In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens woning en opstallen door de burgemeester van de gemeente Het Hogeland zijn gesloten voor een periode van twaalf maanden. De sluiting is gebaseerd op de aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in de woning, waaronder hennepplanten en amfetamine. De burgemeester heeft op 21 oktober 2021 besloten tot sluiting van de percelen, met ingang van 2 november 2021. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij zijn woning en tuin gedurende de sluiting niet mag betreden, wat volgens hem een ernstige inbreuk op zijn leven vormt.
Tijdens de zitting op 18 november 2021 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoeker en verweerder gehoord. Verzoeker betoogde dat de sluiting onevenredig is en dat er geen sprake was van drugshandel vanuit zijn woning. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen indien er in een woning drugs aanwezig zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde en dat de belangen van verzoeker niet zodanig zwaarwegend waren dat de burgemeester van zijn bevoegdheid had moeten afzien.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de sluiting ingaat op 6 december 2021 en eindigt op 6 december 2022. De uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, in aanwezigheid van griffier mr. S.I. Havinga. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.