Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot zesendertig maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden van een ambulante behandeling en een meldplicht bij de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf in de orde van grootte van achttien maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met de door de officier van justitie genoemde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Verslavingszorg Noord-Nederland van 18 januari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning waarbij geweld is gepleegd tegen de bewoner die onverwachts de trap af kwam lopen. Verdachte was samen met een andere man in de woning en het slachtoffer is op de grond gewerkt en in bedwang gehouden waarbij hem met een taser enkele stroomstoten zijn toegediend. Ondertussen zocht de andere man naar geld in de woning. Het slachtoffer wist zich los te worstelen en kon wegvluchten. De mannen hebben uiteindelijk alleen twee telefoons uit de woning weggenomen. Het ging hierbij niet om een willekeurige inbraak. Verdachte had gehoord dat de man veel geld in zijn woning had liggen en hij ging gericht op pad om daar in te breken. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij, puur voor eigen gewin, midden in de nacht de inbraak heeft gepleegd en dat hij, toen de bewoner naar beneden kwam, de beslissing nam om geweld toe te passen op de bewoner om zo toch de inbraak en de beoogde diefstal van een groot geldbedrag, door te zetten. Verdachte heeft hierbij op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevoelens van de bewoner en de zeer nadelige psychische gevolgen voor een slachtoffer die een dergelijke overval in de eigen woning over het algemeen heeft. Een en ander rechtvaardigt oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een vermogensmisdrijf of geweldsmisdrijf. Uit het rapport van de reclassering komt naar voren dat verdachte in de loop der jaren steeds meer alcohol en drugs is gaan gebruiken en niet in staat was om op een adequate wijze met problemen en (geld)zorgen om te gaan. Er was sprake van een glijdende schaal en uiteindelijk is verdachte afgegleden met als triest dieptepunt de onderhavige gewelddadige woninginbraak. In het geval de rechtbank van oordeel is dat bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd dan adviseert de reclassering een ambulante behandeling, middelencontrole en het meewerken aan schuldhulpverlening. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij open staat voor toezicht door de reclassering en wel mee wil werken aan eventuele bijzondere voorwaarden die de rechtbank op zou leggen.
Voor de duur van de op te leggen gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het uitgangspunt voor de strafoplegging voor een overval in een woning met toepassing van licht geweld (een enkele ruk of duw zonder noemenswaardig letsel) is drie jaren gevangenisstraf. Voor een woningoverval met andersoortig geweld geldt als uitgangspunt vijf jaren gevangenisstraf. Hoewel strikt genomen geen sprake is van een woningoverval maar van een woninginbraak waarbij de bewoner de daders overliep en vervolgens geweld is toegepast, geven deze oriëntatiepunten duidelijk richting aan de te kiezen strafmaat. De raadsman heeft gesteld dat dit uitgangspunt buiten proportie is en dat achttien maanden gevangenisstraf het uitgangspunt zou moeten zijn. De rechtbank kan de raadsman hierin niet volgen nu zij geen strafverlagende omstandigheden ziet die maken dat er een veel lagere straf dan het hiervoor als eerste genoemde oriëntatiepunt zou moeten worden opgelegd. Daar komt bij dat het feit in vereniging is gepleegd en in de nachtelijke uren.
De rechtbank zal de officier van justitie dan ook volgen in haar eis van zesendertig maanden gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht c.q. een meldplicht, een ambulante behandeling, middelencontrole en het meewerken aan schuldhulpverlening of bewindvoering.