenomen vogels op 8 november 2020 op marktplaats te koop zag staan. Dit betrof een jonge Ara, met ringnummer 6NLR1. Aangever [slachtoffer 7] belde op 9 november 2020 met de verkoper [naam 5] . Daar hebben zij de ringnummers van de gestolen Ara en de Ara die de verkoper had vergeleken. Deze kwamen overeen, waarna aangever [slachtoffer 7] zijn Ara terug kreeg. De verkoper [naam 5] had tegen aangever [slachtoffer 7] gezegd dat hij deze Ara van een andere handelaar had gekocht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 november 2020, opgenomen op pagina 480 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5] :
Ik ben eigenaar van vogelwinkel [bedrijfsnaam 1] . Een paar dagen voorafgaand aan vrijdag 18 september 2020 ben ik telefonisch benaderd door [naam 6] . Toen [naam 6] mij benaderde hoorde ik hem zeggen dat hij een hele partij vogels had. Ook bood [naam 6] mij een jonge blauw/gele Ara aan. Op 20 september 2020 heeft [naam 6] mij die jonge blauw/gele Ara gebracht. De jonge blauw/gele Ara zette ik vervolgens online voor de verkoop. Hierop werd ik vervolgens een paar dagen later gebeld door een persoon die mij vroeg wat het ringnummer van deze Ara was. Vervolgens vertelde de persoon dat er bij hun was ingebroken en dat ze een Ara missen die erg lijkt op de Ara welke ik online aanbood. De persoon vertelde mij dat de Ara op donderdag 17 september 2020 bij hun was gestolen. We konden door de papieren en de ring om de poot van de Ara concluderen dat het inderdaad om de gestolen Ara ging. Het betrof een ouder echtpaar uit Alteveer. Ik had begrepen van [naam 6] dat hij een partij vogels had gekocht van [verdachte] , waaronder de jonge blauwe/gele Ara.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 december 2020, opgenomen op pagina 486 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 6] :
V: De eigenaar van de [bedrijfsnaam 1] verklaarde dat jij hem in september 2020 een partij vogels aanbood. Je bood onder anderen een jonge blauw/gele ara aan. Wat kan je hierover vertellen?
A: In september 2020 kreeg ik een aanbod van [verdachte] dat hij diverse soorten vogels had. Hij had Amazone papegaaien, een ara en een baby ara. Ik kocht die ara en ging meteen door naar [naam 7] van [bedrijfsnaam 1] . Ik hoorde later dat deze ara gestolen zou zijn.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 oktober 2020, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
V: Hoe weet [verdachte] naar welk adres hij moet?
A: Het schijnt dat hij een Marktplaatsaccount heeft. Hij kent de mensen die vogels hebben. Hij toont interesse via Marktplaats. Hij gaat daar dan eerst op bezoek. Als een soort voorverkenning. Hij weet precies wat hij moet doen en waar hij moet zijn. [verdachte] heeft daar kopers voor.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 oktober 2020, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: De meeste aangevers zijn door jou benaderd in verband met interesse van jou, in hun vogels. Hoe zit dat?
A: Dat klopt.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 december 2020, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Alteveer op 20 september 2020. Hier zijn diverse Ara's en Amazones, waaronder jongen, gestolen. Getuige [naam 6] heeft verklaard dat jij hem in september 2020 verschillende vogels te koop hebt aangeboden. Amazone papegaaien, een ara en een baby ara. Wat kun je hier over verklaren?
A: Volgens mij heb ik vogels aan [naam 6] verkocht.
V: Op 23 september 2020 heb je een blauw-gele ara te koop aangeboden via Marktplaats. Vogels I Parkieten en Papegaaien - Blauw gele ara super lief en tam - 1.350,00 euro - 23-09-2020. Hoe kwam je aan deze vogel?
A: Deze heb ik gekocht. In Alteveer. Ik ben met die mensen in contact gekomen.
O: Het zal de familie [slachtoffer 7] zijn geweest?
