Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het procesdossier volgt dat medeverdachte [medeverdachte 2] op 28 november 2020 via
WhatsApp contact heeft met medeverdachte [medeverdachte 1] , waarin gesproken wordt over het “rippen” van aangever en over een “setup”. Diezelfde dag neemt medeverdachte [medeverdachte 1] contact op met aangever en vraagt of hij wil komen chillen. Aangever kan die avond echter niet.
Twee dagen later, op 30 november 2020, zijn verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de keet (dit betreft een schuurtje bij verdachte in de tuin). Medeverdachte [medeverdachte 1] krijgt die middag van aangever een bericht waarin staat dat aangever Cobra nitraten van hem wil kopen. Medeverdachte [medeverdachte 2] komt daarop met het idee om aangever te rippen. Vervolgens wordt er een plan gemaakt waarbij alle verdachten aanwezig zijn. Medeverdachte [medeverdachte 1] neemt contact op met aangever en spreekt een tijdstip en locatie af voor de verkoop van het vuurwerk. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] gaan naar de afgesproken locatie en wachten aangever daar op. Vervolgens komt aangever eraan en geeft de € 50,00 voor het vuurwerk alvast aan medeverdachte [medeverdachte 1] , zodat hij daarmee de zogenaamde vuurwerkleverancier kan betalen. Als laatsten komen medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de afgesproken plek. Medeverdachte [medeverdachte 3] slaat aangever direct tegen zijn hoofd. Medeverdachte [medeverdachte 2] trekt een mes en vraagt naar het geld. Medeverdachte [medeverdachte 1] doet – zoals van tevoren was afgesproken – alsof hij niet bij de groep van de twee medeverdachten hoort en geeft daarop “onder bedreiging” het geld aan medeverdachte [medeverdachte 2] . Nadat het geld is gegeven, gaan alle jongens er snel vandoor.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij het maken van het plan aanwezig was, dat hij vervolgens met medeverdachte [medeverdachte 1] mee is gelopen, maar dat hij is weggerend zodra hij zag dat aangever een klap kreeg. De verklaring van verdachte wordt niet weersproken door de overige bewijsmiddelen in het dossier en wordt bevestigd door de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Er is derhalve geen bewijs dat verdachte een rol heeft gehad in de uitvoering van het plan. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte in de voorbereiding een rol van voldoende gewicht heeft gehad om te kunnen spreken van medeplegen. Verdachte is tot slot ook de enige die niets van de buit heeft gekregen.
Nu niet is gebleken van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en ook niet is gebleken van een bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde van voldoende gewicht, is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen niet kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.