ECLI:NL:RBNNE:2021:5747

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
C/19/126852 HA ZA 19-91
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvullend vonnis inzake aansprakelijkheid en schadevergoeding in faillissement

In deze zaak heeft de curator, mr. Jan Maarten Pol, in zijn hoedanigheid als curator in het faillissement van een besloten vennootschap, een aanvullend vonnis aangevraagd. De curator was het niet eens met het herstelvonnis van 30 december 2020, waarin hij stelde dat zijn eerdere reactie op een verzoek tot herstel niet was meegenomen. Hij verzocht de rechtbank om het oorspronkelijke vonnis te herstellen en het herstelvonnis ongedaan te maken, met de argumentatie dat het boedeltekort aanzienlijk groter was dan eerder vastgesteld en dat ook gedaagde sub 2 aansprakelijk moest worden gesteld voor het volledige gevorderde voorschot van € 90.000,--.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de reactie van de curator op 9 december 2020 de griffie had bereikt, maar administratief niet was doorgegeven aan de kamer. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de eerdere vonnissen van 18 november 2020 en 30 december 2020 niet aangepast hoefden te worden, omdat de curator niet had aangetoond dat de aansprakelijkheid van gedaagde sub 2 voor het gehele gevorderde voorschot gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat gedaagde sub 2 al aansprakelijk was voor 50% van de schade, en dat het in strijd zou zijn met de billijkheidscorrectie om haar hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het volledige bedrag.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de curator afgewezen, maar de eerdere vonnissen zijn aangevuld met de overwegingen uit dit aanvullend vonnis. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.

Uitspraak

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/126852 HA ZA 19-91
Aanvullend vonnis van 3 maart 2021
in de zaak van
mr. Jan Maarten Pol, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [de BV] ,
kantoorhoudend te Assen,
eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.M.J. van de Sande,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2. [gedaagde sub 2] ,beiden wonend te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie, eisers in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R.W. Lagerwaard.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk de curator, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

1.Het verzoek

1.1.
Bij schrijven van – datum – heeft de curator aangegeven dat hij het herstelvonnis van 30 december 2020 heeft ontvangen, maar dat hij het daar niet mee eens is. Hij geeft aan dat hij anders dan in het vonnis vermeld staat, wel gereageerd heeft op het verzoek tot herstel van 1 december 2020 van mr. Lagerwaard. De curator verzoekt de rechtbank het oorspronkelijke vonnis te herstellen op de door hem verzochte wijze en het herstelvonnis alsnog ongedaan te maken. Hij stelt – samengevat - dat de rechtbank ten onrechte niet in haar beoordeling heeft betrokken dat hij slechts een voorschot heeft gevorderd op de schade en dat het boedeltekort vele malen groter is. Dat rechtvaardigt volgens de curator dat ook [gedaagde sub 2] – ondanks het oordeel van de rechtbank over haar geringe verantwoordelijkheid voor het ontstaan van het tekort - veroordeeld wordt voor het gehele gevorderde voorschot van € 90.000,--.

2.De beoordeling

2.1.
Navraag heeft uitgewezen dat de reactie van de curator inderdaad op 9 december 2020 de griffie van de rechtbank bereikt heeft. Daar is zijn reactie echter in het ongerede geraakt, zodat deze de kamer van de rechtbank niet bereikt heeft. De administratieve onvolkomenheid maakt de beslissingen in het vonnis van 30 november 2020 in combinatie met het herstelvonnis van 30 december 2020 echter niet anders. De rechtbank is van oordeel dat de curator weliswaar een punt heeft waar hij aangeeft dat de rechtbank niet kenbaar ingegaan is op het feit dat een voorschot gevorderd is en het boedeltekort vele malen groter is enerzijds en de mate van aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] (voor 50% van de schade) anderzijds. Omdat de rechtbank echter heeft geoordeeld dat [gedaagde sub 2] op basis van haar betrokkenheid bij de onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur en de ernst van de verwijten die haar raken, alleen aansprakelijk is voor 50% van de schade, ligt het in de rede dat zij ook slechts aansprakelijk is voor de helft van het gevorderde voorschot op de schade. Het gaat daarbij nog steeds om een substantieel bedrag waarvoor [gedaagde sub 2] in privé aansprakelijk is, ondanks het feit dat het gaat om bestuurshandelingen die verricht zijn namens de vennootschap. Bovendien zou het in strijd zijn met het doel van de billijkheidscorrectie die van toepassing is op de betrokken bestuurder, als deze het gehele gevorderde voorschot niettemin hoofdelijk moet voldoen, totdat dit voorschot het aandeel van deze bestuurder in het gehele boedeltekort zou overschrijden. Als de curator meer verhaal wenste te nemen op [gedaagde sub 2] , had het hem vrijgestaan haar aan te spreken voor het boedeltekort. Dat heeft hij niet gedaan.
2.2.
Omdat het dictum niet zal veranderen, hoeven de vonnissen van 18 november 2020 en van 30 december 2020 geen aanpassing. Wel dienen deze vonnissen gelezen te worden met de bovenstaande motivering als aanvulling.

3.De beslissing

De rechterbank
3.1.
verstaat het dat de vonnissen van 18 november 2020 en van 30 december 2020 worden aangevuld met hetgeen is overwogen in 2.1. van dit vonnis,
3.2.
wijst het anders of meer verzochte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. van Baalen, voorzitter, en mr. E.W. van Weringh en mr. T.A. Oudenaarden, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.