ECLI:NL:RBNNE:2021:5763

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
9051822 CV EXPL 21-1107
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Annulering van huur van een vakantiehuis en onverschuldigde betaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagden] over de annulering van een huurovereenkomst voor een vakantiehuis. [Eiser] had een vakantiehuis gehuurd voor de periode van 1 tot en met 15 mei 2020, maar annuleerde de huur vanwege de coronamaatregelen. Hij vorderde de terugbetaling van een aanbetaling van € 300,00, die hij had gedaan, op de grond dat deze onverschuldigd was betaald. [Gedaagden] betwistten dat zij de overeenkomst hadden geannuleerd en stelden dat [eiser] zelf had geannuleerd. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] de overeenkomst op 3 april 2020 had geannuleerd door te stellen dat hij niet naar het vakantiehuis kon komen. De rechter concludeerde dat er geen rechtsgrond was voor de terugbetaling van de aanbetaling, omdat [eiser] annuleringskosten verschuldigd was op basis van de huurovereenkomst. De vordering van [eiser] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 9051822 CV EXPL 21-1107
Vonnis van de kantonrechter van 13 juli 2021
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eiser,
gemachtigde [werknemer gemachtigde], Juristu Incassodiensten BV,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats 2],
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagden, hierna gezamenlijk [gedaagden] te noemen,
gedaagde sub 2 in persoon procederende, mede namens gedaagde sub 1.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties van [eiser]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die tussen partijen vaststaan omdat ze enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn betwist.
2.2.
Tussen partijen is een huurovereenkomst gesloten op grond waarvan [eiser] het vakantiehuis [het gehuurde], gelegen aan de [het gehuurde] (hierna het gehuurde) van [gedaagden] heeft gehuurd voor de periode van 1 tot en met 15 mei 2020. De huurprijs voor deze huurperiode bedroeg € 1.279,00, te voldoen in twee termijnen en wel een bedrag van € 300,00 voor 1 februari 2020 en een bedrag van € 979,00 voor 21 april 2020.
2.3.
Op de overeenkomst zijn huurvoorwaarden van toepassing, waarin onder andere is vermeld:
Annulering door de huurder
Indien een reservering voor het verblijf wordt geannuleerd door de huurder zijn de volgende bedragen verschuldigd:
a. bij annulering tot 42 dagen vóór de dag van aankomst 30% van de huursom
b. bij annulering vanaf de 42e dag (inclusief) tot de 28e dag vóór de dag van aankomst 60% van de huursom
c. bij annulering vanaf de 28e dag (inclusief) tot de dag van aankomst 90% van de reissom
d. bij annulering op de dag van aankomst of later, de volle huursom
Indien de verhuurder het vakantieverblijf met toestemming van de huurder, na bericht van annulering van het door hem gehuurde, nog heeft verhuurd, wordt de te ontvangen huursom van de nieuwe huurder na ontvangst van deze, met de al betaalde huursom verrekend.”
2.4.
[eiser] heeft op enig moment een bedrag van € 300,00 aanbetaald.
2.5.
Op 3 april 2020 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagden] onder andere medegedeeld:
“[…]
Zoals ik vanmiddag in het telefoongesprek aangaf zijn de omstandigheden zodanig, dat het onverantwoord is om veilig naar- en op Terschelling te verblijven.
[…]
Daar komt bij, dat de Burgemeester en de huisartsen op Terschelling, de toeristen ten sterkste afraden naar het eiland te komen.
Tevens doet onze premier Rutte en zijn adviseurs/RIVM voortdurend een oproep om niet op reis te gaan.
Alles overziende, zie ik geen mogelijkheden in uw verhuur schema om dit jaar te gaan, en stel ik in redelijkheid voor de huur datums een jaar door te schuiven. dwz. tot mei 2021.
[…]”
2.6.
