ECLI:NL:RBNNE:2021:5661

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
C/18/210097 / PR RK 21-358
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters zonder specifieke aanwijzing van zaak of rechter

Op 7 december 2021 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend voor alle rechters die een zaak voorzitten waarbij hij als belanghebbende aanwezig zou kunnen zijn. Verzoeker stelt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Hij heeft echter geen specifieke naam van een rechter of zaaknummer vermeld, omdat hij meent dat de rechtbank eerder onjuiste informatie heeft verstrekt over de behandelende rechter en procesdata. Hierdoor voelt hij zich niet in staat om op een eerlijke rechtsgang te vertrouwen.

De wrakingskamer overweegt dat de wet, specifiek artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bepaalt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen individuele rechters die een zaak behandelen. De rechtbank constateert dat verzoeker niet heeft aangegeven tegen welke specifieke rechter het verzoek is ingediend, noch in welke zaak dit verzoek betrekking heeft. Dit leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking.

Bovendien kan een verzoek tot wraking van de gehele rechtbank niet worden gehonoreerd, aangezien de wet dit niet toestaat. De rechtbank benadrukt dat een wrakingsverzoek moet zijn gebaseerd op concrete argumenten die betrekking hebben op een individuele rechter. Aangezien verzoeker geen dergelijke argumenten heeft aangedragen, wordt hij ook in dit opzicht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank besluit dat een mondelinge behandeling van het verzoek niet nodig is en verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Zittingsplaats Leeuwarden
Rekestnummer: C/18/210097 / PR RK 21-358
Beslissing van 17 december 2021
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1
Op 7 december 2021 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend voor komende periodes van alle rechters die een zaak voorzitten waarbij hij als belanghebbende, procespartij of welke juridische grond dan ook aanwezig zou kunnen zijn.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker stelt dat rechters kunnen worden gewraakt op grond van feiten en/of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2
Verzoeker heeft bewust geen naam van een rechter of zaaknummer vermeld, omdat de rechtbank eerder geen of onjuiste informatie omtrent de behandeld rechter heeft gegeven. Ook heeft de rechtbank geen of onjuiste informatie verstrekt omtrent procesdata. Hierdoor wordt de rechtsgang gefrustreerd en onmogelijk gemaakt. Verzoeker kan er niet meer op vertrouwen dat hij een eerlijk proces krijgt.
2.3
Verzoeker heeft voorts gesteld dat vast is komen te staan dat de rechter jegens hem en zijn gezin niet onafhankelijk beslist. De rechter is vooringenomen en niet onpartijdig.
2.4
Verzoeker heeft gevraagd om in het openbaar het wrakingsverzoek op zitting te behandelen.

3.Beoordeling

3.1
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (verder: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
3.2
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.3
Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen individuele rechters die een zaak behandelen.
3.4
De rechtbank stelt allereerst vast dat niet blijkt in welke zaak dan wel zaaknummer verzoeker het wrakingsverzoek heeft ingediend. Ook is het verzoek niet gericht tegen een individuele rechter. Verzoeker is dan ook niet-ontvankelijk in het verzoek.
3.5
Voor zover verzoeker heeft bedoeld te stellen dat de gehele rechtbank vooringenomen is jegens hem overweegt de rechtbank eveneens dat hij niet-ontvankelijk is in het verzoek. Zoals hiervoor is gesteld vindt een verzoek tot wraking van de gehele rechtbank Noord-Nederland geen grond in de wet, nu een wrakingsverzoek alleen gericht kan zijn tegen (een) rechter(s) die een zaak behandelt of behandelen en niet tegen (alle rechters van) de rechtbank als geheel.
3.6
Voor zover het verzoek tot wraking is gericht tegen een (onbekend gebleven) behandelend rechter moet het verzoek eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat het wrakingsverzoek niet is gebaseerd op concrete, op een individuele rechter toegespitste argumenten. Immers, al hetgeen verzoeker aanvoert ter onderbouwing van het verzoek heeft kennelijk betrekking op een niet nader gespecificeerde, in het verleden, bij deze rechtbank gevoerde procedure.
3.7
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat verzoeker aanstonds als niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking zal worden verklaard. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan daarom achterwege blijven.

4.De beslissing

De rechtbank
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. H.J. Idzenga en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021.