de rechtbank mag bij haar beoordeling evenmin treden in het in het buitenland gevoerde rechtsgeding en de in het buitenland genomen beslissingen.
5. De verdediging heeft aangevoerd dat de verplichte weigeringsgrond van artikel 24, eerste lid,sub f, van de WWETGC moet worden toegepast omdat er geen sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel en uit de stukken niet volgt op welke wijze het opgelegde bedrag van € 64.400,00 tot stand is gekomen.
6. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van dit beroep onder verwijzing naarhet bepaalde in de artikelen 4 en 9 van het Kaderbesluit 2006/783/JBZ en artikel 7 van de
WWETGC.
7. De rechtbank overweegt dat voorop staat dat aan de diverse binnen de Europese Uniegesloten verdragen het wederzijdse vertrouwen ten grondslag ligt dat de andere lidstaten de uitgangspunten van artikel 6 van het Europese Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) onderstrepen en naleven. Hieruit vloeit voort dat er geen ruimte is voor controle op de in een andere lidstaat gevoerde rechtsgang of op een in een andere lidstaat genomen beslissing. De wet- en regelgeving rondom de erkenning van in het buitenland genomen beslissingen tot onder andere confiscatie, is dan ook zo ingericht dat de toetsing van de erkenning en tenuitvoerlegging van de in het buitenland genomen beslissing plaatsvindt op basis van het door de buitenlandse autoriteiten verstrekte certificaat, eventueel aangevuld met nadere, door de Nederlandse autoriteiten opgevraagde informatie.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het certificaat voldoet aan de daaraan in artikel 7 van de WWETGC gestelde eisen. Het beroep op artikel 24, eerste lid, sub f, van de WWETGC moet dan ook worden verworpen.
8. De verdediging heeft voorts gesteld dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijnals bedoeld in artikel 6 van het EVRM doordat er tussen de dag waarop de beslissing tot confiscatie is opgelegd en de dag waarop het certificaat door de Nederlandse autoriteit is ontvangen, 6 jaren en 26 dagen zijn verstreken. Veroordeelde stelt dat erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing de rechtszekerheid zou aantasten en dat hij er door het tijdverloop op mocht vertrouwen dat de beslissing tot confiscatie niet aan Nederland zou worden overgedragen. Erkenning moet daarom worden geweigerd, aldus de verdediging.
9. De officier van justitie heeft - onder verwijzing naar jurisprudentie van deze kamer geconcludeerd tot verwerping van dit verweer.
10. De rechtbank verwerpt dit verweer. Bij deze procedure in het kader van de WWETGC is er geensprake van een vervolging van veroordeelde maar van de tenuitvoerlegging van een tegen hem gewezen en inmiddels onherroepelijk geworden vonnis. Uit het recht volgt niet dat overschrijding van een bepaald tijdverloop tussen het onherroepelijk worden van het vonnis en de tenuitvoerlegging daarvan, in strijd is met een goede procesorde of rechtsorde, afgezien van de bij de wet geregelde (executie)verjaring waarvan nog geen sprake is.
11. De verdediging heeft subsidiair aanhouding van de behandeling verzocht zodat de Belgischeautoriteiten aanvullende stukken kunnen verstrekken over de totstandkoming van het te ontnemen bedrag.
12. De rechtbank verwijst ten aanzien van dit subsidiaire verzoek naar de hierboven onder 7. opgenomen overweging. Er is geen ruimte voor controle op de in een andere lidstaat gevoerde rechtsgang of op een in een andere lidstaat genomen beslissing. De rechtbank wijst daarom het subsidiair gedane verzoek af.
13. De rechtbank is van oordeel dat er geen weigeringsgronden aanwezig zijn die de officier vanjustitie had moeten toepassen bij de beoordeling van het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde opgelegde beslissing tot confiscatie. De rechtbank is voorts van oordeel dat de officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen afzien van het gebruikmaken van een facultatieve weigeringsgrond en in redelijkheid tot de beslissing tot erkenning heeft kunnen komen. De rechtbank zal het ingestelde beroep dan ook ongegrond verklaren.