ECLI:NL:RBNNE:2021:5366

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
18/125448-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor medeplegen van afpersing door gebrek aan bewijs van nauwe en bewuste samenwerking

Op 24 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet is gebleken van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De tenlastelegging betrof een incident op 30 november 2020 in Bedum, waar de verdachte samen met anderen de aangever zou hebben bedreigd en gedwongen tot de afgifte van geld. Tijdens de zitting op 10 december 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij wel aanwezig was bij het maken van het plan, maar dat hij wegrende toen de situatie escaleerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de verdachte niet werd weerlegd door andere bewijsmiddelen en dat er onvoldoende bewijs was voor een rol van de verdachte in de uitvoering van het delict. De rechtbank concludeert dat de betrokkenheid van de verdachte niet kan worden bewezen, waardoor hij van alle beschuldigingen werd vrijgesproken. Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, de heer [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het feit niet bewezen is verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/125448-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 december 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 november 2020 te Bedum, gemeente Het Hogeland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde toebehoorde, door met (geheel of deels) gemaskerde/bedekte gezichten op die [slachtoffer] toe te lopen en/of ten overstaan van die [slachtoffer] een (op een) mes (gelijkend voorwerp) ter hand te nemen en/of te tonen (en/of op de kin/keel van [medeverdachte 1] te zetten/houden) en/of die [slachtoffer] (met kracht en/of met de vuist) tegen het hoofd (en/of neer/naar de grond en/of (elders) op en/of tegen het lichaam) te slaan (en/of naar/tegen de grond te duwen/trekken) en/of aan hem toe te voegen; “Waar is jou geld” en/of “Geef me het geld”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 november 2020 te Bedum, gemeente Het Hogeland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer] (en/of [medeverdachte 1] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met (geheel of deels) gemaskerde/bedekte gezichten op die [slachtoffer] toe te lopen en/of ten overstaan van die [slachtoffer] een (op een) mes (gelijkend voorwerp) ter hand te nemen en/of te tonen (en/of op de kin/keel van [medeverdachte 1] te zetten/houden) en/of die [slachtoffer] (met kracht en/of met de vuist) tegen het hoofd (en/of neer/naar de grond en/of (elders) op en/of tegen het lichaam) te slaan (en/of naar/tegen de grond te duwen/trekken) en/of aan hem toe te voegen; “Waar is jou geld” en/of “Geef me het geld”, althans woorden van gelijke aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het procesdossier volgt dat medeverdachte [medeverdachte 2] op 28 november 2020 via
WhatsApp contact heeft met medeverdachte [medeverdachte 1] , waarin gesproken wordt over het “rippen” van aangever en over een “setup”. Diezelfde dag neemt medeverdachte [medeverdachte 1] contact op met aangever en vraagt of hij wil komen chillen. Aangever kan die avond echter niet.
Twee dagen later, op 30 november 2020, zijn verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de keet (dit betreft een schuurtje bij verdachte in de tuin). Medeverdachte [medeverdachte 1] krijgt die middag van aangever een bericht waarin staat dat aangever Cobra nitraten van hem wil kopen. Medeverdachte [medeverdachte 2] komt daarop met het idee om aangever te rippen. Vervolgens wordt er een plan gemaakt waarbij alle verdachten aanwezig zijn. Medeverdachte [medeverdachte 1] neemt contact op met aangever en spreekt een tijdstip en locatie af voor de verkoop van het vuurwerk. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] gaan naar de afgesproken locatie en wachten aangever daar op. Vervolgens komt aangever eraan en geeft de € 50,00 voor het vuurwerk alvast aan medeverdachte [medeverdachte 1] , zodat hij daarmee de zogenaamde vuurwerkleverancier kan betalen. Als laatsten komen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de afgesproken plek. Medeverdachte [medeverdachte 3] slaat aangever direct tegen zijn hoofd. Medeverdachte [medeverdachte 2] trekt een mes en vraagt naar het geld. Medeverdachte [medeverdachte 1] doet – zoals van tevoren was afgesproken – alsof hij niet bij de groep van de twee medeverdachten hoort en geeft daarop “onder bedreiging” het geld aan medeverdachte [medeverdachte 2] . Nadat het geld is gegeven, gaan alle jongens er snel vandoor.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij het maken van het plan aanwezig was, dat hij vervolgens met medeverdachte [medeverdachte 1] mee is gelopen, maar dat hij is weggerend zodra hij zag dat aangever een klap kreeg. De verklaring van verdachte wordt niet weersproken door de overige bewijsmiddelen in het dossier en wordt bevestigd door de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Er is derhalve geen bewijs dat verdachte een rol heeft gehad in de uitvoering van het plan. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte in de voorbereiding een rol van voldoende gewicht heeft gehad om te kunnen spreken van medeplegen. Verdachte is tot slot ook de enige die niets van de buit heeft gekregen.
Nu niet is gebleken van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en ook niet is gebleken van een bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde van voldoende gewicht, is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen niet kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

De heer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 50,00 ter vergoeding van materiële schade en € 1.200,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, wegens de door hem gevorderde vrijspraak.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens de door hem bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. O.J. Bosker en mr. M.N. Noorman, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2021.
Mr. M.N. Noorman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.