ECLI:NL:RBNNE:2021:5658

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
C/18/208104 / PR RK 21-280
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 20 september 2021 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. S. Dijkstra, de rechter die de procedure met registratienummer LEE 21/1821 behandelt. Verzoekster stelt dat mr. Dijkstra meer ervaring heeft met civiel recht en minder betrokken is bij bestuursrecht, wat volgens haar een reden is om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. Mr. Dijkstra heeft op 21 september 2021 per e-mail laten weten niet te berusten in het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De rechtbank concludeert dat er geen concrete feiten of omstandigheden zijn aangedragen die de onpartijdigheid van mr. Dijkstra in twijfel trekken.

Daarom verklaart de rechtbank het verzoek tot wraking ongegrond en bepaalt dat de hoofdzaak (zaaknummer LEE 21/1821) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 september 2021.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: LEE 21/1821
Rekestnummer: C/18/208104 / PR RK 21-280
Beslissing van 23 september 2021
op het verzoek van
[verzoekster],
wonende [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

1.1
Bij brief van 20 september 2021 heeft verzoekster het verzoek tot wraking ingediend van mr. S. Dijkstra als rechter die de procedure met registratienummer LEE 21/1821 behandelt.
Mr. S. Dijkstra heeft, per e-mail van 21 september 2021, aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. S. Dijkstra.
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek is aangevoerd dat verzoekster heeft geconstateerd dat mr. S. Dijkstra meer ervaring heeft met het civiele recht en minder betrokken is bij het bestuursrecht.

3.Het standpunt van mr. S. Dijkstra

3.1
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking en heeft gesteld dat er geen feiten zijn aangedragen die haar onpartijdigheid in twijfel zouden kunnen brengen.

4.Beoordeling

4.1
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
4.2
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 8:15 Awb /artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
4.3
De rechtbank overweegt dat aan het onderhavige verzoek tot wraking van de behandelend rechter geen concrete feiten of omstandigheden ten grondslag zijn gelegd waaruit vooringenomenheid van die rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kunnen worden afgeleid.
4.4
Het verzoek is dan ook kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan daarom achterwege blijven.

5.De beslissing

De rechtbank
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
- bepaalt dat de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 21/1821) wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, bevond;
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster en mr. S. Dijkstra (rechter).
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. mr. W.S. Sikkema en
mr. C.W. Couperus-van Kooten en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2021.