ECLI:NL:RBNNE:2021:5680

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
179032
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemmingwijziging verblijf van minderjarige onder voogdij

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 september 2021 een beschikking gegeven over de wijziging van het verblijf van een minderjarige die onder voogdij is gesteld. De kinderrechter heeft de weekendpleegouders als belanghebbenden aangemerkt en heeft de procedure gestart op basis van een verzoek van de weekendpleegouders. De kinderrechter heeft contact opgenomen met de gecertificeerde instelling (GI) en de voogd om de situatie van de minderjarige te bespreken. De minderjarige, die in het verleden bij de weekendpleegouders verbleef, heeft een reactieve hechtingsstoornis en heeft aangegeven dat zij bij de weekendpleegouders wil wonen, maar ook dat zij in het gezinshuis in [plaats] wil blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weekendpleegouders een belangrijke rol spelen in het leven van de minderjarige en dat er onduidelijkheid is geweest over haar woon- en omgangsregeling.

De rechtbank heeft overwogen dat de voogdijinstelling onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van de weekendpleegouders en dat de weekendpleegouders, na het uiten van hun zorgen, buiten spel zijn gezet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minderjarige in het gezinshuis in [plaats] moet blijven wonen, nu alle betrokken partijen, inclusief de weekendpleegouders, hiermee instemmen. De rechtbank heeft het verzoek om toestemming voor wijziging van het verblijf afgewezen, omdat er geen vervangende toestemming meer nodig was. De rechtbank heeft benadrukt dat het goed is dat de procedure heeft geleid tot een dialoog tussen alle betrokkenen en dat er nu een basis van vertrouwen is ontstaan. De rechtbank hoopt dat deze samenwerking zal bijdragen aan de veiligheid en stabiliteit van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaakgegevens : C/17/179032 / FJ RK 21-552
datum uitspraak: 20 september 2021
beschikking toestemming wijziging verblijfplaats in het kader van voogdij
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen: de voogd,
gevestigd te Leeuwarden.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[weekendpleegouders] ,
hierna respectievelijk te noemen: [weekendpleegouders] , dan wel gezamenlijk ook te noemen: de weekendpleegouders,
gezamenlijk wonende te [plaats] .
De rechtbank merkt als informanten aan:
[de ouders],
de biologische ouders van [minderjarige] ,
hierna respectievelijk te noemen de moeder en de vader als ook gezamenlijk de ouders,
beiden wonende op een eigen adres te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 23 maart 2021 een brief van de weekendpleegouders ontvangen, gedateerd op 21 maart 2021, met als bijlage een gespreksnotitie van [weekendpleegvader] van 29 oktober 2020, betreffende de (zorgelijke) situatie met betrekking tot [minderjarige] . Deze brief is in afschrift verzonden aan:
- [x] , toenmalig voogd van [minderjarige] ;
- [Y] gedragswetenschapper bij de GI;
- [Z] , gedragswetenschapper Jeugdhulp Friesland.
1.2.
De kinderrechter heeft op 13 en 23 april 2021, in bijzijn van de griffier, telefonisch contact gehad met mw. [de voogd] (hierna: [de voogd] ) , op dat moment zeer recent (sinds april 2021) voogd van [minderjarige] , teneinde van de zijde van de voogd te horen wat de stand van zaken is. Nu de voogd nog maar recent bij [minderjarige] betrokken was en daardoor niet goed op de hoogte was van de situatie van [minderjarige] heeft de kinderrechter [de voogd] een termijn gegeven om nader naar de zaak te kijken.
1.3.
Op 19 mei 2021 heeft de kinderrechter wederom telefonisch contact met [de voogd] opgenomen teneinde de stand van zaken met betrekking tot [minderjarige] te bespreken.
1.4.
Vervolgens heeft de GI een verzoekschrift tot toestemming wijziging verblijf van [minderjarige] in het kader van de voogdij op grond van artikel 1:336a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bij de rechtbank ingediend, gedateerd op 21 mei 2021 en ingekomen op 8 juni 2021.
1.5.
De zaak is vervolgens gepland voor een mondelinge behandeling op 23 juni 2021 om 15:30 uur.
1.6.
Op 18 juni 2021 heeft de rechtbank een brief van [weekendpleegvader] van 15 juni 2021, met als bijlagen een e-mail van de weekendpleegouders van 15 juni 2021 aan de GI, ontvangen, waarin zij onderbouwd aangeven dat zij niet ter zitting van 23 juni 2021 zullen verschijnen.
1.7.
De kinderrechter heeft op 23 juni 2021 telefonisch contact opgenomen met [weekendpleegvader] en benadrukt dat aanwezigheid van de weekendpleegouders ter zitting gewenst is. [weekendpleegvader] heeft aangegeven toch ter zitting te willen verschijnen. De kinderrechter heeft aangegeven dat na 23 juni 2021 een nadere zitting zal worden gepland.
1.8.
De geplande zitting van 23 juni 2021 heeft de rechtbank door laten gaan, teneinde de voortgang van de zaak te bespreken. Daarbij waren aanwezig:
- namens de GI: [de voogd] en [A] ;
- de moeder en de vader.
1.9.
Vervolgens is in overleg met betrokkenen een nieuwe zittingsdatum bepaald, op 29 juni 2021. Daarbij waren aanwezig:
- namens de GI: [de voogd] en mw. [A] ;
- de moeder (en haar begeleidster) en de vader;
- de weekendpleegouders;
- mevrouw [… 1] van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).
1.10.
[minderjarige] is niet verschenen op het kindgesprek voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 29 juni 2021. Wel heeft zij een brief aan de kinderrechter geschreven, gedateerd op 27 juni 2021, die de rechtbank kort voor de mondelinge behandeling van [de voogd] heeft ontvangen.
1.11.
Zoals besproken ter zitting van 29 juni 2021 heeft [de voogd] , bij brief van 12 augustus 2021, de rechtbank nader geïnformeerd over het verloop na voormelde zitting.

