ECLI:NL:RBNNE:2021:5373

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
18/070431-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verband met psychotische ontregeling door lachgasgebruik en vernielingen in Leeuwarden

Op 21 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder vernielingen en het dwingen van minderjarige meisjes om lachgas te gebruiken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meest ernstige beschuldigingen, namelijk de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de minderjarige slachtoffers, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzet had op hun vrijheidsberoving. De rechtbank oordeelde dat de slachtoffers zich in een veronderstelling bevonden dat zij niet uit de auto konden ontsnappen, maar dat dit niet het gevolg was van de daden van de verdachte. De verdachte had wel degelijk vernielingen gepleegd in een parkeergarage en was schuldig aan het beschadigen van andermans eigendommen. De rechtbank erkende dat de verdachte psychische problemen had en dat hij door overmatig gebruik van lachgas in een psychotische toestand was geraakt. Dit leidde tot de conclusie dat hij in sterk verminderde mate verantwoordelijk kon worden gehouden voor zijn daden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 60 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de politie en parkeergarages, voor de geleden schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/070431-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 december 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.H. Bouwman, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 maart 2021 te Leeuwarden, in of nabij de parkeergarage gevestigd aan het [straatnaam] alhier, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer brandmelders, twee brandblussers, een knop van een brandkraan, één of meer auto's en/of een of meer kaartjesautomaten en/of een reclamebord, en/of in- en uitrijterminals, elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de parkeergarage Leeuwarden en/of anderen toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of (tijdelijk) onbruikbaar gemaakt;
2
hij op of omstreeks 12 maart 2021 te Leeuwarden, in het cellencomplex van het politiebureau aan de Holstmeerweg 3 alhier, opzettelijk en wederrechtelijk een luik van een celdeur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de politie Noord-Nederland toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3
hij op of omstreeks 12 maart 2021 te Leeuwarden, in de parkeergarage gevestigd aan het
[straatnaam] alhier, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Citroën met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4
hij op of omstreeks 6 maart 2021 (tussen 14.30 en 15.30 uur) te De Blesse en/of Pepperga, gemeente
Weststellingwerf, althans in Nederland opzettelijk een drietal (minderjarige) personen, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 2007), [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 2007) en/of [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2007) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door deze gedurende een half uur, althans gedurende enige tijd
- al dan niet onder verbale druk - in zijn auto te krijgen en/of te houden en/of- (vervolgens) middels de centrale vergrendeling de autodeuren van zijn auto op slot
te doen, althans door de centrale vergrendeling te gebruiken en/of aan te zetten, althans daarbij die B. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] het idee te gevan dat deze niet uit de auto van verdachte konden gaan en/of
  • (daarbij) aan te geven dat die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet weg mochtenen/of te gaan rijden met de auto en/of
  • tijdens deze (gedwongen) autorit die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (metverheffende stem) te dwingen lachgas tot zich te nemen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2021 (tussen 14.30 en 15.30 uur) te De Blesse en/of Peperga, gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland (een) ander(en), te weten de (minderjarige) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 2007), [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 2007) en/of [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum] 2007), althans een ander, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander(en) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten heeft gedwongen om bij hem in de auto te stappen en/of (vervolgens) gedwongen heeft om lachgas tot zich te nemen, door (bij herhaling) met stemverheffing tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] te roepen dat zij in moesten stappen in zijn auto en/of (vervolgens) - toen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in zijn auto zaten de centrale deurvergrendeling te gebruiken, althans die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] het idee te geven dat zij niet uit de auto van verdachte konden komen en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal (met verheffende stem) te roepen dat zij lachgas tot zich moesten nemen en/of (daarmee) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] angst aan te jagen en/of daadwerkelijk over te halen/te dwingen lachgas in te nemen;
5
