ECLI:NL:RBNNE:2021:5475

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
180345
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving van minderjarigen op basisschool en peuteropvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de inschrijving van hun minderjarige kinderen op een basisschool en peuteropvang. De rechtbank verleent vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen, waarbij de stabiliteit en continuïteit in hun leven als doorslaggevend worden beschouwd. De man heeft verzocht om de kinderen in te schrijven op een basisschool in [plaats], waar zij altijd hebben gewoond en waar ook zijn ouders wonen. De vrouw heeft verzocht om de kinderen in te schrijven op een andere school, maar de rechtbank oordeelt dat de huidige situatie van de vrouw, die tijdelijk in een chalet verblijft, niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank benadrukt het belang van een vertrouwde omgeving voor de kinderen, vooral voor de verlegen [minderjarige 1]. Daarnaast wordt ook toestemming verleend voor de inschrijving van [minderjarige 2] op de peuteropvang, omdat dit in het algemeen goed is voor de ontwikkeling van kinderen. De rechtbank wijst erop dat partijen onderling afspraken moeten maken over de financiering van de peuteropvang en dat het belangrijk is dat zij in de toekomst blijven communiceren over de opvoeding van hun kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/180345 / FA RK 21-989
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 22 december 2021 (bij vervroeging)
inzake
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. F.H. Gart, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[naam],
ingeschreven in de basisregistratie personen te [plaats] ,
feitelijk verblijvende te [verblijfplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. J. Deenen, kantoorhoudende te Heerenveen,

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, binnengekomen bij de griffie op 10 september 2021;
- het F9-formulier met bijlagen van de man, binnengekomen bij de griffie op 20 september 2021;
- het verweerschrift met bijlage van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 22 november 2021.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld ter zitting met gesloten deuren op 3 december 2021. Bij deze gelegenheid zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- namens de RvdK, mevrouw [naam] .

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.2.
Partijen zijn de ouders van:
- [naam] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2017 te [gemeente] ;
- [naam] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.4.
Het geregistreerd partnerschap van partijen is duurzaam ontwricht. De man heeft inmiddels een verzoek tot ontbinding van dit geregistreerd partnerschap ingediend.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 1 september 2021 heeft de rechtbank bij voorlopige voorziening, totdat hieromtrent een nadere beslissing van kracht wordt, voor zover hier van belang bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de vrouw worden toevertrouwd en dat er een co-ouderschapsregeling zal gelden, waarbij de kinderen de ene week bij de man verblijven en de andere week bij de vrouw.
2.6.
De vrouw verblijft in een chalet op een vakantiepark in [plaats] .

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt de rechtbank, na wijziging van zijn verzoek ter zitting, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 vervangende toestemming om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op [basisschool] , gevestigd aan [adres] , [postcode] te [plaats] ;
 vervangende toestemming om [minderjarige 2] in te schrijven op de peuteropvang die gevestigd is in hetzelfde gebouw als [basisschool] .
3.2.
De vrouw verzoekt, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
I. het verzoek van de man af te wijzen;
II. de vrouw vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige kinderen van partijen ( [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ) in te schrijven op [basisschool] te [plaats] .