2.Feiten

2.1.
[de ouders] zijn de biologische ouders van [minderjarige] .
2.2.
De ouders zijn gescheiden in 2012. Na de scheiding heeft [minderjarige] op veel verschillende plekken gewoond met haar moeder. In oktober 2015 is zij vrijwillig uit huis geplaatst. In augustus 2016 is zij overgeplaatst naar een gezinshuis in [plaats] . In januari 2021 is [minderjarige] verhuisd naar een gezinshuis in [plaats] . [minderjarige] heeft (apart) omgang met haar ouders.
2.3.
Bij uitspraak van 20 augustus 2019 is het gezag van de ouders over [minderjarige] beëindigd en is het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot voogd benoemd. Sinds april 2021 is mevrouw [de voogd] de betrokken jeugdbeschermer/voogd.
2.4.
Vanaf oktober 2018 tot oktober 2020 verbleef [minderjarige] regelmatig weekenden bij de weekendpleegouders en delen van de vakanties. De overige tijd verbleef zij bij de gezinshuisouders in [plaats] .

3.Verzoek

De GI heeft de rechtbank verzocht:
op grond van artikel 1:336a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [minderjarige] naar het gezinshuis van Jeugdhulp Friesland van [B] ;
de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter toelichting heeft de GI aangevoerd dat tijdens de periode dat [minderjarige] bij haar gezinshuisouders in [plaats] woonde er een conflict is ontstaan tussen de weekendpleegouders in [plaats] en de gezinshuisouders in [plaats] . De betrokken weekendpleegouders zijn niet als belanghebbende meegenomen in de beslissing tot overplaatsing. De voormalig jeugdbeschermer/voogd was op de hoogte van het stoppen van de omgang tijdens de weekenden en de vakanties bij de weekendpleegouders. Er is niet eerder een verzoek tot toestemming wijziging van het verblijf ingediend. Om recht te doen aan alle betrokken partijen, maar bovenal aan [minderjarige] , dient de voogd alsnog een verzoek voor wijziging van het verblijf in. Gezien wordt dat [minderjarige] baat heeft bij de opvoedingsstijl die geboden wordt in het gezinshuis in [plaats] . Zij ontwikkelt zich daar positief. [minderjarige] is gediagnosticeerd met een reactieve hechtingsstoornis. Hierdoor voelt ze zich in de basis altijd onveilig en laat zij zich wisselend uit over wat zij wil. [minderjarige] geeft aan dat zij bij de weekendpleegouders wil wonen, maar ook dat zij in [plaats] wil blijven.
[de voogd] heeft ter zitting aangegeven dat zij het heel spijtig vindt hoe een en ander is verlopen. Er zijn fouten gemaakt. Dit is niet in het belang van [minderjarige] geweest. Ook het Leger des Heils had wel zorgen over de situatie in [plaats] . Destijds is gekozen voor een neutrale plek. Ten onrechte zijn de weekendpleegouders niet meegenomen in de gesprekken over het perspectief van [minderjarige] . De voogd wil graag met iedereen in gesprek, maar het belangrijkste vindt zij dat er helderheid voor [minderjarige] komt. Duidelijk moet worden wat de rol van de weekendpleegouders wordt in het leven van [minderjarige] . Dan kan er rust komen en kan [minderjarige] verder met haar leven.