hij op of omstreeks 6 maart 2021 omstreeks 17.35 uur te De Blesse, gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland opzettelijk de (minderjarige) perso(o(n)en genaamd [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 2007) en/of [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 2007) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door deze gedurende ongeveer vijf minuten, althans gedurende enige tijd in zijn auto vast te houden, door
  • met verheven stem die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te bewegen/te dwingen in zijn auto testappen en/of
  • (vervolgens) toen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in zijn auto zaten
  • met de centrale deurvergrendeling de deuren van de auto op slot te doen, althans door de centralevergrendeling te gebruiken die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] het idee te geven dat zij niet uit de auto konden en/of (daarbij) te roepen "zullen we een trio doen" en/of aan te geven dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] lachgas moesten nemen, althans die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] angstig te maken en/of tegen hun zin in zijn auto te houden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2021 (omstreeks 17.35 uur) te De Blesse, gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland, (een) ander(en), te weten (een) minderjarige perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 2007) en/of [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 2007), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander(en), wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten heeft gedwongen in zijn auto te stappen en/of te blijven, door
-met verheven stem aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan te geven dat zij in zijn auto moesten stappen en/of
  • ( vervolgens)
  • toen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in de auto zaten- met de centrale deurvergrendeling tedeuren te sluiten, althans de centrale deurvergrendeling te gebruiken, waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] het idee hadden dat zij niet uit de auto konden;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 4 primair en het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet aan de vereisten van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Ten aanzien van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat ook niet aan de vereisten van dwang in de zin van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2, 3 en het onder 4 subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 4 primair en het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit de verklaringen van aangevers blijkt niet dat verdachte hen heeft gedwongen in te stappen in zijn auto. Evenmin is gebleken dat verdachte tegen aangevers heeft gezegd dat zij de auto niet mochten verlaten. Ook is niet gebleken dat hij dat op andere wijze heeft belet. Aangevers verklaren dat zij dachten dat zij, nadat zij het geluid van de automatische deurvergrendeling hoorden, de auto niet meer konden verlaten. Zij voelden zich daardoor van hun vrijheid beroofd. Uit onderzoek is echter gebleken dat door de automatische deurvergrendeling de deuren van buiten niet meer konden worden geopend, maar dat dit van binnenuit nog steeds mogelijk was. Verdachte heeft in zijn verklaring die hij bij de politie op 8 maart 2021 heeft afgelegd gezegd dat hij niet de bedoeling heeft gehad om aangevers te beletten de auto te verlaten. Hij heeft verklaard altijd de automatische deurvergrendeling in te schakelen als hij lachgas gebruikte. Gelet hierop kan, ondanks de veronderstelling waarin aangevers verkeerden, niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op vrijheidsberoving van aangevers. Dat betekent dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 primair en het onder 5 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat –mede in het verlengde van hetgeen hiervoor is overwogen– geen sprake is geweest van dwang als bedoeld in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht. Er is niet gebleken dat aangevers zijn gedwongen om in de auto van verdachte te stappen. Een van aangevers, [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat zij zelf heeft gevraagd of zij in de auto van verdachte mocht zitten, omdat zij het koud had. Ook uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt niet dat sprake is geweest van een feitelijkheid waardoor zij zich gedwongen voelde om in de auto te stappen. Het onder 5 subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank daarom evenmin bewezen en ook daarvan moet verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 1, 2, en 3 laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2021;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 maart 2021,opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021065251 d.d. 14 maart 2021, inhoudend de verklaring van [getuige 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2021,opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 maart 2021,opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2021,opgenomen op pagina 43 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 maart 2021,opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021075599 d.d. 23 mei 2021, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen en herkenning verdachte
