ECLI:NL:RBNNE:2021:574

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
18/830084-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer in een strafzaak tegen een verdachte wegens mishandeling, afpersing en drugshandel

Op 22 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, die werd bijgestaan door mr. J. Boelstra. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, afpersing en drugshandel, gepleegd in de gemeente Oldambt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 25 maart 2018 en 14 november 2017, geweld heeft gebruikt tegen slachtoffers en hen heeft bedreigd met geweld om geld af te dwingen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verkopen en in bezit hebben van drugs, waaronder cocaïne en hennep. De rechtbank heeft alle feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard, met uitzondering van een onderdeel van de bedreiging met een mes, waarover onduidelijkheid bestond. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 143 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. De in beslag genomen personenauto zal aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830084-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18/183607-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan de [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
8 februari 2021. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boelstra, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/830084-18
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen in/tegen het gezicht te slaan;
2.
hij in of omstreeks de maand maart 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van telkens E 500,-, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of J. [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededaders,
- die [slachtoffer 2] met een mes heeft/hebben bedreigd en/of een mes tegen de hals van die
[slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of
- die [slachtoffer 2] dreigend om geld heeft/hebben gevraagd en/of heeft/hebben gezegd
"Anders zouden de ruiten eruit liggen" en/of "Dat hij geen oog meer dicht zou doen" en/of
"Voortaan via een rietje zou eten" en/of
- meermalen door de straat van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gereden en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Dat dit niet genoeg was" en/of "Anders moet er
nog een ruit worden ingegooid" en/of "Dat het niet goed af zou lopen en dat hij dan maar
beter kon emigreren",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 14 november 2017 te Finsterwolde, gemeente Oldambt, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 1 mei 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine en/of MDMA (XTC)
en/of amfetamine, zijnde cocaine en/of MDMA (XTC) en/of amfetamine een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 3 januari 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
6.
hij op of omstreeks 16 april 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 81,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
parketnummer 18/183607-17
1.
hij op of omstreeks 17 april 2017, te Westerlee, gemeente Oldambt opzettelijk en wederrechtelijk (een deel van) het wegdek gelegen aan de Essenlaan, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Gemeente Oldambt toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 3 april 2017 te Westerlee, gemeente Oldambt een of meer wapens van categorie III, te weten een semi-automatisch gaspistool, en/of munitie van categorie III, te weten knalpatronen (merk Umarex, kaliber 9 mm p.a.k.), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 3 april 2017 te Westerlee, gemeente Oldambt (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor alle tenlastegelegde feiten gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
parketnummers 18/830084-18, feiten 1,2, 3, 4, 5, 6 en 18/183607-17, feiten 1, 2, 3
Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
parketnummer 18/830084-18
feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 maart 2018,
opgenomen op pagina 297 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2018143394 van 6 juli 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1].
feit 2
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 19 april 2018,
opgenomen op pagina 352 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2018143394 van 6 juli 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2].
Met betrekking tot de bewezenverklaring van dit feit overweegt de rechtbank dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onderdeel 'bedreiging met een mes', nu hierover verschillend wordt verklaard en aldus onduidelijk is gebleven of verdachte dan wel medeverdachte daadwerkelijk een mes tegen de keel van aangever heeft gezet.
feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 februari
2018, opgenomen op pagina 306 van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer PL0100-2018143394 van 6 juli 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3].
feit 4
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 3 mei
2018, opgenomen op pagina 109 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer PL0100-2018143394 van 6 juli 2018, inhoudend de verklaring van [naam]
.
De rechtbank merkt hierbij op dat niet bewezen kan worden dat bij het verhandelen van cocaïne sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, zodat vrijspraak zal volgen voor het onderdeel 'tezamen en in vereniging'.
feit 5
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 januari 2018,
opgenomen op pagina 343 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2018143394 van 6 juli 2018, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4].
feit 6
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 april
2018, opgenomen op pagina 683 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer PL0100-2018143394 van 6 juli 2018, inhoudend de relatering van verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 2];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 april
2018 met foto, opgenomen op pagina 689 van voornoemd dossier, inhoudend de relatering
van verbalisant [verbalisant 3].
parketnummer 18/183607-17
feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 juli 2017,
opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017097931
van 19 juli 2017, inhoudend de verklaring van [verbalisant 4].
feit 2