4.De standpunten en de beoordeling daarvan

4.1.
De man heeft - kort samengevat - gesteld dat het in het belang van de kinderen is dat zij in [plaats] naar school gaan. De kinderen hebben altijd in [plaats] gewoond, waardoor dit een vertrouwde omgeving voor hen is. Naast de man wonen ook zijn ouders, die regelmatig op de kinderen passen, in [plaats] . Hierdoor is het ook vanuit praktisch oogpunt het handigst als de kinderen hier naar school gaan. Los van het feit dat de kinderen gewend zijn aan de omgeving van [plaats] , is voor [minderjarige 1] ook het schoolgebouw van [basisschool] bekend terrein. [minderjarige 1] is eerder al twee jaar naar de peuteropvang, die in hetzelfde gebouw als [basisschool] is gevestigd, gegaan. De man wil graag dat [minderjarige 2] ook naar de peuteropvang zal gaan en denkt dat het voor beide kinderen fijn is dat zij in hetzelfde gebouw onderwijs/opvang kunnen krijgen, zodat zij bijvoorbeeld samen naar school en weer naar huis kunnen gaan. De man is op zoek naar andere woonruimte in [plaats] , in welke plaats hij wil blijven wonen.
4.2.
De vrouw heeft - kort samengevat - aangevoerd dat zij de kinderen wenst in te schrijven op [basisschool] te [plaats] . Op dit moment verblijft de vrouw in een chalet op een vakantiepark in [plaats] en hoewel dit geen blijvende oplossing is, betekent dit niet dat de vrouw de omgeving van [plaats] hierna zal verlaten. [basisschool] is een integraal kindcentrum voor kinderen van nul tot dertien jaar, waardoor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hier allebei terecht kunnen. Volgens de vrouw sluit [basisschool] het beste aan bij de belangen van de kinderen, nu dit een gemoedelijke dorpsschool met kleine klassen is, waardoor er genoeg aandacht is voor de kinderen. Bovendien is het een christelijke school, iets waar de vrouw veel waarde aan hecht. De vrouw weet niet of zij [minderjarige 2] überhaupt naar de peuteropvang wil laten gaan. [minderjarige 2] wordt in [maand] 2022 vier jaar oud en de vrouw vraagt zich af of het in het belang van [minderjarige 2] is om hem voor een dergelijke korte periode nog op de peuteropvang te plaatsen. Bovendien weet de vrouw niet of zij over voldoende financiële middelen beschikt om peuteropvang voor [minderjarige 2] te kunnen betalen.
4.3.
De RvdK wijst erop dat het in principe aan partijen is om in onderling overleg tot een schoolkeuze voor de kinderen te komen. Als de RvdK zich door de verschillende visies van partijen dan nu toch moet uitlaten over de schoolkeuze, dan vindt de RvdK stabiliteit voor jonge kinderen als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belangrijk. Ter zitting is door partijen toegelicht dat [minderjarige 1] verlegen kan zijn. Hierdoor is het met name voor [minderjarige 1] prettig als zij vanuit haar vertrouwde omgeving in alle rust aan de basisschool kan wennen. Voor wat betreft de vraag of het in het belang van [minderjarige 2] is dat hij op de peuteropvang wordt ingeschreven, geeft de RvdK aan hier geen advies over te kunnen geven, nu de RvdK hiervoor te weinig weet over de ontwikkeling van [minderjarige 2] en beide partijen hier ter zitting iets anders over hebben verteld. Wel geeft de RvdK aan dat het in het algemeen goed is voor kinderen om voorafgaand aan de basisschool naar de peuteropvang te gaan. De RvdK benadrukt verder dat het, los van de schoolkeuze, belangrijk is dat partijen met elkaar in gesprek zullen gaan, aangezien zij in de toekomst samen nog verschillende beslissingen over de kinderen zullen moeten nemen. In dit licht is het volgens de RvdK van groot belang dat partijen het traject bij het Kenniscentrum Kind & Echtscheiding, wat volgens partijen tijdelijk stilligt door de lopende procedures, zullen voortzetten zodra dit mogelijk is.
