Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/4271
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 25 februari 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde van eiseres] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zwolle, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 15 oktober 2013 een aanslag opgelegd in de schenkbelasting ten bedrage van € 60.032.
[partner van eiseres] heeft tegen de aanslag schenkbelasting bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft uitspraak op bezwaar gedaan gericht aan eiseres.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft bij brief van 8 februari 2021 partijen medegedeeld dat ter zitting op 18 februari 2021 in beginsel enkel de primaire beroepsgrond besproken zal worden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand verweerder] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Met dagtekening 26 februari 2013 heeft [partner van eiseres] aangifte schenkbelasting gedaan. Verweerder heeft de aangifte op 28 februari 2013 ontvangen. De aangifte vermeldt dat in 2012 door [partner van eiseres] aan eiseres een bedrag van € 300.000 is geschonken, en dat de schenker de schenkbelasting betaalt. Verder vermeldt de aangifte bij onderdeel ‘E. Bijzonderheden’ het volgende:
“
Schenker heeft genoemd bedrag overgemaakt ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis jegens zijn echtgenote. In dat kader zal bezwaar worden aangetekend tegen de op te leggen aanslag schenkbelasting en een beroep worden gedaan op de vrijstelling van artikel 33 ten twaalfde SUCCESSIEWET.”
Schenker heeft genoemd bedrag overgemaakt ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis jegens zijn echtgenote. In dat kader zal bezwaar worden aangetekend tegen de op te leggen aanslag schenkbelasting en een beroep worden gedaan op de vrijstelling van artikel 33 ten twaalfde SUCCESSIEWET.”
1.2.
Verweerder en de voormalig gemachtigde van [partner van eiseres] en eiseres hebben gecorrespondeerd over de aangifte, met name over het beroep op de vrijstelling. Bij brief met dagtekening 25 september 2013 heeft verweerder medegedeeld dat hij de vrijstelling niet zal toepassen en dat de aanslag schenkbelasting binnen afzienbare toegestuurd wordt.
1.3.
Verweerder heeft de aanslag schenkbelasting met dagtekening 15 oktober 2013 vastgesteld. De aanslag is gericht aan eiseres en heeft aanslagnummer [aanslagnummer] . Volgens de aanslag is sprake van een verkrijging van € 360.032, een belaste verkrijging van € 358.020, en dient ter zake van de schenking € 60.032 schenkbelasting te worden betaald.
1.4.
Verweerder heeft aan [partner van eiseres] een ‘Geleidebrief bij aanslag(en)’ gestuurd. Deze brief heeft dagtekening 15 oktober 2013. Op deze brief staat aanslagnummer [aanslagnummer] vermeld. Verder bevat de brief – voor zover hier van belang – de volgende informatie:
“Betreft de schenking door:
[partner van eiseres] te [woonplaats]
in 2012
Schenkbel.nr.: 13.25930
(…)
Specificatie
Verkrijging
Belasting
[eiseres] , [woonplaats]
€ 360.032
€ 60.032
Totaal
€ 360.032
€ 60.032
(…)”
1.5.
Bij brief met dagtekening 6 november 2013 heeft de voormalig gemachtigde namens [partner van eiseres] bezwaar gemaakt. De brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“
Betreft: Bezwaar aanslag schenkbelasting met nummer [aanslagnummer] ten name
Betreft: Bezwaar aanslag schenkbelasting met nummer [aanslagnummer] ten name
van de heer [partner van eiseres]
(…)
Hierbij maken wij namens de heer [partner van eiseres] bezwaar tegen de opgelegde aanslag
schenkbelasting met dagtekening 15 oktober 2013 naar een te betalen bedrag van € 60.032.(…)”
1.6.
Met dagtekening 29 oktober 2019 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. De uitspraak is gericht aan eiseres.
Beroepsgronden
2. In haar beroepschrift heeft eiseres primair het standpunt ingenomen dat de uitspraak op bezwaar non-existent is omdat zij nimmer bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag. Eiseres heeft subsidiair gesteld dat de schenking is vernietigd door de Officier van Justitie zodat om die reden de aanslag vernietigd moet worden dan wel verminderd moet worden tot € nihil. Meer subsidiair heeft eiseres gesteld dat verweerder ten onrechte uitgegaan is van een belaste verkrijging omdat er sprake is van de voldoening van een natuurlijk verbintenis. De schenking is dan vrijgesteld zodat de aanslag verminderd moet worden tot € nihil, aldus eiseres.
Gewijzigde standpunten ter zitting
3. Eerst ter zitting heeft eiseres gesteld dat het namens [partner van eiseres] ingediende bezwaar (zie 1.5.) aangemerkt moet worden als mede ingediend door eiseres. Verweerder kon dan wel uitspraak op bezwaar doen gericht aan eiseres, zodat het beroep tegen deze uitspraak op bezwaar wel ontvankelijk is.
4. Verweerder heeft ter zitting en in zijn pleitnota gesteld dat eiseres geen bezwaar gemaakt heeft tegen de aanslag schenkbelasting. Het bezwaar is gemaakt door/namens [partner van eiseres] . Volgens verweerder is het door eiseres tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep dan nietontvankelijk.
Beoordeling van de rechtbank
5. De rechtbank stelt voorop dat zij de ontvankelijkheid van het beroep ambtshalve moet toetsen. De rechtbank zal dat hierna doen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank kan het tegen de aanslag schenkbelasting gemaakte bezwaar niet aangemerkt worden als gemaakt door eiseres. Uit de bewoording van het bezwaarschrift volgt dat door/namens [partner van eiseres] – en niet door/namens eiseres – bezwaar is gemaakt. Gemachtigde van eiseres heeft tot aan de zitting ook steeds volgehouden dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt. Uit het voorgaande volgt dat ten tijde van het maken van het bezwaar ook niet beoogd is dat namens eiseres te doen.
7. Gelet op het voorgaande is door eiseres geen bezwaar gemaakt tegen de aanslag schenkbelasting. Alsdan kon verweerder ook geen uitspraak op bezwaar doen gericht aan eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank moet de uitspraak op bezwaar daarom als nonexistent worden beschouwd. Het is immers een beschikking die verweerder in dit geval niet kon nemen.
8. Nu er vanuit gegaan moet worden dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt, en de uitspraak op bezwaar nonexistent is, is het beroep nietontvankelijk. Voorafgaand aan het instellen van beroep moet immers bezwaar gemaakt zijn. [1] De rechtbank merkt daarbij op dat geen sprake is van een rechtstreeks beroep tegen de aanslag schenkbelasting.
Conclusie
9. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Proceskosten en griffierecht
10. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres door toedoen van verweerder gedwongen beroep in te stellen. Zij werd immers geconfronteerd met een uitspraak op bezwaar waarvan niet op voorhand duidelijk was dat deze non-existent was. Gelet daarop ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 47 vergoedt.
11. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiseres te vergoeden en
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068.
Deze uitspraak is gedaan op 25 februari 2021 door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
w.g. griffier w.g. rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.