d.d. [geboortedatum] 2021, opgenomen op pagina 9 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 7 december 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer 3] in maart 2021 in mijn auto gehad. Ik ben weggereden en heb haar gedwongen lachgas te nemen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 maart 2021,opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021059820 d.d. 12 maart 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] , (geboren op [geboortedatum] 2007):
Vandaag, op 6 maart 2021, had ik omstreeks 14:00 uur afgesproken met mijn vriendin [naam] , om samen naar de Blesse te gaan. Ik zag dat er in de Volvo een persoon zat, een jongen die ik niet kende. Ik zag dat hij achter het stuur zat. Kort daarop hoorde ik dat de jongen tegen [slachtoffer 3] zei: "Hé kom eens". Ik zag dat [slachtoffer 3] met hem mee liep naar zijn auto. Ik zag dat de jongen een gasfles uit de kofferbak tevoorschijn haalde, een fles van ongeveer 50 centimeter lang. Ik had toen gelijk wel in de gaten dat dit een lachgasfles betrof. Toen hoorde ik dat de jongen ineens zei: " [slachtoffer 3] , ga je mee"? Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 3] niet direct ja zei, waarop ik zag en hoorde dat de jongen wat bleef doorzeuren en bleef zeggen: "Ga je mee, ga je mee?". Uiteindelijk zag ik dat [slachtoffer 3] bij de jongen instapte en achterin de auto ging zitten. [slachtoffer 2] en ik zeiden we laten haar niet alleen in de auto stappen, wij gaan met haar mee. [slachtoffer 2] en ik gingen ook achterin de auto zitten. We reden toen weg, naar een afgelegen plek. Dit was ongeveer 200 meter vanaf de plek waar we waren ingestapt. Daar stopten we toen. Ik hoorde dat de jongen toen wel meerdere keren tegen [slachtoffer 3] zei: " [slachtoffer 3] kom even voorin zitten". Ik hoorde dat [slachtoffer 3] wel 6 keer zei dat ze niet voorin wilde gaan zitten. Ik hoorde dat de jongen maar bleef doorzeuren dat hij graag wilde dat [slachtoffer 3] voorin moest gaan zitten. Ik zag daarna dat de jongen middels deze gasfles een ballon opblies. Ik zag dat hij de opgeblazen ballon aan [slachtoffer 3] gaf, maar ik zag en hoorde dat [slachtoffer 3] deze ballon eigenlijk niet wilde hebben. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] dit wel een paar keer zei tegen de jongen. Maar ik zag en hoorde dat de jongen bleef zeggen: "Toe maar, toe maar". Uiteindelijk zag ik dat [slachtoffer 3] de ballon, onder druk, in haar mond nam en het lachgas tot haar nam, niet helemaal, maar een groot gedeelte. Vervolgens zag en hoorde ik dat de jongen mij en [slachtoffer 2] als het ware dwong om zo'n lachgas ballon te nemen. [slachtoffer 2] en ik zeiden dat we dit niet wilden, maar ik hoorde dat de jongen met verheffende stem zei dat we zo'n ballon moesten nemen. Ik kon voor mijn gevoel geen kant meer op, zo voelde het dus. Die jongen is veel ouder dan ik, ik had gehoord dat hij ook psychische problemen had en ik had geen idee waartoe deze jongen in staat was. Ik voelde een enorme druk. Daarom heb ik uiteindelijk zo'n lachgas ballon tot mij genomen en helemaal leeg gezogen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 maart 2021,opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2007):
Ik stapte samen met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] achter in de auto bij [verdachte] . Er zouden nog twee anderen instappen maar [verdachte] reed toen weg met de auto terwijl de autodeur van de bijrijderskant nog open stond. Daarna stopte [verdachte] en deed de deur van het slot omdat hij wilde dat [slachtoffer 3] voorin kwam zitten. [slachtoffer 3] wilde dit niet. Hij reed toen weer een stukje verder met de deuren op slot. Hij stopte toen bij een verlaten boerderij. Hij schreeuwde naar ons dat wij lachgas moesten gebruiken. Wij alle drie moesten dat doen van [verdachte] . Hij was heel intimiderend en daarom durfde ik ook geen nee te zeggen. Wij hebben toen alle drie onder druk van [verdachte] een ballon met lachgas genomen. Ik heb een paar keer gezegd dat ik het absoluut niet wilde. Hij schreeuwde toen: "Doe gewoon boeie." Ik heb toen een ballon lachgas genomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 maart 2021,opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2007):
Op 6 maart omstreeks 14.30 uur was ik samen met mijn vriendinnen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder het viaduct over de Linde te Peperga aan de Domeinenweg. [verdachte] stapte uit de auto. Ik hoorde en zag dat hij aan mij vroeg of ik met hem mee wilde gaan. Ik heb hierop aangegeven dat ik dat niet wilde. Ik hoorde [verdachte] hierop steeds zeggen dat ik met hem mee moest gaan. Ik vond dat [verdachte] dit pushend en dwingend deed omdat ik al meerdere keren had aangegeven dat ik dit niet wilde, maar hij bleef er maar mee doorgaan. Op een gegeven moment zijn [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en ik ingestapt. We waren bang maar zijn toch ingestapt. We waren bang omdat hij de hele tijd maar bleef doorgaan met doorvragen dat we in moesten stappen. Hij keek hier ook heel boos bij. Wij zijn hierop ingestapt. Ik zag en hoorde hierop dat de deuren op slot gingen. Ik heb de deuren niet op slot gedaan en volgens mij kunnen de deuren niet vanaf de achterbank op slot gedaan worden. Ik voelde mij niet op mijn gemak en wilde daar niet meer zijn. Ik zag dat [verdachte] ballonnen vulde met de lachgasfles. Ik zag dat [verdachte] de eerste ballon naar de achterbank doorgaf. Hierop zag ik dat hij de tweede ballon ook door naar de achterbank gaf. Ik heb gezien dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de Ballon hebben leeggezogen. De derde ballon gaf hij aan mij. Ik wilde de ballon niet aannemen maar hij bleef doorzeuren en toen heb ik hem aangenomen en gedeeltelijk leeggezogen. Ik wilde dit niet maar ik was bang voor [verdachte] omdat hij erg dreigend over kwam. Hij kwam dreigend op mij over omdat hij zijn stem steeds verhief.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en onder 4 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1:
