ECLI:NL:RBNNE:2021:5461

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
178456
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid huwelijk en echtscheiding met nevenvoorzieningen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die eerder in Mexico zijn gehuwd. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. van der Pol, heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om nevenvoorzieningen te treffen met betrekking tot de zorg voor de kinderen. De man is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk rechtsgeldig is en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over de echtscheiding te oordelen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan, omdat de omstandigheden dit rechtvaardigen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben, en geen vastomlijnde zorgregeling tussen de man en de kinderen vastgesteld. Daarnaast is de man verplicht om een maandelijkse bijdrage van € 153,00 per kind te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding, ingaande op de datum van de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/178456 / FA RK 21-510
Beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 3 december 2021, betreffende de echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. A. van der Pol, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
niet in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 29 april 2021;
- het F9-formulier met bijlage, ingediend op 21 mei 2021 namens de vrouw;
- het F9-formulier met bijlage, ingediend op 5 augustus 2021 namens de vrouw;
- een fax met bijlagen, ingediend op 28 september 2021 namens de vrouw.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak zou in eerste instantie plaatsvinden op 5 oktober 2021. Aangezien de man niet op deze zitting verschenen is en de rechtbank op dat moment niet vast kon stellen of de man naar behoren was opgeroepen, heeft de rechtbank besloten om het verzoek van de vrouw aan te houden, de man op juiste wijze op te roepen en de mondelinge behandeling op 5 november 2021 voort te zetten.
1.3.
De zaak is vervolgens mondeling behandeld ter zitting met gesloten deuren van 5 november 2021 in aanwezigheid van de vrouw en mr. T.E. Heslinga, ter vervanging van haar advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de RvdK) was mevrouw [naam] aanwezig, die in verband met een andere zitting later bij de mondelinge behandeling is aangesloten.
1.4.
De rechtbank heeft op 5 oktober 2021 de minderjarige [naam] (hierna ook: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , gehoord.
1.5.
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.6.
Na de zitting heeft de rechtbank kennisgenomen van een brief van de man, inhoudende een reactie op het verzoekschrift van de vrouw en een verzoek aan de rechtbank. Aangezien een verweerschrift alleen door tussenkomst van een advocaat kan worden ingediend, kan de rechtbank de brief van de man inhoudelijk niet in behandeling nemen. Wel ziet de rechtbank deze brief als een formele afmelding van de man voor de mondelinge behandeling, nu de man in de brief ook schrijft dat hij niet bij de zitting aanwezig zal zijn.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] te [plaats] , Mexico met elkaar gehuwd. Ten tijde van het sluiten van het huwelijk had de vrouw de Mexicaanse nationaliteit. Partijen hebben inmiddels beide de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] en [naam] (hierna ook: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , geboren.
2.3.
Partijen zijn van rechtswege gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast.
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben de Nederlandse nationaliteit. Zij wonen bij de vrouw in [woonplaats] .

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw heeft de rechtbank verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
II. ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te bepalen dat:
- de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd en dat zij het hoofdverblijf bij de vrouw zullen hebben;
- er geen vastomlijnde zorgregeling is tussen de man en de kinderen maar dat dit in onderling overleg wordt geregeld, al dan niet onder begeleiding van de maatschappelijk werkster / Veilig Thuis;
- de man zal worden veroordeeld om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van kinderen met een bedrag van € 153,00 per kind per maand, alles bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw, althans een bedrag in goede justitie te bepalen;
III. dan wel een beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.2.
De vrouw stelt dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, op grond waarvan zij gerechtigd is om een verzoek tot echtscheiding in te dienen. Op 12 februari 2021 is de man (definitief) vertrokken. Partijen hebben vervolgens een poging gedaan om door middel van mediation tot een ouderschapsplan te komen, maar dit traject is eenzijdig door de man gestopt. Ook pogingen van de advocaat van de vrouw om de man ertoe te bewegen om in overleg tot een ouderschapsplan te komen, hebben tot niets geleid. Hierop heeft de man slechts aangegeven dat hij door de vrouw met rust gelaten wil worden. Aangezien de kinderen sinds het feitelijk uiteengaan van partijen al bij de vrouw verblijven en de man, ondanks verschillende pogingen van de vrouw, niet naar de kinderen taalt, verzoekt de vrouw om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen. Daarnaast verzoekt de vrouw om geen vastomlijnde zorgregeling te bepalen tussen de kinderen en de man, zodat partijen dit - al dan niet onder begeleiding van de maatschappelijk werkster of Veilig Thuis - in onderling overleg kunnen bepalen. Hierbij geeft de vrouw aan dat zij de man op geen enkele wijze zal hinderen in zijn contact met de kinderen, maar dat haar enige voorwaarde is dat de kinderen niet bij de man zullen overnachten zo lang hij nog geen eigen huis heeft. Ten slotte verzoekt de vrouw dat de man een maandelijkse bijdrage aan de vrouw voldoet voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