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal binnentreden woning van 3 april
2017, opgenomen op pagina 2 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer PL0100-2017084979 van 14 juli 2017, inhoudend de relatering van verbalisant
[verbalisant 5].
feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal binnentreden woning van 3 april
2017, opgenomen op pagina 2 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer PL0100-2017084979 van 14 juli 2017, inhoudend de relatering van verbalisant
[verbalisant 5].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/830084-18
1.
hij op 25 maart 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht te slaan.
2.
hij in de maand maart 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander meermalen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van telkens E 500,-, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of J. [slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en verdachtes mededader,
- die [slachtoffer 2] dreigend om geld hebben gevraagd en hebben gezegd "Anders zouden de ruiten eruit liggen" en "Dat hij geen oog meer dicht zou doen" en "Voortaan via een rietje zou eten" en
- meermalen door de straat van die [slachtoffer 2] hebben gereden en
- tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd "Dat dit niet genoeg was" en "Anders moet er nog een ruit worden ingegooid" en "Dat het niet goed af zou lopen en dat hij dan maar beter kon emigreren",
althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
3.
hij op 14 november 2017 te Finsterwolde, gemeente Oldambt, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam], toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield;
4.
hij in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 1 mei 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij op 3 januari 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam], toebehorende aan [slachtoffer 4] heeft vernield;
6.
hij op 16 april 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 81,4 gram, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
parketnummer 18/183607-17
1.
hij op 17 april 2017, te Westerlee, gemeente Oldambt opzettelijk en wederrechtelijk een deel van het wegdek gelegen aan de Essenlaan, dat aan de Gemeente Oldambt toebehoorde, heeft beschadigd;
2.
hij op 3 april 2017 te Westerlee, gemeente Oldambt een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch gaspistool, en munitie van categorie III, te weten knalpatronen (merk Umarex, kaliber 9 mm p.a.k.), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 3 april 2017 te Westerlee, gemeente Oldambt een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/830084-18
1. mishandeling
2. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort vernielen
4. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven
verbod
5. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort vernielen
6. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod
parketnummer 18/183607-17
1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort beschadigen;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van hetgeen hem ten laste is gelegd wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 143 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 240 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de context waarin de feiten, met name de afpersing, zijn gepleegd en met de persoonlijke situatie waarin verdachte op dat moment verkeerde. Zij heeft er voor gepleit om, gelet op de keer ten goede die verdachte inmiddels heeft doorgemaakt en het tijdsverloop sinds de pleegperiode, geen straf, althans een lagere straf dan gevorderd op te leggen. Een straf zou de positieve lijn die verdachte heeft ingezet onherstelbaar doorkruisen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten (parketnummer 18/830084-18, mishandeling op 17 november 2017; parketnummer 18/056426-18, overtreding van de Opiumwet op 29 november 2017), die hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte wordt veroordeeld voor een reeks uiteenlopende strafbare feiten, gepleegd gedurende de periode van ruim een jaar. Het gaat onder meer om vernielingen, mishandelingen, drugshandel en het medeplegen van een afpersing, waarbij door bedreiging met geweld drugsschulden zijn geïnd. Wat de feiten met elkaar gemeen hebben is dat ze er blijk van geven dat verdachte vooral zijn eigen gang is gegaan zonder zich om anderen en de wet te bekommeren. Dit is zorgelijk en dient te worden afgestraft. Gelet op de aard en de hoeveelheid feiten acht de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats.
Uit de reclasseringsrapportage blijkt dat verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis een keer ten goede heeft gemaakt. Verdachte heeft gebroken met het pro criminele sociale netwerk waarin hij zich begaf tijdens de pleegperiodes, hij heeft een woning en een baan en hij heeft zijn schuldenlast teruggebracht. De reclassering schat het recidiverisico als laag in en geeft aan dat toezicht met bijzondere voorwaarden geen meerwaarde meer heeft.
Om de positieve lijn die verdachte heeft ingezet niet te verstoren zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hoewel de reclassering de recidivekans laag inschat, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De reden daarvoor is in de eerste plaats gelegen in het benadrukken van de aard en ernst van de feiten en in de tweede plaats als stok achter de deur voor verdachte om niet wederom de fout in te gaan.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. De duur van de op te leggen taakstraf zal fors minder zijn dan geëist, gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte al gedurende ruim twee en een half jaar in een schorsingstoezicht heeft gelopen.

Beslag

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto (Rover met kenteken [kenteken]), moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 300, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/830084-18, feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en onder parketnummer 18/183607-17, feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 143 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte groot 90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast de teruggave aan veroordeelde van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto (Rover met kenteken [kenteken]).
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2021.