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij in de periode van 4 oktober 2020 tot en met 5 oktober 2020 te Gieterveen en De Groeve, gemeente Tynaarlo en Veendam, op meer momenten, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid vogels en/of eieren, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan:
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2. hij in de periode van 10 september 2020 tot en met 11 september 2020 te Jubbega, gemeente Heerenveen, een hoeveelheid vogels en eieren, die aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3. hij in de periode van 4 september 2020 tot en met 5 september 2020 te Veendam, tezamen en in vereniging met een ander, aan de [adres 1] , 12 vogels, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. hij in de periode van 3 september 2020 tot en met 4 september 2020 te Schipborg, gemeente Aa en Hunze, een hoeveelheid vogels, die aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] ( [adres 2] te Schipborg), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5. hij in de periode van 19 tot en met 20 september 2020 te Alteveer, een hoeveelheid vogels, die aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] ( [adres 3] te Alteveer) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
driemaal gepleegd;
2. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3. Diefstal, door twee of meer verenigde personen;
4. Diefstal;
5. Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf, waarvan de duur gelijk is aan de reeds ondergane preventieve hechtenis, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, al dan niet met zijn mededader, schuldig gemaakt aan een groot aantal diefstallen van vogels en eieren in Noord-Nederland. Hij ging daarbij zeer geraffineerd te werk. Hij zocht contact met zijn slachtoffers, kwam bij hen thuis, verkende daarbij de soort (en waarde) van de vogels, om kort daarna de diefstallen -in de nachtelijke uren- te plegen. Daarbij werden veelal, toegangsdeuren, hokken en/of volières opengebroken. Verdachte had daarbij alleen oog voor eigen financieel gewin en bekommerde zich niet om de schade die hij de slachtoffers, die veelal zeer toegewijd met hun hobby bezig waren, toebracht. Naast geldelijke schade berokkende het handelen van verdachte ook veel leed, zoals ook blijkt de aangiftes en de ingediende schadevergoedingsvorderingen. De rechtbank rekent verdachte de bewezenverklaarde feiten dan ook in hoge mate aan.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden. Zij zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 1.140,00 ter zake van vergoeding van materiële schade en
€ 650,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 1.984,63 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1100,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 5] , tot een bedrag van € 9.095,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en € 50,00, ter vergoeding van proceskosten;
4. [slachtoffer 7] , tot een bedrag van € 10.100,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [slachtoffer 8] , tot een bedrag van € 710,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie ten aanzien van [slachtoffer 1]
De kosten van de dierenambulance ten bedrage van € 15,-- en de immateriële schade ten bedrage van €650,-- komen voor hoofdelijke vergoeding in aanmerking, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. Tevens wordt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging ten aanzien van [slachtoffer 1]
Slechts de kosten van de dierenambulance ad € 15,-- komen voor vergoeding in aanmerking.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Door de benadeelde partij (hierna ook: aangever)is onder meer vergoeding gevorderd vanwege schade die is geleden doordat er geen jongen met de gestolen vogels gefokt konden worden. Verdachte heeft deze schade gemotiveerd betwist. De rechtbank acht deze schade te ongewis en in elk geval niet te bepalen zonder uitvoerige inbreng door deskundigen. Het vaststellen van dit onderdeel van de schade vormt daarmee een te grote belasting van het strafproces. De vordering wordt wat betreft dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de schade in verband met de dierenambulance ten bedrage van €15,-- voor vergoeding in aanmerking komt. Overige materiele schade is niet geleden omdat één van de twee gestolen vogels terug is gegaan naar de eigenaar en de ten gevolge van de diefstal overleden vogel is vergoed door de verzekering.
Door de aangever is voorts vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien verzoeker in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door aangever niet aangevoerd. Tevens is niet aangetoond dat verzoeker in zijn eer of goede naam is aangetast. De rechtbank wijst de vordering wat betreft de immateriële schade af.
Standpunt van de officier van justitie ten aanzien van [slachtoffer 2]
De kosten van de verloren gegane eieren ten bedrage van 1500,-- en de kosten in verband met reparatie van de omheining ad € 73,25 komen voor vergoeding in aanmerking. Ook de immateriële schade ten bedrage van € 1150,-- komt voor hoofdelijke vergoeding in aanmerking, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. Tevens wordt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging ten aanzien van [slachtoffer 2]
Geen van de opgevoerde kosten komt voor vergoeding in aanmerking.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De kosten van de reparatie van de omheining ten bedrage van € 73,25 acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt en zijn een rechtstreeks gevolg van de inbraak. Dit geldt niet voor de kosten van extra beveiliging en de kosten die worden opgegeven in verband met een gemiste vakantiedag. Deze kosten wijst de rechtbank af.
Door de benadeelde partij (hierna ook aangever) is vergoeding gevorderd vanwege schade die is geleden door de diefstal van drie eieren, ten bedrage van € 500,-- voor elk ei. Verdachte heeft deze schade gemotiveerd betwist en gesteld dat het gaat om niet vergoedbare vervolgschade en dat het maar de vraag is of deze eieren uit zouden komen en wat de vogels dan waard zouden zijn geweest. De rechtbank acht van belang dat het hier gaat om reeds aanwezige eieren, die een zekere waarde vertegenwoordigen, dus niet om vervolgschade. Eén van de eieren is blijkens het dossier in de broedmachine uitgekomen en is kennelijk niet verloren gegaan voor aangever. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de door aangever opgegeven waarde van de eieren ten bedrage van € 500,-- per stuk en schat de schade op € 1000,-- . De kosten in verband met de drie gestolen eieren acht de rechtbank voor een bedrag van € 1000,-- toewijsbaar.
Door aangever is voorts vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien verzoeker in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door aangever niet aangevoerd. Tevens is niet aangetoond dat verzoeker in zijn eer of goede naam is aangetast. De rechtbank wijst de vordering wat betreft de immateriële schade af.
Standpunt van de officier van justitie ten aanzien van [slachtoffer 5]
De kosten van het rapport opgemaakt door de [bedrijfsnaam 2] ten bedrage van €50,-- komen voor vergoeding in aanmerking.