4.Het standpunt van de weekendpleegouders

[minderjarige] is gedurende twee jaar veel weekenden en delen van de vakantie bij de weekendpleegouders geweest. Dit is gestopt nadat zij hun zorgen hebben geuit over de voormalige gezinshuisouders. Er gebeurden dingen bij de gezinshuisouders en er werden dingen tegen [minderjarige] gezegd door de gezinshuisouders die zeer zorgelijk waren. De voormalige gezinshuisouders wilden niet met hen in gesprek. Daarop hebben zij contact gezocht met de voogd om hierover in gesprek te gaan. Gevolg daarvan was dat hun omgang met [minderjarige] acuut werd stopgezet. De basisschool heeft destijds ook zorgen gemeld. Ook zijn ze door [minderjarige] , terwijl zij op school was, gebeld dat ze thuis ruzie had en niet naar huis durfde. Van de voogd mochten ze met niemand contact hebben, ook niet met de ouders. [minderjarige] bleef hen maar benaderen. Ook nu zoekt zij nog bijna dagelijks contact met hen via sociale media en WhatsApp.
De weekendpleegouders wisten in 2020 al dat het gezinshuis in [plaats] ging sluiten. Door de voormalige gezinshuisvader is aan hen gevraagd of [minderjarige] dan bij hen kon verblijven. Daarvoor moesten de weekendpleegouders wel een gezinshuis worden en dat hebben zij allemaal hiervoor geregeld. De weekendpleegmoeder is psycholoog en kan goed omgaan met de problematiek van [minderjarige] . Er is een tweede plek in het gezinshuis en die hebben ze tot op heden vrijgehouden voor [minderjarige] . Zij blijft de weekendpleegouders vragen of haar bed nog vrij is. De weekendpleegouders weten niet wat ze moeten antwoorden. Ze hadden hierover het gesprek willen aangaan, maar zijn niet meegenomen in de beslissingen. Als [minderjarige] inmiddels goed geaard is in [plaats] dan moet ze daar blijven. De weekendpleegouders geven aan dat zij [minderjarige] niet hebben kunnen uitleggen dat ze niet meer bij hen komt wonen. Ze hebben veel verdriet gehad van hoe het is gegaan. Het lijkt hen niet verstandig dat ze nog structureel weekenden bij hen komt. Dan blijft het voor [minderjarige] onduidelijk waar haar woonperspectief ligt. Wel is ze welkom om langs te komen of om eens te blijven logeren, bijvoorbeeld in het weekend of de vakantie. Ze zijn bereid om het gesprek aan te gaan met de voogd. Ze vinden het erg belangrijk dat helder wordt wat zij in haar leven gaan betekenen. Ze hebben al heel lang gewacht op een gesprek hierover.

5.De informatie van de ouders

De moeder heeft aangegeven dat zij geen weet had van hoe een en ander is verlopen. En ook niet op de hoogte was van de zorgen omtrent de situatie in [plaats] . Ze vindt het heel erg. Ze woont begeleid en daarom wilden ze haar waarschijnlijk niet te veel vertellen. Daar raakt zij van in paniek.
De vader geeft aan dat hij veel zorgen had over de situatie bij de gezinshuisouders in [plaats] en dat hij [minderjarige] daar weg wilde halen. [minderjarige] werd er enorm in haar vrijheid beperkt en de vader vindt dat er nooit meer een kind geplaatst mag worden. De weekendpleegouders hebben hem daarbij geholpen. Hij wist niks van de overplaatsing naar [plaats] . Daar is hij niet bij betrokken geweest. Later hoorde hij dat [minderjarige] daar al drie keer was geweest. De vader heeft het idee dat de voormalige voogd een dubbele pet op had. Ze was een collega van de voormalige gezinshuismoeder en koos daarom partij voor deze gezinshuisouders. Zijn vragen hierover zijn nooit beantwoord en ook op een brief heeft hij geen reactie gehad van de voogd. Ook de school heeft aan de bel getrokken, maar niemand mocht tegen de gezinshuisvader ingaan. De vader vindt het belangrijk dat [minderjarige] op een goede plek zit, waar rekening wordt gehouden met haar achterstand en zij normaal in de samenleving kan meedraaien. Nadeel van de weekendpleegouders in [plaats] is dat de afstand groter is tot de familie van [minderjarige] . Ze doet het nu goed in [plaats] en dit is daarom wellicht de beste plek. De vader geeft aan dat [minderjarige] tot voor kort nog wel (onder meer weekends) naar de voormalige gezinshuisouders in [plaats] ging en hij dit niet kon begrijpen. Ook gelet op de zorgen die er waren en de onrust die dit bij [minderjarige] veroorzaakte.

