Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- het verwijzingsvonnis van de kantonrechter van 19 januari 2021,
- de akte wijziging/vermeerdering van eis van 17 februari 2021 van ING Bank,
- de antwoordakte wijziging/vermeerdering van eis van 24 augustus 2021 van [gedaagde] ,
- de producties 7 tot en met 14 van de zijde van ING Bank,
- de producties 3 tot en met 5 van de zijde van [gedaagde] ,
- de productie 15 van de zijde van ING Bank,
- de mondelinge behandeling van 24 augustus 2021 waarvan door de griffier aantekening is gehouden en waar partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
2.De verdere beoordeling
de boedel mag ervan worden uitgegaan dat de verkoop was gericht op maximale opbrengst. Dat een eerdere uitbetaling van het bedrag van € 164.288,15 zou hebben geleid tot een andere uitkomst is, gelet op het verweer op dit punt van de bank, niet nader uiteen gezet. Het had wel op de weg van [gedaagde] gelegen om op dit punt meer duidelijkheid te geven. Ditzelfde geldt voor zijn stelling dat het bedrag van € 164.288,15 niet afdoende zou zijn om de geleden schade te dekken en zijn stelling dat een faillissement mogelijk was voorkomen als de bank hem financieel meer de ruimte zou hebben gegeven. Ook op deze punten had [gedaagde] meer duidelijkheid moeten verschaffen te meer nu de curator akkoord is gegaan met het aanbod van de bank tot betaling van een bedrag van € 164.288,15. Omdat hij dat echter niet heeft gedaan, gaat de rechtbank hieraan voorbij en is bewijslevering niet aan de orde.
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)