hij op 12 maart 2021 te Leeuwarden, in de parkeergarage gevestigd aan het [straatnaam] alhier, opzettelijk en wederrechtelijk brandmelders, twee brandblussers, een knop van een brandkraan, kaartjesautomaten, een reclamebord, en in- en uitrijterminals, die aan de parkeergarage Leeuwarden toebehoorden, heeft vernield en/of onbruikbaar gemaakt;
2:
hij op 12 maart 2021 te Leeuwarden, in het cellencomplex van het politiebureau aan de Holstmeerweg 3 alhier, opzettelijk en wederrechtelijk een luik van een celdeur, die aan de politie Noord-Nederland toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt;
3:
hij op 12 maart 2021 te Leeuwarden, in de parkeergarage gevestigd aan het [straatnaam] alhier, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Citroën met kenteken [kenteken] , die aan [benadeelde partij 1] , toebehoorde heeft beschadigd;
4 subsidiair:
hij op 6 maart 2021, tussen 14.30 en 15.30 uur, te De Blesse en/of Peperga, de minderjarige personen genaamd [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] 2007), [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 2007) en [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum] 2007), door enige feitelijkheid wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten gedwongen heeft om lachgas tot zich te nemen, door bij herhaling en met stemverheffing tegen die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te roepen dat zij in moesten stappen in zijn auto en daarbij meermalen met verheffende stem te roepen dat zij lachgas tot zich moesten nemen en daarmee die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] angst aan te jagen en daadwerkelijk over te halen lachgas in te nemen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
3: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
4 subsidiair: een ander door een andere feitelijkheid dan geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
De rechtbank beschouwt de onder 1 en 3 gekwalificeerde feiten als in eendaadse samenloop gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte strafbaar is. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte, door het gebruik van grote hoeveelheden lachgas, zichzelf in een situatie heeft gebracht waarin hij psychotisch ontregeld is geraakt. Verdachte wist dat er risico’s verbonden waren aan het gebruik van lachgas. Verdachte heeft immers op internet informatie opgezocht over de risico’s van lachgasgebruik. Verdachte was vaak in een roes en wist niet goed wat hij deed. Hij heeft desondanks telkens weer lachgas gebruikt. Naar het oordeel van de officier van justitie heeft verdachte zich daarmee kennelijk bewust in een toestand gebracht waarin hij geen controle meer over zichzelf had. Er kan daarom niet worden gezegd dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet strafbaar is omdat hij ten tijde van de strafbare feiten volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Verdachte heeft gehandeld vanuit een psychotische toestand, terwijl hij niet kon voorzien dat hij door lachgasgebruik in die toestand kon geraken. Verdachte realiseerde zich pas enige tijd nadat hij gestopt was met lachgasgebruik wat het lachgas met zijn realiteitstoetsing deed. Van verdachte, een persoon met ADHD, een autismespectrumstoornis en een licht verstandelijke beperking, kan niet verwacht worden dat hij de consequenties van intensief lachgasgebruik zou voorzien, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Drs. D. Breuker, psycholoog, heeft een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog op 4 oktober 2021 een rapport opgemaakt. Dit rapport vermeldt onder meer als conclusie dat bij verdachte een autismespectrumstoornis en ADHD kan worden vastgesteld. Verdachte functioneert op laaggemiddeld tot zwakbegaafd/moeilijk lerend niveau. Verdachte is in een korte tijd door overmatig gebruik van lachgas in een situatie geraakt waarin hij gedurende een periode afhankelijk is geworden van lachgas. Uiteindelijk is hij door het overmatig gebruik ten tijde van de ten laste gelegde feiten psychotisch ontregeld geraakt.
De rechtbank volgt de gedragskundige in deze bevindingen waaronder dat verdachte op een gegeven moment psychotisch ontregeld is geraakt. Die psychotische ontregeling hield in dat sprake van een verstoorde realiteitstoetsing, verwardheid en vreemd (seksueel) ontremd gedrag. De rechtbank vindt het ook aannemelijk dat deze psychotische ontregeling het gevolg is van intensief lachgasgebruik door verdachte.
Aan de omstandigheid dat verdachte, na afhankelijk te zijn geworden van lachgas psychotisch ontregeld is geraakt, verbindt de gedragskundige de conclusie dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht in de periode waarin de strafbare feiten zich hebben afgespeeld. De rechtbank volgt die conclusie niet, gelet op het navolgende.