4.4.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 1:253a, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat het, zeker gelet op het uiteengaan van partijen en de impact hiervan op de kinderen, belangrijk is dat de kinderen nu kunnen vertrouwen op stabiliteit en rust. De rechtbank constateert dat deze stabiliteit op dit moment in [plaats] moet worden gezocht, waar de kinderen zijn opgegroeid en waar zowel de man als zijn ouders, die vaak op de kinderen passen, hun woonplaats hebben. De vrouw heeft ter zitting aangevoerd dat zij ook in [plaats] werkt aan een stabiele basis voor de kinderen, maar de rechtbank constateert dat de huidige verblijfplaats van de vrouw slechts tijdelijk is en dat het nog onduidelijk is waar de vrouw daarna zal gaan wonen. Zoals de vrouw ook op de zitting heeft toegelicht, hangt haar woonplaatskeuze af van de plaats waarin zij een huurwoning krijgt toegewezen. Dit zou ook [plaats] of [plaats] kunnen zijn. De rechtbank acht een keuze voor de school in [plaats] dan ook het meest in het belang van de kinderen. Daarmee wordt voorkomen dat zij in verband met een verhuizing van de vrouw nogmaals van school moet wisselen. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat [minderjarige 1] er, gelet op haar verlegenheid, extra bij gebaat is dat zij de stap naar de basisschool vanuit haar vertrouwde omgeving in [plaats] kan maken. De school in [plaats] is vanuit de verblijfplaats van de vrouw ook goed te bereiken en de afstand tussen de school en de verblijfplaats van de vrouw bedraagt slechts 5 kilometer. Zoals hiervoor overwogen hecht de rechtbank het meeste belang aan stabiliteit en rust voor de kinderen. Het argument van de vrouw dat zij graag een christelijke school wenst, acht de rechtbank dan ook niet doorslaggevend. Nu de vrouw voor haar oudere dochter ook voor openbaar onderwijs heeft gekozen, vraagt de rechtbank zich ook af hoe principieel deze keuze is. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen en hem toestemming verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op [basisschool] te [plaats] . De rechtbank zal deze toestemming eveneens voor [minderjarige 2] verlenen. Hij wordt over [aantal] maanden vier jaar en zal binnenkort dan ook al ingeschreven (in ieder geval aangemeld) kunnen worden op de basisschool. Hetgeen hiervoor is overwogen geldt ook voor hem. Daar komt bij dat het in zijn belang is dat hij op dezelfde school als zijn zus wordt geplaatst.
4.6.
Vervolgens dient de rechtbank te oordelen over het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op de peuteropvang. De rechtbank constateert dat partijen het niet eens zijn over de vraag of [minderjarige 2] al dan niet ingeschreven moet worden op de peuteropvang. De rechtbank kan op basis van de beschikbare informatie niet vaststellen of [minderjarige 2] op dit moment nog achterloopt in zijn ontwikkeling en of hij om die reden gebaat is bij extra ondersteuning vanuit de peuteropvang. De rechtbank is echter met de RvdK van oordeel dat het voor kinderen in het algemeen goed is om naar de peuteropvang te gaan. De vrouw heeft wel verklaard dat [minderjarige 2] zich eerder langzamer ontwikkelde dan gemiddeld en ook om die reden kan peuteropvang in zijn belang zijn. De ouders hebben hiervoor in het verleden ook bewust gekozen voor hun dochter [minderjarige 1] . De rechtbank overweegt verder dat het in het belang van [minderjarige 2] is om de komende maanden op de peuteropvang contact te maken met zijn leeftijdsgenoten en alvast enigszins te wennen aan de structuur van een school. Ook kan hij vertrouwd raken met de omgeving, nu de basisschool in hetzelfde gebouw is gevestigd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank ook dit verzoek van de man toewijzen en hem vervangende toestemming verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op de peuteropvang te [plaats] . De rechtbank wijst partijen er hierbij op dat zij onderling afspraken dienen te maken over de financiering van de peuteropvang, waarbij partijen uit moeten zoeken of zij recht hebben op kinderopvangtoeslag of een bijdrage van de gemeente. Het is in het belang van de kinderen als de hulp van het KKE zo spoedig mogelijk weer doorgang vindt.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent de man vervangende toestemming om [naam] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [gemeente] en [naam] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , in te schrijven op [basisschool] , gevestigd aan [adres] , [postcode] te [plaats] ;
5.2.
verleent de man vervangende toestemming om [naam] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , in te schrijven op de peuteropvang te [plaats] ;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J. Teertstra, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
woensdag 22 december 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 859