Standpunt van de verdediging ten aanzien van [slachtoffer 5]
Er zijn geen schadeposten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De gestolen vogels zijn door de verzekering alsnog vergoed, zodat er wat dit betreft - uiteindelijk- geen schade is geleden. De vordering wordt in zoverre afgewezen.
Door de benadeelde partij is vergoeding gevorderd vanwege schade die is geleden doordat er geen jongen met de gestolen vogels gefokt konden worden. Verdachte heeft deze schade gemotiveerd betwist. De rechtbank acht deze schade te ongewis en in elk geval niet te bepalen zonder uitvoerige inbreng door deskundigen. Het vaststellen van dit onderdeel van de schade vormt daarmee een te grote belasting van het strafproces. De vordering wordt wat betreft dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaard.
De kosten van de door de [bedrijfsnaam 2] opgemaakte rapportage zijn aan te merken als proceskosten en komen nu de vordering niet ontvankelijk wordt verklaard niet voor vergoeding in aanmerking.
Standpunt van de officier van justitie ten aanzien van [slachtoffer 7]
De kosten van de gestolen vogels komen overeenkomstig de opgave van aangever voor een bedrag van €6200,- voor vergoeding in aanmerking, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. Tevens wordt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging ten aanzien van [slachtoffer 7]
Nu verdachte de vogels heeft geheeld en niet gestolen, dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair, indien de diefstal wordt bewezen verklaard, komt de waarde van de gestolen vogels voor vergoeding in aanmerking. Deze waarde is echter voor een aantal vogels lager dan door aangever opgegeven. De totale waarde van de vogels bedraagt, volgens opgave van verdachte ter terechtzitting € 5150,-.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 7]
De waarde van de gestolen vogels komt voor vergoeding van de schade in aanmerking. De rechtbank stelt deze schade schattenderwijs op het bedrag dat dat de benadeelde partij (hierna ook: aangever) bij de aangifte heeft opgegeven, te weten € 6000,--, iets lager dan het bedrag van € 6200,-- dat thans wordt gevorderd.
Door aangever is voorts vergoeding gevorderd vanwege schade die is geleden doordat er geen jongen met de gestolen vogels gefokt konden worden. Verdachte heeft deze schade gemotiveerd betwist. De rechtbank acht deze schade te ongewis en in elk geval niet te bepalen zonder uitvoerige inbreng door deskundigen. Het vaststellen van dit onderdeel van de schade vormt daarmee een te grote belasting van het strafproces. De vordering wordt wat betreft dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaard.
Standpunt van de officier van justitie ten aanzien van [slachtoffer 8]
De kosten van de gestolen vogels komen overeenkomstig de aangifte van aangever voor een bedrag van € 525,-- voor vergoeding in aanmerking, vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. Tevens wordt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging ten aanzien van [slachtoffer 8]
De waarde van de gestolen vogels komt voor vergoeding in aanmerking. Deze waarde is lager dan door aangever opgegeven. De vogels zijn € 50,-- per vogel waard, derhalve kan een bedrag van € 350,-- worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 8]
De benadeelde partij heeft bij zijn aangifte gesteld dat de schade in verband met de gestolen vogels € 525,-- bedraagt. Zonder nadere onderbouwing wordt door aangever in de vordering een bedrag van € 710,-- genoemd. De rechtbank stelt de geleden schade schattenderwijs op het bij de aangifte genoemde bedrag van €525,- en ziet geen aanleiding om van het lagere door verdachte genoemde bedrag van €350,- uit te gaan.
Overig oordeel van de rechtbank ten aanzien de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten ten aanzien van deze benadeelde partijen samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 60a, 310 en 311 het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/250447-20, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 15,--(zegge: vijftien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2020, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor de overige materiële schade niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van immateriële schade af.
Veroordeelt verdachte tevens hoofdelijk in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de hoofdelijke verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] ,te betalen een bedrag van
€ 15,--(zegge: vijftien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Ten aanzien van 18/250447-20, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1073,25(zegge: duizenddrieënzeventig euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2020, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor de overige materiële schade en de immateriële schade af.
Veroordeelt verdachte tevens hoofdelijk in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de hoofdelijke verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] ,te betalen een bedrag van
€ 1073,25(zegge: duizenddrieënzeventig euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 20 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Ten aanzien van 18/250447-20, feit 3:
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5], met betrekking tot de fokschade, niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Wijst de vordering voor het overige af.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/250447-20, feit 5:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 6.000,--(zegge: zesduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2020.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor de overige materiële schade niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 7] ,te betalen een bedrag van
€ 6.000,--(zegge: zesduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 65 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/250447-20, feit 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 525,--(zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2020.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor de overige materiële schade niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 6] ,te betalen een bedrag van een bedrag van
€ 525,--(zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 10 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter,
mr. M.A.A. van Capelle en mr. T.P. Hoekstra, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2021.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.