De heer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 50,00 ter vergoeding van materiële schade en € 1.200,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen en dat verdachte samen met twee medeverdachten hoofdelijk
aansprakelijk is voor de betaling daarvan. Voorts heeft hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd, waarbij de vervangende gijzeling op nul dagen moet worden vastgesteld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de materiële schade kan worden toegewezen. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte en de twee medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar zal iedere verdachte voor zijn eigen deel van de buit aansprakelijk stellen. In het geval van verdachte gaat dit om € 10,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 november 2020.
Met betrekking tot de immateriële schade ziet de rechtbank aanleiding het gevorderde bedrag te matigen, gezien de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,00, waarbij verdachte en zijn medeverdachten ieder aansprakelijk zijn voor € 250,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 november 2020.
De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige worden afgewezen.
Nu verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit de leeftijd van veertien jaren nog niet had bereikt, wordt de vordering op grond van artikel 51g lid 4 van het Wetboek van Strafvordering geacht te zijn gericht tegen zijn ouders, de heer [naam 1] en mevrouw
[naam 2]. De ouders zijn daarom aansprakelijk voor betaling van de hiervoor genoemde toegewezen bedragen.
Nu verdachte naar burgerlijk recht niet persoonlijk aansprakelijk gesteld kan worden voor de schade, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel niet opleggen.
De rechtbank zal de ouders van verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.