Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagden] over de annulering van een huurovereenkomst voor een vakantiehuis. [Eiser] had een vakantiehuis gehuurd voor de periode van 1 tot en met 15 mei 2020, maar annuleerde de huur vanwege de coronamaatregelen. Hij vorderde de terugbetaling van een aanbetaling van € 300,00, die hij had gedaan, op de grond dat deze onverschuldigd was betaald. [Gedaagden] betwistten dat zij de overeenkomst hadden geannuleerd en stelden dat [eiser] zelf had geannuleerd. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] de overeenkomst op 3 april 2020 had geannuleerd door te stellen dat hij niet naar het vakantiehuis kon komen. De rechter concludeerde dat er geen rechtsgrond was voor de terugbetaling van de aanbetaling, omdat [eiser] annuleringskosten verschuldigd was op basis van de huurovereenkomst. De vordering van [eiser] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.