Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het standpunt van verzoekster
3.Het standpunt van mr. S. Dijkstra
4.Beoordeling
5.De beslissing
mr. C.W. Couperus-van Kooten en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2021.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 20 september 2021 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. S. Dijkstra, de rechter die de procedure met registratienummer LEE 21/1821 behandelt. Verzoekster stelt dat mr. Dijkstra meer ervaring heeft met civiel recht en minder betrokken is bij bestuursrecht, wat volgens haar een reden is om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. Mr. Dijkstra heeft op 21 september 2021 per e-mail laten weten niet te berusten in het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De rechtbank concludeert dat er geen concrete feiten of omstandigheden zijn aangedragen die de onpartijdigheid van mr. Dijkstra in twijfel trekken.
Daarom verklaart de rechtbank het verzoek tot wraking ongegrond en bepaalt dat de hoofdzaak (zaaknummer LEE 21/1821) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 september 2021.