Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De officier van justitie heeft hierbij aangevoerd dat er meerdere verklaringen tegenover elkaar staan en dat het dus aankomt op de betrouwbaarheid van die verklaringen. De officier van justitie acht de verklaringen van aangever en zijn familieleden, onafhankelijk van elkaar afgelegd, consistent, authentiek, concreet en specifiek. Op basis van deze verklaringen gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte de aanvaller met de blauw-gele hamer was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen uit de kring van personen rondom aangever als komend uit één bron moeten worden beschouwd, gelet op de gelijkenissen tussen de verklaringen en de gelegenheid die er heeft bestaan om de verklaringen op elkaar af te stemmen. Tegenover die enige bron staan drie, van elkaar onafhankelijke, bronnen namelijk de ontkenning door verdachte, de verklaring van getuige [getuige 2] en de mastgegevens van de telefoon van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Op 29 maart 2021 is het slachtoffer, [slachtoffer 1], in zijn auto aangevallen door drie mannen. De auto stond geparkeerd tegenover de woonwagen van het slachtoffer en zijn familie. In de auto zat ook zijn achterneef [getuige 2]. De mannen hebben zeer plotseling en onverwachts het autoportier opengetrokken, het slachtoffer met een oranje veiligheidshamer op zijn achterhoofd geslagen en hem uit zijn auto gesleurd. Terwijl hij buiten de auto op de grond lag, is het slachtoffer geslagen en geschopt.
De broer van het slachtoffer heeft het begin van de aanval via een beveiligingscamera op een beeldscherm in de keuken gezien waarna hij zijn ouders in de woonkamer is gaan waarschuwen. Toen de vader van het slachtoffer naar buiten kwam, renden de drie mannen er vandoor. De moeder en zus waren in de woonkamer van de woonwagen toen het slachtoffer werd aangevallen.
In deze zaak draait het om de vraag of verdachte de persoon is geweest die door de verschillende getuigen wordt omschreven als een van de aanvallers en meer specifiek als de tweede aanvaller, als de man met de blauw-gele hamer.
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij het gezicht en met name de groenachtige ogen van verdachte heeft herkend toen deze de deur van de auto opentrok. Volgens het slachtoffer had verdachte een blauw gele hamer vast en zijn capuchon tot op zijn voorhoofd getrokken. Het slachtoffer heeft bij de rechter-commissaris verder verklaard dat hij twee keer bewusteloos is geweest. De vader van het slachtoffer zegt dat hij een van de wegrennende mannen heeft herkend als de man die zijn zoon in de Lidl had bedreigd. De moeder en de zus van het slachtoffer zeggen dat zij vanuit het raam van de woonkamer van de woonwagen zicht hadden op de auto en de drie aanvallers. Moeder zegt dat zij verdachte van achteren herkende aan zijn postuur en lengte. Bij de rechter-commissaris heeft zij nog verklaard dat de man bij het weglopen even bleef staan en haar recht in de ogen heeft gekeken. Zij herkende hem, zo heeft ze verklaard, aan zijn groenachtige ogen, die zij in het verleden ook eens bij hem heeft gezien. Zij heeft zijn lengte geschat op 1.60 m aangezien hij even groot is als zij. Zus [getuige 1] heeft verklaard dat een van de mannen in haar richting keek toen hij wegrende en dat zij hem herkende als de man die zij eerder al eens in de stad heeft gezien en die al vijf jaar een conflict met [slachtoffer 1] heeft. Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat ze de man herkende toen zij hem in het gezicht keek toen hij voor de woonwagen stond, waarbij zij hem omschrijft als een kleine man (ongeveer 1.55-1.60 m) met groenachtige ogen en een dikke platte neus. Geen van de getuigen heeft verklaard een baard of snor of een volle bos haar te hebben gezien.
Uit de waarneming door de rechtbank ter terechtzitting van de kenmerken van het lichaam en het gezicht van verdachte, volgt dat de ogen van verdachte eerder goudbruin van kleur zijn dan groenachtig. De vorm van de neus van verdachte wordt door de rechtbank omschreven als normaal, niet als dik en plat en zijn lengte niet als klein maar normaal. De rechtbank heeft ook gezien dat verdachte een cap droeg met daaronder een grote hoeveelheid haar. Ook op de foto van verdachte die na zijn aanhouding op 9 juni 2020 is gemaakt, is te zien dat verdachte een dikke bos haar heeft, gevormd in zogenoemde dreadlocks.
De kleur van de ogen, de vorm van de neus en de lengte van de dader, zoals omschreven door de getuigen, lijken derhalve niet te passen bij deze verdachte. Ook de stelling van verdachte dat hij zoveel haar heeft dat een capuchon daar niet overheen past, lijkt juist te zijn. Dit kan erop wijzen dat verdachte niet de man is die het slachtoffer heeft overvallen.
Verder leidt de rechtbank uit de door haar waargenomen beelden, die door een anonieme getuige van de aanval zijn gemaakt, af dat het zicht vanuit de woonwagen van het slachtoffer en zijn familie beperkt moet zijn geweest nu er een busje tussen de woonwagen en de aan de overkant van de weg geparkeerde auto van het slachtoffer stond ten tijde van de aanval. Op de beelden is ook te zien dat de vader van het slachtoffer om de achterkant van het busje moest lopen om bij het slachtoffer te komen, en dat de daders op dat moment al weg vluchtten.
[getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij samen met verdachte gedetineerd heeft gezeten, dat hij de drie overvallers heeft gezien en in de ogen heeft gekeken en dat hij verdachte zou hebben herkend als hij erbij geweest was, maar dat verdachte niet één van de overvallers is geweest.
De politie heeft de verkeersgegevens van de telefoon van verdachte opgevraagd. Uit de verkregen gegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op 29 maart 2020 tussen 12:35 en 20:44 uur een mast aan De Dulf in Leeuwarden aanstraalt. De aanval op het slachtoffer vond die dag kort na 19:00 uur plaats op de [straatnaam]. In principe valt de [straatnaam] niet onder het bereik van de mast op De Dulf ook al geven de aangestraalde verkeersmasten geen betrouwbare indicatie over de locatie waar de telefoon zich ten tijde van de datasessie bevindt.
De rechtbank kan en mag verdachte alleen veroordelen wanneer op basis van wettige bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte een van de daders van de gewelddadige aanval op het slachtoffer was. De rechtbank weegt daartoe de verschillende verklaringen tegen elkaar af en voegt daarbij haar eigen waarneming van het uiterlijk van verdachte en de beelden zoals hierboven omschreven. De rechtbank betrekt hierbij dat het een volkomen onverwachte gewelddadige aanval is geweest door drie mannen, dat het niet alleen een hectische situatie was maar dat het voor het slachtoffer en zijn familieleden ook zeer beangstigend moet zijn geweest. De reële mogelijkheid bestaat dat door het slachtoffer en zijn familie in die omstandigheden ten onrechte de conclusie is getrokken dat het wel een van de mensen die het slachtoffer al jaren lastig valt moet zijn geweest die heeft deelgenomen aan dit geweld. Daar komt bij dat getuige [getuige 2], die bij het slachtoffer in de auto zat ten tijde van de aanval, heeft verklaard dat verdachte niet een van de overvallers was en de telefoongegevens van verdachte eerder een contra indicatie dan een aanwijzing voor het daderschap van verdachte vormen.
De rechtbank acht, alles tegen elkaar afwegend, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een van de aanvallers is geweest. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.