Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
onbevangenkan oordelen, omdat verzoekster en haar raadsvrouw onvoldoende het woord kregen en de comparitie rommelig is verlopen.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 16 juli 2021 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. J.E.I. Bazuin, verzocht om de wraking van mr. T. ter Brugge, de rechter die een comparitie had geleid op 28 mei 2021 in een andere procedure. Verzoekster stelde dat er een objectief gerechtvaardigde vrees bestond dat de rechter niet onbevangen kon oordelen, omdat zij en haar raadsvrouw onvoldoende gelegenheid kregen om hun standpunt naar voren te brengen. Tijdens de comparitie zou de behandeling rommelig zijn verlopen en zou de rechter niet ingegrepen hebben toen de wederpartij en diens advocaat het woord namen zonder dat verzoekster de kans kreeg om te reageren.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat verzoekster niet heeft aangetoond dat de rechter vooringenomen was of dat er objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De wrakingskamer oordeelde dat uit het proces-verbaal van de comparitie blijkt dat hoor- en wederhoor is toegepast en dat verzoekster voldoende gelegenheid heeft gekregen om haar standpunt te verwoorden. De wrakingskamer concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de comparitie als rommelig werd ervaren, geen grond vormt voor wraking. Het verzoek tot wraking werd daarom afgewezen, en de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.