4.Standpunten van partijen en de beoordeling daarvan

De echtscheiding
4.1.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot echtscheiding internationaal privaatrechtelijke aspecten heeft. De rechtbank zal dan ook ambtshalve eerst hieraan toetsen, voordat overgegaan wordt tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
4.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Erkenning huwelijk en rechtsgeldigheid
4.4.
Vervolgens moet de voorvraag gesteld worden of er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen partijen en of dit huwelijk kan worden erkend in Nederland.
4.5.
Op grond van het bepaalde in artikel 10:31, eerste lid, BW, wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk als zodanig in Nederland erkend, als de huwelijksvoltrekking rechtsgeldig plaatsvond naar het recht waar het huwelijk is voltrokken. Uit het vierde lid van het artikel blijkt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn voltrokken indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
4.6.
Gelet op de door de vrouw overgelegde huwelijksakte met vertaling in het Nederlands, afgegeven door de rechter van de burgerlijke stand in [plaats] , Mexico, wordt op grond van het vierde lid van voornoemd artikel vermoed dat het huwelijk tussen partijen rechtsgeldig is voltrokken.
4.7.
Artikel 10:32 BW bepaalt vervolgens dat, ongeacht artikel 10:31, aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning wordt onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien bij een der echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van het huwelijk sprake was van de onder a tot en met e genoemde situaties.
4.8.
Nu niet gebleken is dat erkenning op grond van artikel 10:32 BW onthouden dient te worden, is er sprake van een rechtsgeldig huwelijk dat kan worden erkend in Nederland.
Ontvankelijkheid van het verzoek
4.9.
Op grond van artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is
geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan
worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
4.10.
Door de vrouw is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, tweede lid, Rv overgelegd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat de onderlinge verstandhouding tussen partijen is verstoord. Partijen hebben geprobeerd om met behulp van een mediator afspraken te maken over de kinderen. Dit is niet gelukt. De advocaat van de vrouw heeft de man vervolgens nog aangeschreven met de wens om in onderling overleg tot een ouderschapsplan te kunnen komen, maar hierop heeft de man aangegeven dat hij niet meer lastig gevallen wil worden en dat de vrouw het maar moest regelen. In een e-mail van 12 april 2021 heeft de man nogmaals kort aangegeven dat hij met rust gelaten wil worden. Hij neemt geen contact op met de vrouw, gaat niet met haar in overleg en vraagt ook niet naar de kinderen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat van de vrouw redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat zij binnen een redelijke termijn alsnog een ouderschapsplan in het geding brengt dat voldoet aan de vereisten van artikel 815, derde lid, Rv. Nu aan de overige voorwaarden van artikel 815 Rv is voldaan, zal de rechtbank de vrouw ontvankelijk verklaren in haar verzoek tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling van het verzoek
4.11.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
4.12.
De vrouw heeft verzocht om de kinderen aan haar toe te vertrouwen en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn. Daarnaast heeft de vrouw verzocht om geen vastomlijnde omgangsregeling te bepalen tussen de man en de kinderen.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
.
4.13.
De rechtbank vat het eerste deel van het verzoek van de vrouw op als een verzoek tot bepaling van het hoofdverblijf van de kinderen, nu de toevertrouwing van de kinderen enkel in het kader van een voorlopige voorzieningenprocedure ex artikel 822 Rv verzocht kan worden en dit hier niet aan de orde is. Het verzoek van de vrouw zal gelet hierop dan ook in zoverre worden afgewezen.
4.14.
De rechtbank zal de verzoeken met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor het overige als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich daartegen verzet.
Kinderalimentatie
4.15.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man aan de vrouw een bedrag dient te voldoen van € 153,00 per kind, per maand, als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen. Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft zij op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Nu de minderjarigen hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 naar het recht van Nederland beslissen ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding.
4.16.
De man heeft geen verweer gevoerd.
4.17.
Gelet op de in het verweerschrift gestelde feiten, op de omstandigheid dat door de man geen verweer is gevoerd en op de maatstaven der wet, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek behoort te worden toegewezen op de wijze als hieronder bij rechtsoverweging 5.4. is weergegeven, nu haar dit niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4.18.
Nu de vrouw zich niet heeft uitgelaten over de ingangsdatum van de kinderalimentatie, acht de rechtbank het redelijk om de verplichting van de man om de vrouw een bijdrage te betalen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen in te laten gaan op de datum van de beschikking, zijnde 3 december 2021.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] , Mexico op [datum] ;
5.2.
bepaalt dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
5.3.
bepaalt dat er geen vastomlijnde zorgregeling is tussen de man en de kinderen, maar dat dit in onderling overleg, al dan niet onder begeleiding van de maatschappelijk werkster of Veilig Thuis, zal worden geregeld;
5.4.
bepaalt dat de man met ingang van 3 december 2021 € 153,00 per kind, per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam] , geboren op [geboortedatum] 2009 in de gemeente [gemeente] en [naam] , geboren op [geboortedatum] 2015 in de gemeente [gemeente] , telkens bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behoudens ten aanzien van de echtscheiding;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J. Teertstra, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
vrijdag 3 december 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 859