In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een coffeeshop, vertegenwoordigd door [naam verzoeker], tegen de burgemeester van de gemeente Groningen. De burgemeester had op 15 november 2021 besloten om de coffeeshop voor een periode van twee weken te sluiten, met ingang van 1 december 2021, vanwege het overschrijden van de maximaal toegestane handelsvoorraad. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 15 december 2021. Tijdens de zitting is gebleken dat de sluiting van de coffeeshop betrekking heeft op een discrepantie in de adressering van verschillende besluiten van de burgemeester. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de locatie van de coffeeshop duidelijk is en dat het overschrijden van de handelsvoorraad een structureel probleem is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd is om handhavend op te treden op basis van de Opiumwet en de gemeentelijke nota over drugsbeleid.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de sluiting van de coffeeshop voor twee weken niet onredelijk is, ondanks de Wet experiment gesloten coffeeshopketen die in werking is getreden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van verzoeker en bepaald dat het betaalde griffierecht aan verzoeker moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraakdatum.