ECLI:NL:RBNNE:2021:5334

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
18-183701-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging en belediging van ex-partner, hulpverleners en politieambtenaren

Op 14 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 30-jarige man veroordeeld voor het mondeling bedreigen van zijn ex-vrouw, haar ex-man en een hulpverlener. De verdachte heeft ook de eer en goede naam van vier politieambtenaren aangetast door hen in het gezicht te spugen en beledigende woorden te uiten. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen, waaronder uitspraken als 'Ik maak jullie dood' en 'Ik ga iedereen doodmaken', voldoende bewijs vormden voor de veroordeling. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van één maand opgelegd, waarbij rekening is gehouden met zijn psychische toestand en eerdere contacten met de geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belediging van ambtenaren in functie. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, die immateriële schadevergoeding vroegen, toegewezen tot een bedrag van € 200 per slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een ander ten laste gelegd feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van ontuchtige handelingen. De uitspraak benadrukt de ernst van de bedreigingen en het gebrek aan respect van de verdachte voor de betrokken hulpverleners en politieambtenaren.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-183701-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-063393-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 september 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , postadres [straatnaam] , [plaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 augustus 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te 's-Hertogenbosch. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18-183701-20 dat:
1
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 14 juli 2020 en/of 15 juli
2020, in elk geval in de maand juli 2020, te Sneek, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een hulpverlener (die in opdracht van de gemeente Súdwest-Fryslan werkt), te weten [slachtoffer 1] en/of een of meer andere hulpverlener(s) en/of Monique [slachtoffer 8] en/of een of meer andere medewerker(s) van de Gemeente Súdwest-
Fryslân en/of een of meer bewoner(s) van een appartementencomplex aan de [straatnaam] (alwaar verdachte woonachtig is) en/of een of meer andere perso(o)n(en), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, door die voornoemde perso(o)n(en) dreigend via spraakberichten (via Whats-app) of anderszins via een telefonische verbinding en/of mondeling de woorden toe te voegen:
- " " Ik sta in mijn recht of ik ga iedereen doodmaken, zo, bel me de politie of de
Gemeente, fuck jullie allemaal." en/of
  • " Als ik vrij kom, zoek ik jullie op." en/of
  • " Ik maak jullie dood." en/of
  • " Kom maar naar het politiebureau in Leeuwarden, ik maak jullie dood." en/of- " Ik behandel mensen met respect,degene die mij dat niet doen, die ga ik schieten, maak ik kapot, je gaat het zien" en/of
  • " Bel hun snel zeg hij. Hij blijft op straat tot hij gaat verhuizen. Ik ga niet terug
naar mijn huis ik ga die appartement met die mensen, met al die mensen die woont daar, brand. Ik ga nu benzine kopen, ik terug naar mijn appartement. Ik ga alles brand.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij in of omstreeks de periode van 12 juli 2020 tot en met 5 augustus 2020, in elk geval in of omstreeks de maand(en) juli 2020 en/of augustus 2020 te Sneek en/of te Vught en/of/althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (telkens) die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
  • " Ik zweer een god, ik zweer een god, ik zweer een god. Ik zweer op het graf vanvader en moeder. Ik ga met jou afrekenen, komt goed". en/of - " Ik ga die bloed in jou lichaam pakken." en/of
  • " Shallah niet terug. Shallah, jij gaat dood ja. Fock jou."
  • " Goedenavond sjalla. Als je thuis komt klaar met werk dan samen naar jou ex."en/of "Turkije als jij doet iets als ik zie hem ik ga hem meteen schieten en kom bij jou. daarna ook jou schieten. begrijp jij" en/of
  • " Ik moet vanavond werken. En na het werk, en als god het wilt, dan kom ik bijjou langs, hoertje. Ik ga je ex opzoeken, ik ga heel Turkije opzoeken, en als ik klaar ben met hem dan kom ik bij jou hoertje. Als god het wilt." en/of - " Shallah niet terug. Shallah, jij gaat dood ja. Fock jou." en/of door dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij aceton over haar heen te gooien, zodat niemand haar meer aankeek en/of dat hij haar in twee stukken zou snijden, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij in of omstreeks de periode van 13 juli 2020 tot en met 25 augustus 2020, in elk geval in de maand(en) juli 2020 en/of augustus 2020 te Sneek en/of te Vught, en/of/althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 2] en/of een of meer ander(e) perso(o)n(en) (telkens) dreigend de woorden toe te voegen:
  • " Goedenavond sjalla. Als je thuis komt klaar met werk dan samen naar jou ex."en/of "Turkije als jij doet iets als ik zie hem ik ga hem meteen schieten en kom bij jou. daarna ook jou schieten. begrijp jij" en/of
  • " Ik moet vanavond werken. En na het werk, en als god het wilt, dan kom ik bijjou langs, hoertje. Ik ga je ex opzoeken, ik ga heel Turkije opzoeken, en als ik klaar ben met hem dan kom ik bij jou hoertje. Als god het wilt.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en welke voornoemde dreigende woorden vervolgens in voornoemde periode door die [slachtoffer 2] en/of een medewerker van de politie eenheid Noord-Nederland aan die [slachtoffer 9] kenbaar zijn gemaakt;
4 hij op of omstreeks 15 juli 2020 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in het politiebureau (gevestigd aan of bij de Holstmeerweg (nummer 3)), aldaar, opzettelijk A. een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , werkzaam als arrestantenverzorger bij de politie Noord-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 3] te spugen en daabij die [slachtoffer 3] met verdachtes spuug in/op/tegen het gezicht/gelaat te raken en/of B.
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 4] , werkzaam als generalist beveiliging in het cellencomplex voornoemd politiebureau, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 4] te spugen en daabij die [slachtoffer 4] met verdachtes spuug in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of op het hoofd te raken en/of C.
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] , werkzaam als surveillant bij de nationale politie, belast met de verzorging van de ingesloten verdachten in het cellenblok van voornoemd politiebureau, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 5] te spugen en daabij die [slachtoffer 5] met verdachtes spuug in/op/tegen het gezicht/gelaat te raken en/of die [slachtoffer 5] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door opzettelijk beledigend naar haar te roepen dat zij een hoer en/of een bitch was en/of D. een ambtenaar, te weten [slachtoffer 6] , werkzaam als assistent beveiliger (B.) belast met arrestantenzorg in voornoemd politiebureau, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 6] te spugen en daabij die [slachtoffer 6] met verdachtes spuug in/op/tegen het gezicht/gelaat/wang te raken en/of die [slachtoffer 6] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door opzettelijk beledigend die [slachtoffer 6] het woord toe te voegen: "kankerhoer";
en in de zaak met parketnummer 18-063393-21 dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 15 juni 2020 en 16 juni 2020 te West-Terschelling, in elk geval in de gemeente Terschelling, (in [naam kroeg] ) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten/aanraken van de borst(en) en/of bil(len) en/of vagina van die [slachtoffer 7] en bestaande dat geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 7] onverhoeds van achteren heeft benaderd en/of zijn, verdachtes arm(en) om het lichaam van die [slachtoffer 7] heeft geslagen en (vervolgens) voornoemde ontuchtige handelingen heeft gepleegd (zulks terwijl die [slachtoffer 7] toen aldaar in een kennelijke staat van dronkenschap verkeerde).
Beoordeling van het bewijs in de zaak met parketnummer 18-183701-20 ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 8] door het op de telefoon van [slachtoffer 1] inspreken van de woorden "Ik maak jullie dood" en "Als ik vrij kom zoek ik jullie op". Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging niet bij naam genoemde personen kan er geen sprake zijn van een strafbare bedreiging omdat uit het bewijs niet naar voren komt dat deze personen kennis hebben gekregen van de bedreiging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor dit feit. De raadsman heeft aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 1] alleen ziet op de bedreiging met het dood maken van willekeurige personen en over het stichten van brand in zijn, verdachtes, appartement. Deze bedreigingen zijn niet strafbaar omdat niet aan het vereiste is voldaan dat de persoon die aldus bedreigd is, daarvan kennis moet hebben gekregen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat de ten laste gelegde bedreiging van de niet bij naam genoemde hulpverlener(s), van de niet bij naam genoemde medewerkers van de Gemeente Súdwest-Fryslân, van de niet bij naam genoemde bewoner(s) van een appartementencomplex aan de [straatnaam] en van de niet bij naam genoemde andere perso(o)n(en) niet bewezen kan worden verklaard. Niet gebleken is dat met betrekking tot een of meer van deze perso(o)n(en) voldaan is aan het uit de jurisprudentie voortvloeiende vereiste dat de bedreigde persoon op de hoogte is geraakt van de bedreiging.
Dan resteert de bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 8] . Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de in de tenlastelegging opgenomen teksten deels afkomstig zijn uit een op 14 juli
2020 in de loop van de middag op de telefoon van [slachtoffer 1] ingesproken serie spraakberichten en deels afkomstig zijn uit door verdachte op 14 juli 2020 's avonds vanuit zijn cel in Leeuwarden aan de telefoon uitgesproken woorden.
De in de loop van de middag ingesproken teksten zijn, op één tekst na, gericht tegen anderen dan
[slachtoffer 1] of [slachtoffer 8] . De rechtbank ziet in de tekst "Ik sta in mijn recht of ik ga iedereen doodmaken, zo, bel me de politie of de Gemeente, fuck jullie allemaal" een bedreiging die mede is gericht tegen [slachtoffer 1] . Verdachte heeft deze woorden via een spraakbericht verzonden naar de telefoon van [slachtoffer 1] . Uit die omstandigheid leidt de rechtbank af dat het opzet van verdachte er op gericht was dat [slachtoffer 1] de uitgesproken bedreigende woorden ook zou horen. Verdachte heeft dit spraakbericht ingesproken terwijl hij wanhopig was en van de gemeente Súdwest-Fryslân dan wel hulpverleners zoals [slachtoffer 1] iets gedaan wilde krijgen. De rechtbank acht deze woorden van zodanige aard en uitgesproken onder zodanige omstandigheden dat zij geschikt zijn om in redelijkheid bij de bedreigde de vrees te doen ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zich niet bedreigd voelde, maakt dat niet anders.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat [slachtoffer 8] geconfronteerd is met deze specifieke tekst, noch dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte daarop gericht was. De rechtbank kan dan ook niet bewezen verklaren dat [slachtoffer 8] is bedreigd door verdachte.
Met betrekking tot de in de tenlastelegging opgenomen teksten die verdachte in zijn cel in Leeuwarden in de Nederlandse taal heeft uitgesproken aan de telefoon, overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat deze woorden ook gehoord zijn door [slachtoffer 1] . Daarmee kan niet bewezen worden verklaard dat deze woorden een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht vormen.
De rechtbank komt dan ook, op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van één onderdeel van het hier ten laste gelegde feit.
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij werkt voor een zorgorganisatie en dat hij door de gemeente Súdwest-Fryslân is ingezet om verdachte te ondersteunen op verschillende leefgebieden. Op 14 juli 2020 zocht [slachtoffer 1] via Whatsapp contact met verdachte en ontving hij van verdachte via Whatsapp een aantal spraakberichten. Dit waren bedreigende woorden.
[slachtoffer 1] heeft de door hem bedoelde geluidsfragmenten laten horen aan verbalisant. Het op 14 juli 2020 om 16:14 uur door verdachte aan [slachtoffer 1] verstuurde spraakbericht luidt "Ik sta in mijn recht of ik ga iedereen doodmaken, zo, bel met de politie of de Gemeente, fuck jullie allemaal". Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in die tijd woonde aan het adres [straatnaam] in Sneek. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die dag vanaf het gemeentehuis naar zijn huis is gelopen en dat hij toen de berichten aan [slachtoffer 1] heeft ingesproken.
Beoordeling van het bewijs in de zaak met parketnummer 18-183701-20 ten aanzien van de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat niet alle onderdelen die opgenomen zijn in de feiten 2. en 3. bewezen kunnen worden omdat bepaalde teksten niet een bedreiging met zware mishandeling of een bedreiging tegen het leven gericht inhouden. Dit geldt voor het gooien met de ontvettende stof aceton. Daarnaast staan er teksten in de tenlastelegging die niet terugkomen in de door de politie gemaakte weergave van de vastgelegde audio-fragmenten.