In reactie op deze e-mail van [eiser] hebben [gedaagden] [eiser] kort daarna een e-mail gezonden en onder andere medegedeeld:
“[…]
Het is inderdaad een uitzonderlijke situatie en het is vervelend dat jullie vanwege de bijzondere CORONA situatie de boeking annuleren. […]
We hebben beleid gemaakt voor onze huurders voor de Corona periode. Er mag kosteloos worden omgeboekt naar een andere periode in 2020.
Bij annulering van de verhuur willen wij een coulanceregeling treffen en in plaats van 90% annuleringskosten zullen wij de helft dus 45% van de huurkosten in rekening brengen. Wij denken u hierbij een mooi voorstel te hebben gedaan. In de wetenschap dat jullie volgend jaar mei weer terug komen en onze kosten van [het gehuurde] helaas ook doorlopen.
[…]”
2.7.
Op 6 april 2020 hebben [gedaagden] [eiser] nog een e-mail gestuurd waarin onder andere is vermeld:
“[…] Het huis is beschikbaar en zolang de eilanden niet afgesloten zijn heeft u de mogelijkheid om te gaan, met inachtneming van alle regels zoals die in Nederland gelden!
We delen de kosten die normaal gesproken bij een annulering zouden gelden en geven de mogelijkheid kosteloos uw reservering te verplaatsen naar een andere week dit jaar. […]
We blijven dus bij ons voorstel en gaan niet akkoord met een opschorting naar volgend jaar waarbij wij alle kosten dragen.
We horen graag van welke optie die we u bieden u gebruik wilt maken.”
2.8.
[eiser] heeft [gedaagden] op 7 april 2020 een e-mail gezonden waarin onder andere is medegedeeld:
“[…]
Wij annuleren niet, maar vragen u om de huur periode met een jaar op te schorten.
[…]
Opschorten contract, is alles in stand houden, de rechten en plichten, tot het Corona gevaar is geweken, waarschijnlijk volgend jaar om deze tijd.
[…]
Uw contract bewoordingen hebben geen voorzieningen t.a.v. deze Pandemie situatie.
[…]
Onze conclusie is, dat wij gelet op de extreme – eerder vermeldde- situatie NIET akkoord gaan met annuleringskosten hoe hoog/laag ze ook uit zullen vallen. […]”
2.9.
[gedaagden] hebben [eiser] vervolgens bij e-mail van 10 april 2020 onder andere medegedeeld:
“[…] Juridisch gezien heeft de verhuurder het huis beschikbaar gesteld en heeft u de mogelijkheid om te komen naar het eiland (er is geen verbod). Bovendien zijn alle maatregelen tot 28 april van kracht en betreft uw huur periode na deze periode. Het is dus aan u dat u niet gebruikt maakt van ons huis en dus met ons in redelijkheid een financiële oplossing moet vinden.
Bij herhaling hebben wij u een passend en fatsoenlijk aanbod gedaan om er in redelijkheid samen uit te komen. U gaat daar niet op in en blijft bij uw standpunt om de huur van ons huis te willen doorschuiven naar 2021. Daarbij gaat u ook niet in op de mogelijkheid om kosteloos om te boeken naar een andere periode in 2020.
Gezien uw opstelling en de toonstelling van uw mail hebben wij gezien de situatie die nu is ontstaan besloten dat wij u niet meer welkom willen heten in ons huis. Het spreekt voor zich dat de borgsom niet wordt teruggestort want hiervoor hebben we het huis voor u gereserveerd gehouden. […]”
2.10.
Namens [eiser] heeft Juristu Incassodiensten BV (hierna te noemen Juristu) [gedaagden] verzocht de aanbetaling van € 300,00 aan [eiser] terug te betalen. [gedaagden] hebben de vordering bij brief van 29 april 2020 afgewezen en het bedrag van € 300,00 niet terug betaald.

3.Het standpunt van [eiser]

3.1.
vordert bij dagvaarding [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2020 althans de dag der dagvaarding. Tevens vordert [eiser] [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 54,45 ter zake buitengerechtelijke incassokosten. Voorts vordert [eiser] [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, alsmede de nakosten.