6.Het advies van de RvdK

De RvdK heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de volwassenen met elkaar in gesprek gaan. De RvdK geeft aan dat ze weinig horen over hoe dit nu moet zijn voor [minderjarige] . De volwassenen moet ophouden met trekken aan [minderjarige] . Er moet een gesprek komen of een onderzoek door de RvdK.

7.De beoordeling

De rechtbank overweegt dat in artikel 1:336a, eerste en tweede lid, BW is bepaald dat indien een minderjarige door een ander of anderen dan zijn voogd, als behorende tot het gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed geworden, de voogd niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige kan brengen. Voor zover de vereiste toestemmingen niet worden verkregen, kunnen zij op verzoek van de voogd door die van de rechtbank worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
De rechtbank overweegt dat de zorg voor [minderjarige] in de periode oktober 2018 tot oktober 2020 door de gezinshuisouders in [plaats] en de weekendpleegouders in [plaats] werd gedeeld. De weekendpleegouders namen wel een kleiner deel van de zorg voor hun rekening, maar desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat gelet op de frequentie en de duur van het contact de weekendpleegouders ook de bescherming genieten die zij ontlenen aan voornoemd artikel, voor zover het verblijf van [minderjarige] bij hen is beëindigd. Dit maakt dat niet zozeer toestemming nodig is voor de overplaatsing van [minderjarige] naar [plaats] , maar wel voor het stopzetten van de omgang met de weekend pleegouders.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of de rechter toestemming moet verlenen. Op de zitting is een begin gemaakt met een dialoog tussen alle mensen die belangrijk zijn voor [minderjarige] . Daar is onder meer besproken dat er de afgelopen periode veel onduidelijkheid is geweest over waar [minderjarige] gaat wonen en over het contact met de weekendpleegouders. Ook is besproken dat de voogdijinstelling onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van de weekendpleegouders. Onbegrijpelijk is dat de weekendpleegouders, nadat zij hun zorgen hadden geuit, evenals de vader, volledig buiten spel zijn gezet. De weekendpleegouders vervullen een belangrijke rol in het leven van [minderjarige] en besproken is dat de rechtbank de keuzes die gemaakt zijn door de voogdijinstelling niet kan volgen. [de voogd] deelt deze mening. Ter zitting hebben alle betrokkenen aangegeven dat zij het het meest in belang van [minderjarige] vinden dat zij in het gezinshuis in [plaats] blijft wonen. Nu ook de weekendpleegouders hiermee kunnen instemmen, is geen vervangende toestemming meer nodig zoals bedoeld in artikel 1:336a BW. De rechtbank zal het verzoek om die reden afwijzen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat zij in [plaats] blijft wonen nu iedereen achter deze keuze kan staan.
De rechtbank overweegt verder dat het goed is dat de brief van de weekendpleegouders en deze procedure ertoe heeft geleid dat partijen weer met elkaar in gesprek zijn geraakt. Inmiddels heeft [de voogd] de rechtbank op 12 augustus 2021 bericht dat [minderjarige] erg blij is met de beslissing dat zij in [plaats] mag blijven wonen en de weekendpleegouders mag blijven zien. Ook heeft de voogd al uitvoerig met de weekendpleegouders gesproken en dit is een bijzonder waardevol gesprek geweest waarin alles bespreekbaar was. Hierdoor is er een basis van vertrouwen ontstaan en ziet zij de samenwerking positief tegemoet. Afgesproken is dat zij met [minderjarige] in september op bezoek gaat bij de weekendpleegouders. Onderling vindt afstemming plaats over wanneer [minderjarige] een bezoek brengt of gaat logeren bij de weekendpleegouders. Ook de ouders worden door de voogd betrokken bij de te maken keuzes.
De rechtbank overweegt dat dit de best denkbare uitkomst is van deze procedure. Het is goed dat iedereen nu, zoals [de voogd] schrijft, dezelfde taal spreekt. Met de voogd en alle mensen die voor [minderjarige] belangrijk zijn, hoopt de rechtbank dat hierdoor veiligheid en stabiliteit aan [minderjarige] wordt geboden. En dat zij zich in een liefdevolle omgeving, en in contact met alle volwassenen die veel om haar geven, verder kan ontwikkelen naar haar volwassenheid.

8.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
G. Timmermans, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2021.