Bij de beoordeling van de vraag of de strafbare feiten (al dan niet in verminderde mate) aan verdachte kunnen worden toegerekend, is van belang of hij zichzelf in een positie heeft gebracht waarin hij zijn handelen niet meer kon sturen en zich daarvan ook in meer of minder mate bewust is geweest. Anders dan de verdediging heeft gesteld, is de toets daarbij niet dat verdachte wist of had moeten weten dat het gebruik van lachgas (specifiek) psychotische ontregeling zou veroorzaken en dat dit concrete gevolg daarvan redelijkerwijze voorzienbaar was. Voldoende is dat verdachte enig inzicht had in de gevaren van het gebruik van lachgas en de uitwerking daarvan op zijn geestelijke toestand.
Daarvan is in het onderhavige geval sprake. Relevante feiten en omstandigheden zijn dat verdachte elke dag een grote hoeveelheid lachgasballonnen gebruikte (150-200 lachgasballonnen per dag), het feit dat verdachte uit eigen ervaring wist dat hij door lachgasgebruik regelmatig zijn bewustzijn (gedeeltelijk) verloor (verdachte heeft verklaard dat hij door het gebruik in een soort roes raakte en soms out ging) en de omstandigheid dat verdachte informatie heeft opgezocht over de gevaren van het gebruik van lachgas op het internet. Daarnaast slikte hij vitamines om de negatieve gevolgen van het lachgasgebruik te beperken. Verdachte heeft op de koop toegenomen dat het overmatige gebruik van lachgas invloed had op zijn geestelijke toestand, dat hij riskant gedrag zou vertonen waardoor hij de controle over zichzelf zou verliezen. Hierbij speelt een rol dat het een feit van algemene bekendheid is dat het psychisch functioneren na het gebruik van een dergelijk middel per persoon verschilt. Dat verdachte zich bewust was van het risico van verlies van controle wordt bevestigd door de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd namelijk dat hij een van de aangevers lachgas zou hebben geweigerd, omdat zij begon te lachen en om zich heen te slaan. Hij merkt daarover op: “ik weet dan dat iemand gevoelig is voor lachgas en dan krijgt degene geen lachgas meer van mij”. Dat verdachte, alvorens hij afhankelijk raakte van lachgas, geen enkel inzicht zou hebben gehad omtrent de risico’s van lachgas, waaronder gestoord en delictueus gedrag, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Hierdoor kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet de conclusie worden getrokken dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is. De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte, gelet op de door de psycholoog vastgestelde stoornissen, in (sterk) verminderde mate verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden en de gevolgen ervan.
Er zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank acht verdachte daarom strafbaar.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek van voorlopige hechtenis, waarvan 25 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie vordert oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 29 oktober 2021.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Subsidiair heeft hij gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf niet langer dan de duur van de voorlopige hechtenis, met daarnaast een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering, de rapportage van psycholoog D. Breuker, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van vernielingen. In een verwarde toestand is hij op 12 maart 2021 tekeergegaan in een parkeergarage in Leeuwarden. Verdachte heeft brandblussers leeggespoten en heeft een auto bekrast met hakenkruizen. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt daarnaast onder meer dat verdachte de brandblusser ook tijdens zijn aanhouding op de agenten bleef richten. Nadat verdachte is aangehouden, heeft hij het luik in de deur van de cel op het politiebureau vernield. Verdachte heeft, door aldus te handelen, geen respect getoond voor andermans eigendommen. Dergelijke vernielingen in een openbare parkeergarage zorgen bovendien voor een gevoel van onrust en onveiligheid bij toevallige omstanders. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Verdachte heeft daarnaast – terwijl hij psychotisch ontregeld was – drie minderjarige meisjes gedwongen lachgas te nemen. Verdachte heeft met stemverheffing tegen de meisjes gezegd dat zij lachgas tot zich moesten nemen. De meisjes hebben dit als zeer intimiderend ervaren, mede doordat verdachte een stuk ouder is dan hen. Verdachte heeft deze jonge meisjes angst aangejaagd.
Verdachte heeft ter terechtzitting schaamte getoond over wat hij heeft gedaan. Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat verdachte een kwetsbare jonge man is die sociaal niet handig kan manoeuvreren en de consequenties van zijn gedragskeuzes en handelen niet altijd goed overziet. De rechtbank is, zoals eerder vermeld, van oordeel dat de feiten in (sterk) verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank stelt echter ook vast dat verdachte geen volledige verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Hij legt de schuld daarvan voor een deel neer bij derden en bij instanties. Die derden en instanties hadden eerder moeten ingrijpen, volgens de verdachte. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij op dit moment werk heeft en zijn financiën op orde heeft.