3.2.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagden] de overeenkomst tussen partijen op 10 april 2020 heeft geannuleerd, zodat enige rechtsverhouding ofwel rechtsgrond voor betaling van het bedrag van € 300,00 ontbreekt. Het bedrag van € 300,00 heeft [eiser] derhalve onverschuldigd betaald, zodat [gedaagden] op grond van artikel 6:203 BW gehouden zijn dit bedrag aan hem terug te betalen.

4.Het standpunt van [gedaagden]

4.1.
hebben bij antwoord betwist dat zij de overeenkomst hebben geannuleerd. Zij voeren aan dat [eiser] de overeenkomst bij e-mail van 3 april 2020 zelf heeft geannuleerd, door duidelijk aan te geven niet naar het gehuurde te zullen komen in de geboekte periode en de huurperiode een jaar te willen opschorten. Dit betreft een annulering voor de geboekte periode. Het gehuurde was, ondanks de maatregelen vanwege de coronapandemie, conform overeenkomst beschikbaar voor [eiser].
4.2.
Gezien [eiser] er zelf voor heeft gekozen om niet te komen en te annuleren, is hij op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden annuleringskosten verschuldigd.
[eiser] heeft geannuleerd op dag 29 voor ingang van de huurperiode, zodat de annuleringskosten op grond van de huurovereenkomst 60% van de huursom van € 1.279,00 bedragen ofwel een bedrag van € 767,42. [gedaagden] hebben er uiteindelijk voor gekozen een bedrag van € 300,00 als annuleringskosten aan te houden, zijnde het bedrag van de aanbetaling.
4.3.
Op grond van de overeenkomst heeft [eiser] geen recht op de door hem gewenste gratis omboeking naar 2021. Om [eiser], gezien de coronapandemie, tegemoet te komen, hebben [gedaagden] zich coulant opgesteld door [eiser] twee opties te bieden, annulering tegen de helft van de annuleringskosten of kosteloze omboeking naar een andere periode in 2020. [eiser] ging op deze opties echter niet in en bleef vasthouden aan omboeking naar 2021. Gelet op het feit dat de inhoud van de e-mail van [eiser] van 7 april 2020 aanmatigend en dreigend was en onjuistheden en beschuldigingen bevatte, hebben [gedaagden] aangegeven hem niet langer in het gehuurde te willen verwelkomen.
4.4.
Tot slot voeren [gedaagden] aan dat zij de brieven van de gemachtigde van [eiser] niet hebben ontvangen. Deze zijn naar het verkeerde adres gezonden.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten voor de (ver)huur van het gehuurde voor de periode van 1 tot en met 15 mei 2020 en dat [eiser] op enig moment een bedrag van € 300,00 aan [gedaagden] heeft aanbetaald. Eveneens staat vast dat [eiser] niet in het gehuurde is verbleven in de geboekte periode. De vraag die aan de kantonrechter voorligt is of [gedaagden] gehouden zijn de door [eiser] betaalde aanbetaling van € 300,00 terug te betalen op grond van artikel 6:203 BW. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
5.2.
Artikel 6:203 BW bepaalt dat degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd is dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Wil [eiser] recht hebben op terugbetaling van het bedrag van € 300,00, dan moet allereerst vast komen te staan dat er geen rechtsgrond voor de aanbetaling was. [eiser] heeft gesteld dat een rechtsgrond voor de door hem gedane aanbetaling van € 300,00 ontbreekt, omdat [gedaagden] de overeenkomst bij e-mail van 10 april 2020 hebben geannuleerd. Het ligt op de weg van [eiser] om zijn vordering en daarmee zijn stelling dat [gedaagden] de overeenkomst op 10 april 2020 hebben geannuleerd met voldoende feiten en omstandigheden te onderbouwen. [gedaagden] hebben gemotiveerd betwist dat zij de overeenkomst op 10 april 2020 hebben geannuleerd. Zij voeren aan dat van annulering hunnerzijds op 10 april 2020 geen sprake is, nu [eiser] de overeenkomst zelf reeds op 3 april 2020 heeft geannuleerd.
