1.20.Het FIOD-onderzoek (zie 1.17) heeft geleid tot een aantal strafzaken. Bij vonnis van 15 april 2019 is eiseres door de rechtbank Overijssel veroordeeld tot een geldboete van € 10.000 voor het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en het gebruik van valse facturen. Eiseres en het Openbaar Ministerie hebben beide hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Op het hoger beroep is nog niet beslist.
2. In geschil is of de naheffingsaanslagen op de juiste bedragen zijn vastgesteld.
3. De rechtbank merkt op dat eiseres strafrechtelijk veroordeeld is voor feiten welke met de in geschil zijnde naheffingsaanslagen te maken hebben, en dat tegen de strafrechtelijke veroordeling hoger beroep is ingesteld (zie 1.20.). De rechtbank benadrukt dat deze uitspraak enkel ziet op de juiste vaststelling van de in geschil zijnde naheffingsaanslagen. De strafrechtelijke veroordeling houdt alleen in dat de strafrechter een straf heeft opgelegd omdat eiseres (onder meer) onjuiste aangiften heeft gedaan. Daarmee is de belastingheffing zelf nog niet gecorrigeerd. Dat heeft de inspecteur gedaan door de naheffingsaanslagen op te leggen. Deze rechtbank gaat nu alleen bekijken of die naheffingsaanslagen kloppen.
Naheffing omzetbelasting 2013
4. De naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bestaat uit vier soorten correcties (zie 1.16.). Ter zitting is besproken dat op basis van de beschikbare gegevens niet uit is te sluiten dat door de verschillende soorten correcties mogelijk dubbeltellingen zijn opgetreden. Op zichzelf betwist eiseres niet dat de teruggaven ten onrechte hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft daarom ter zitting voorgesteld om de naheffingsaanslag vast te stellen op € 7.019, zijnde het totaalbedrag dat eiseres over het jaar 2012 daadwerkelijk aan teruggaven heeft ontvangen (zie 1.5.). Partijen hebben op de zitting verklaard hiermee akkoord te gaan.
5. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de naheffingsaanslag 2013 verminderen tot een bedrag van € 7.019.
Naheffing omzetbelasting 2012, 2014 en 2015
6. De rechtbank stelt voorop dat de naheffingsaanslagen voor zover die zien op de tijdvakken 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 geheel betrekking hebben op correcties van ten onrechte in aftrek gebrachte voorbelasting.
7. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat de bedragen aan ten onrechte in aftrek gebrachte voorbelasting, zoals in het overzichtsproces‑verbaal van de FIOD zijn opgenomen juist zijn. De door verweerder in verband hiermee in eerste instantie nageheven bedragen verschillen niet van de in het proces‑verbaal van de FIOD opgenomen bedragen. Eiseres heeft vervolgens desgevraagd bevestigd dat de bedragen van de naheffingsaanslagen voor zover die zien op 2012, 2014 en 2015 – na verlaging in de uitspraken op bezwaar – juist zijn. Dat betekent dat er ten aanzien van deze bedragen geen geschil (meer) bestaat tussen partijen.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de bedragen van naheffingsaanslagen voor zover die zien op de jaren 2012, 2014 en 2015 juist vastgesteld.
Naheffing omzetbelasting 2016
9. De naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 is, voor zover die ziet op de tijdvakken 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016, gebaseerd op artikel 29, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst 2016). In dit artikellid is bepaald dat de ondernemer die belasting in aftrek heeft gebracht ter zake van aan hem verrichte leveringen van goederen en diensten, het afgetrokken bedrag verschuldigd is op het tijdstip waarop en voor zover redelijkerwijs moet worden aangenomen dat hij de vergoeding waarop dat bedrag betrekking heeft, niet of niet geheel zal betalen. De belasting wordt daarbij in ieder geval verschuldigd twee jaren na de opeisbaarheid van de vergoeding, voor zover deze op dat tijdstip nog niet is betaald.
10. De nageheven omzetbelasting over het tijdvak 2016 is gebaseerd op het door eiseres tijdens het boekenonderzoek opgestelde overzicht van nog (deels) openstaande facturen zoals opgenomen in bijlage 18 van het verweerschrift in zaaknummer LEE 19/3915. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat dit overzicht geen valse facturen bevat en dat deze facturen allemaal als zodanig zijn verantwoord in de aangiften omzetbelasting. Gelet daarop zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen dubbeltellingen met de correcties over 2012 tot en met 2015.
11. Tussen partijen is niet in geschil dat in 2016 vaststond dat eiseres de (deels) openstaande facturen niet meer zou betalen. Evenmin is in geschil dat het bedrag aan omzetbelasting dat is toe te rekenen aan de onbetaald gebleven (delen van de) facturen € 6.646 bedraagt.
12. De rechtbank overweegt dat enkele facturen, gelet op de datum waarop deze vermoedelijk opeisbaar zijn geworden, reeds in 2015 nageheven hadden moeten worden in verband met de grens van twee jaren na opeisbaarheid. Dit is op de zitting met partijen besproken. Nu de naheffingsaanslag ziet op de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016, vallen ook de tijdvakken in 2015 echter binnen het naheffingstijdvak. Juridisch dekt de naheffingsaanslag dus ook de correcties die al in 2015 hadden moeten plaatsvinden. Dat
binnende naheffingsaanslag de correctie in eerste instantie in zijn geheel is toegerekend aan 2016, is voorts enkel in het voordeel van eiseres, omdat de belastingrente over dit bedrag pas vanaf een later tijdstip is berekend.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de naheffingsaanslag voor zover die ziet op het niet meer voldoen van de openstaande facturen, juist vastgesteld.
14. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. Nu de met de beschikking belastingrente samenhangende naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2013 zal worden verminderd, zal de rechtbank de belastingrente dienovereenkomstig verminderen. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikkingen belastingrente bij de andere naheffingsaanslagen.
15. Het beroep in zaaknummer LEE 19/2074 is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 7.019. De rechtbank vermindert de belastingrente dienovereenkomstig.
16. Omdat de rechtbank het beroep in zaaknummer LEE 19/2074 gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar in die zaak betaalde griffierecht van € 345 vergoedt.
17. De beroepen in zaaknummers LEE 19/146 en LEE 19/3915 zijn ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu eiseres ter zitting haar verzoek om een kostenvergoeding heeft ingetrokken.