In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 september 2021 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen de Stichting Nijestee en twee gedaagden, die zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats zijn. De eiseres, Nijestee, vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat de gedaagden volgens haar niet hun hoofdverblijf in de woning hebben. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de gedaagden sinds 2012 niet in het gehuurde wonen, en dat er geen bewijs is geleverd dat de gedaagden het gehuurde onderverhuren. De gedaagden zijn toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de stelling dat zij niet in het gehuurde verblijven. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere bewijslevering. De rechter heeft benadrukt dat de gedaagden hun hoofdverblijf in het gehuurde moeten hebben volgens de huurovereenkomst en dat de tekortkomingen in de nakoming van deze verplichtingen de ontbinding van de huurovereenkomst kunnen rechtvaardigen. De zaak zal verder worden behandeld op 5 oktober 2021.