5.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [gedaagden] uit de e-mail van [eiser] van 3 april 2020 terecht afgeleid dat hij geen gebruik wenste te maken van het gehuurde gedurende de geboekte periode. Hij heeft in die e-mail immers aangegeven dat het onverantwoord was om veilig te gaan naar en te verblijven op Terschelling, geen mogelijkheden te zien om in 2020 naar Terschelling te gaan en daarom voorgesteld de huurperiode op te schuiven naar mei 2021. [gedaagden] hebben naar het oordeel van de kantonrechter terecht aangenomen dat dit een annulering van de overeenkomst door [eiser] betreft.
5.4.
Gezien de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] had het op de weg van [eiser] gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen. Dat heeft [eiser] echter nagelaten. [eiser] heeft bij conclusie van repliek gesteld dat het vanwege de coronapandemie onmogelijk was om gebruik te maken van het gehuurde. Ondanks de coronapandemie hebben [gedaagden] het gehuurde feitelijk ter beschikking gesteld, zodat dit niet maakt dat van annulering door [eiser] zelf geen sprake kan zijn. De stelling van [eiser] dat [gedaagden] bij e-mail van 10 april 2020 hebben aangegeven dat [eiser] niet meer welkom was in het gehuurde, kan er evenmin toe leiden dat van annulering door [eiser] zelf geen sprake was. De e-mail van [gedaagden] van 10 april 2020 volgt immers als reactie op de e-mails die vóór 10 april 2020 tussen partijen zijn uitgewisseld, zodat de e-mail van [eiser] van 3 april 2020 daaraan vooraf is gegaan en de overeenkomst aldus reeds door hem zelf was geannuleerd. Nu [eiser] de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, is niet komen vast te staan dat [gedaagden] de overeenkomst hebben geannuleerd. Derhalve is evenmin komen vast te staan dat de rechtsgrond voor de aanbetaling ontbreekt en dat het bedrag van € 300,00 onverschuldigd is betaald.
5.5.
Uit de tussen partijen gesloten overeenkomst blijkt voorts dat [eiser] in geval van annulering van de overeenkomst annuleringskosten verschuldigd is. [eiser] heeft de overeenkomst geannuleerd op 3 april 2020, ofwel op dag 29 voor de dag van aankomst in het gehuurde. Op basis van de op de overeenkomst van toepassing zijnde huurvoorwaarden is hij dan ook 60% van de huursom aan annuleringskosten verschuldigd, ofwel een bedrag van € 767,42 (60% van € 1.279,00). Vast staat dat [gedaagden] dit bedrag niet bij [eiser] in rekening hebben gebracht en dat zij de annuleringskosten hebben beperkt tot het bedrag van € 300,00, zijnde het bedrag van de aanbetaling. Nu [gedaagden] op grond van de overeenkomst gerechtigd waren een bedrag van € 767,42 aan annuleringskosten bij [eiser] in rekening te brengen, is het bedrag van € 300,00 dat [gedaagden] daadwerkelijk in rekening hebben gebracht aan annuleringskosten niet teveel geweest. Bovendien hebben [gedaagden] [eiser] de mogelijkheid geboden de boeking kosteloos om te boeken naar een andere periode in 2020, een mogelijkheid waar [eiser] op grond van de gesloten overeenkomst geen recht op had. Dat [eiser] van die mogelijkheden geen gebruik heeft wensen te maken, maakt niet dat [gedaagden] alsnog gehouden zijn de aanbetaling van € 300,00 terug te betalen. De vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen.
5.6.
In het licht van het voorgaande, kan hetgeen verder door partijen is aangevoerd onbesproken blijven.
5.7.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] tot aan deze uitspraak vast te stellen op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Bootsma, kantonrechter, en op 13 juli 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
cp: 48299