De rechtbank vindt van belang dat verdachte in de toekomst niet meer soortgelijke strafbare feiten zal plegen. Verdachte heeft vanaf de kleuterschool gedragsproblemen. Op zes- tot zevenjarige leeftijd is hij om die reden ontheven van leerplicht en daarvoor heeft hij speciaal onderwijs genoten. Verdachte is meerdere keren binnen de GGZ opgenomen geweest ter observatie. Voor zover de rechtbank uit het dossier kan opmaken, heeft er geen behandeling van verdachte plaatsgevonden. Verdachte is weliswaar zelfstandig gestopt met het lachgasgebruik, maar het ontbreekt hem aan inzicht hoe hij tot het compleet uit de hand gelopen lachgasgebruik is gekomen. De rechtbank kan zich vinden in de analyse van de reclassering dat het middelengebruik van verdachte niet voorliggend of primair is geweest, maar meer een gevolg van al dan niet aangeboren psychische en/of psychosociale aspecten. De rechtbank weegt hierbij het verleden met gedragsproblemen en ook zijn huidige kwetsbaarheid mee. Om te bewerkstelligen dat verdachte aan behandeling zal meewerken acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend, met daarbij bijzondere voorwaarden om de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank is van oordeel dat een meldplicht en een ambulante behandeling gericht op mogelijke gedragsproblemen kunnen bijdragen aan het verlagen van het risico op terugval in middelengebruik. Ook vindt de rechtbank controle op het gebruik van alcohol en drugs een passende voorwaarde met het oog op het voorkomen van recidive. Voor oplegging van de overige bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding. Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, 35 dagen, passend. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 2.725,85 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 250,00 ter zake van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Politie Noord-Nederland, tot een bedrag van € 934,95 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen gevorderd. De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] is volgens de officier van justitie voor toewijzing vatbaar, omdat de schade in redelijkheid kan worden geschat op € 250,00. De officier van justitie heeft daarnaast aangevoerd dat de vorderingen van Parkeergarages Leeuwarden en Politie Noord-Nederland voldoende onderbouwd zijn en aldus voor toewijzing vatbaar zijn.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft de raadsman aangevoerd dat deze vordering niet voor toewijzing vatbaar is, omdat de vordering niet is onderbouwd. De raadsman heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen Politie Noord-Nederland en Parkeergarages Leeuwarden geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde.
Op de bijgevoegde factuur van IP-Parking van 1 april 2021 staat twee keer een voorrijtarief als kosten vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van het tweede voorrijtarief niet worden vastgesteld dat deze kosten een rechtstreeks gevolg zijn van het onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank stelt de materiële schade vast op € 2.530,85. De vordering, waarvan de hoogte door verdachte verder niet is betwist, zal daarom voor dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 maart 2021.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij Politie Noord-Nederland de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 maart 2021.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De rechtbank is -met de officier van justitie- van oordeel dat de materiële schade in redelijkheid kan worden geschat op € 250,00. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt de rechtbank de hoogte van de schade op € 250,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank ten aanzien van alle toegewezen vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 284 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 primair en 5 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 25 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich na een uitnodiging door de reclassering meldt bij Reclassering Nederland,op het adres [straatnaam] te Leeuwarden, en dat hij zich blijft melden op afspraken van de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht;
dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van Trajectum (GGZ), of een soortgelijkezorgverlening, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich gedurende de behandeling aan de aanwijzingen en huisregels van de zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs, waarbij dereclassering bepaalt op welke wijze en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/070431-21, feit 1:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot hier na te melden bedrag en veroordeelt verdachte om aan de benadeelde partij te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 maart 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van
[benadeelde partij 2]voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer Parkeergarages
Leeuwarden te betalen een bedrag van € 2.530,85, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2021.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/070431-21, feit 2:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij
Politie Noord-Nederlandtoe tot hier na te melden bedrag en veroordeelt verdachte om aan de benadeelde partij te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 maart 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer Politie NoordNederland te betalen een bedrag van € 934,95 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2021.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 18 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/070431-21, feit 3:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe tot hier na te melden bedrag en veroordeelt verdachte om aan de benadeelde partij te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 maart 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] te betalen een bedrag van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2021.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2021.