Op de bedreiging van [slachtoffer 9] moet het leerstuk van de indirecte bedreiging worden toegepast. Alleen wat in zijn eigen aangifte staat is hem voorgehouden. De teksten over Turkije zien niet op een bedreiging tegen [slachtoffer 9] . In die teksten gaat het erover dat verdachte naar Turkije zal gaan en daar Erdogan, als hij hem tegen komt, zal schieten, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde feit merkt de rechtbank in de eerste plaats op dat de tekst "Shallah niet terug. Shallah, jij gaat dood ja. Fock jou" twee keer in de tenlastelegging voorkomt. De rechtbank ziet dit als een kennelijke misslag en zal deze herstellen door het eenmaal weglaten van deze tekst.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat sommige teksten niet een bedreiging vormen. De rechtbank beziet de teksten in onderling verband en samenhang. De relatie tussen [slachtoffer 2] en verdachte was recent door [slachtoffer 2] beëindigd. [slachtoffer 9] is de exechtgenoot van [slachtoffer 2] met wie zij nog contact onderhield vanwege hun gezamenlijke kinderen. De woorden van verdachte zijn reeds op zichzelf dreigend van aard. Uit de gehele context komt het bedreigende karakter bovendien naar voren. Dit geldt zowel voor de teksten genoemd in feit 2. als voor de teksten genoemd in feit 3. De door verdachte geuite bedreigingen zijn van dien aard en zijn onder zodanige omstandigheden geschied dat bij [slachtoffer 2] en bij [slachtoffer 9] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen, en bij [slachtoffer 2] tevens dat zij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, alsmede dat het opzet van verdachte daarop was gericht. Bij de onder 2. ten laste gelegde tekst over het gooien met aceton betrekt de rechtbank het algemeen bekende feit dat aceton een zeer brandbare vloeistof is en dat verdachte daarbij heeft gezegd dat niemand haar, [slachtoffer 2] , dan meer aan zou kijken. Dit impliceert het dreigen met verminking en daarmee met zware mishandeling.
Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 9] op de hoogte zou raken van de bedreiging. Verdachte wist dat [slachtoffer 2] regelmatig contact had met [slachtoffer 9] .
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] haar vanaf 12 juli 2020 heeft bedreigd via Whatsapp, onder meer in spraakberichten en in telefonische contacten die hij met haar had vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. [verdachte] had onder andere gezegd dat hij gehakt van haar zou maken, dat hij zou rekenen tot de laatste dag en "ik zweer het, ik zal je dood maken" en "Ik ga die bloed in jouw lichaam pakken". [verdachte] heeft haar bedreigd toen zij hem op 4 augustus 2020 in de PI Vught bezocht. [verdachte] bedreigde haar door tegen haar te zeggen dat hij aceton over haar heen zou gooien zodat niemand haar meer aankeek en dat hij haar in twee stukken zou snijden. [slachtoffer 2] heeft de spraakberichten ter beschikking van de politie gesteld. De politie ontving vier geluidsfragmenten die naar zeggen van [slachtoffer 2] op 13 juli 2020 als spraakbericht via Whatsapp waren verstuurd. Verbalisant hoort op de fragmenten een man slecht Nederlands en een andere taal spreken. Verbalisant hoort: "ik ga met jou rekenen", "Ik zweer op mijn vader en moeder dood", "ik ga die bloed in jou lichaam pakken", "goedenavond sjalla, als je thuis komt klaar met werk en dan samen naar jouw ex", "Turkije, als jij doet iets, als ik zie hem, ik ga hem meteen schieten en kom bij jou, daarna ook jou schieten, begrijp jij". Een Syrische tolk heeft de geluidsfragmenten gesproken in de Syrische taal vertaald als volgt: "Ik zweer een god, ik zweer op het graf van vader en moeder. Ik ga met jou afrekenen, komt goed".
De politie heeft een opgenomen telefoongesprek beluisterd dat was gevoerd op 27 juli 2020 vanuit de PI Vught. Het gebelde telefoonnummer staat op naam van [slachtoffer 2] . De vrouw geeft in dat gesprek aan dat zij met vakantie gaat, de man vraagt met wie en op het laatst zegt de man: "Shallah niet terug. Shallah, jij gaat dood ja. Fock jou."
[slachtoffer 9] heeft aangifte gedaan van bedreiging tegen [verdachte] , de vriend of ex-vriend van zijn ex-vrouw [slachtoffer 2] . [slachtoffer 9] heeft van [slachtoffer 2] gehoord dat [verdachte] bij [slachtoffer 2] de voicemail heeft ingesproken en dat hij ook hem wil doden. De politie laat hem dit bericht horen. [slachtoffer 9] hoort de volgende teksten: "Goeienavond Challa", "Als je straks thuiskomt klaar met werk", "Wij gaan samen naar jouw ex", "Begrijp Turkije altijd Turkije", "Als ik hem zie ik ga meteen hem schieten en ik kom bij jou", "Daarna ik jou schieten", "Als jij niet verandert ik jou straffen begrijp je". De politie heeft [slachtoffer 9] gezegd dat dit bericht op 13 juli 2020 is ingesproken op de mobiel van [slachtoffer 2] .
Beoordeling van het bewijs in de zaak met parketnummer 18-183701-20 ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor dit feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewijsbaarheid van dit feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht dit feit bewezen.
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 15 juli 2020 als arrestantenverzorger bij de politie NoordNederland nachtdienst had op het cellencomplex aan de Holstmeerweg 3 in Leeuwarden. Verdachte, [verdachte] , was daar ingesloten. Hij heeft, samen met collega [slachtoffer 4] , verdachte aangesproken via het door hen geopende luik in de cel. Verdachte werd agressief, begon te schreeuwen en stak zijn hoofd diverse malen door het luikje heen. [slachtoffer 3] stond het dichtst bij het luikje en zag dat verdachte ineens in zijn richting spuugde. Hij voelde vrijwel meteen spetters overal op zijn gezicht. Hij is naar achteren gestapt. Hij zag dat [slachtoffer 4] ook door verdachte werd bespuugd.
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 15 juli 2020 als generalist beveiliging werkzaam was in het cellencomplex op het politiebureau aan de Holstmeerweg 3 in Leeuwarden. Verdachte [verdachte] was daar ingesloten. Hij is, samen met collega [slachtoffer 3] naar de cel van [verdachte] gegaan. Hij opende het luikje. Hij zag dat verdachte met zijn hoofd naar voren bewoog en dat verdachte spuugde op zijn collega J. [slachtoffer 3] . Direct daarna werd hij bespuugd. [slachtoffer 4] zag dat verdachte met zijn hoofd naar voren bewoog en dat hij op hem, [slachtoffer 4] , spuugde. Hij kreeg de spetters in zijn gezicht en hij kreeg een klodder spuug boven op zijn hoofd.
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij op 15 juli 2020 als surveillant bij de nationale politie belast was met de verzorging van de in het cellenblok van het politiebureau aan de Holstmeerweg 3 in Leeuwarden ingesloten verdachten. Samen met een collega liep zij door de gang van het cellenblok. Zij opende het luikje in de deur van cel 10. Zij voelde gelijk dat het luikje naar buiten open werd gedrukt door de ingesloten verdachte. Zij voelde dat zij door de ingesloten verdachte in haar gezicht gespuugd werd. Zij voelde het speeksel op haar wang. Zij hoorde en zag dat de ingesloten verdachte nogmaals in haar richting en in de richting van haar collega spuugde. [slachtoffer 5] hoorde dat de ingesloten verdachte in haar richting riep dat zij een hoer en een bitch was. Zij hoorde dat hij dit tweemaal in haar richting riep. [slachtoffer 5] heeft nagekeken om welke ingesloten verdachte het ging. Zij zag dat de persoon [verdachte] was genaamd.
[slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij op 15 juli 2020 als assistent beveiliger B aan het werk was in de arrestantenzorg in het politiebureau aan de Holstmeerweg 3 in Leeuwarden. Zij liep naar cel 10. Zij zag dat een collega, [slachtoffer 5] , recht voor het luikje van cel 10 stond. Zij zag dat de verdachte, [verdachte] , spuugde op het gezicht van haar collega. Zij voelde vervolgens spetters op haar linkerwang. Zij schrok hiervan en pakte haar wapenstok, sloeg deze uit en zei dat als hij nu niet naar binnen zou gaan, zij geweld zou gebruiken. Zij hoorde de verdachte "kankerhoer" schreeuwen.
Beoordeling van het bewijs ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-063393-21 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor dit feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op de ter terechtzitting getoonde beelden te zien is dat verdachte zijn hand op de borst van het slachtoffer legt en dat hij zijn andere hand op haar kruis legt. Dit zijn handelingen met een seksuele lading. Verdachte en aangeefster hadden geen relatie, zodat het handelen van verdachte in strijd is met de sociaal ethische norm. Daarmee zijn deze handelingen ontuchtig van aard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van (bedreiging met) geweld. De "andere feitelijkheid" wordt ingevuld met het onverhoedse van de gedraging. Verdachte en aangeefster kenden elkaar en waren - samen met anderen - naar een muziekoptreden geweest, er was gezwommen, ze hebben gegeten in een restaurant en daarna zijn ze in het café beland. Beiden hadden flink wat gedronken. Aangeefster danst met verdachte en verdachte gaat daarna achter haar hangen en zij wiegen heen en weer. Aan haar bewegingen te zien stemt zij daarmee in. Daarna gaat zijn hand zwerven over haar kleding. Deze handelingen zijn wel grensoverschrijdend maar het ontuchtige karakter blijkt niet zonder meer. Dergelijke handelingen zijn in een café en in deze omstandigheden niet strijdig met de sociaal-ethische norm.
Oordeel van de rechtbank
Een feit als bedoeld in artikel 248 van het Wetboek van Strafrecht kenmerkt zich door het toepassen van dwang. De dwang is in de tenlastelegging nader omschreven als het onverhoeds van achteren het slachtoffer benaderen en zijn armen om het lichaam van het slachtoffer slaan en het vervolgens plegen van de ontuchtige handelingen. Ter terechtzitting is een beeldopname getoond van de interactie tussen verdachte en het slachtoffer. De rechtbank heeft waargenomen dat het slachtoffer eerst verdachte opzoekt en met hem gaat dansen, daarna loopt zij terug naar de bar en gaat op een barkruk zitten. Verdachte loopt vervolgens naar haar toe en gaat achter haar staan en slaat zijn armen om haar heen. Daarna wiegen zij samen heen en weer. Vervolgens is te zien dat een hand van verdachte naar de borst van aangeefster toe beweegt en dat hij zijn hand daar enige tijd houdt. Even later beweegt hij zijn andere hand in de richting van het kruis van aangeefster en houdt zijn hand daar, totdat zij zijn hand beetpakt. De rechtbank kan deze handelingen van verdachte - in deze omstandigheden - niet kwalificeren als onverhoeds. Er is immers sprake van een opbouw van handelingen, die niet plotseling en onverwacht plaatsvinden, maar geleidelijk. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat sprake was van (het toepassen van) dwang. Omdat de dwang een essentieel bestanddeel vormt van het ten laste gelegde feit zal er - bij gebrek aan wettig bewijs - vrijspraak moeten volgen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de zaak met parketnummer 18-183701-20 onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 juli 2020, te Sneek, eenmaal, een hulpverlener die in opdracht van de gemeente SúdwestFryslan werkt, te weten [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die persoon dreigend via een spraakbericht via Whats-app mondeling de woorden toe te voegen: "Ik sta in mijn recht of ik ga iedereen doodmaken, zo, bel me de politie of de Gemeente, fuck jullie allemaal."
hij in de periode van 12 juli 2020 tot en met 5 augustus 2020, te Sneek en te Vught meermalen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
  • " Ik zweer een god, ik zweer een god, ik zweer een god. Ik zweer op het graf vanvader en moeder. Ik ga met jou afrekenen, komt goed." en
  • " Ik ga die bloed in jou lichaam pakken." en
  • " Goedenavond sjalla. Als je thuis komt klaar met werk dan samen naar jou ex." en
  • " Turkije als jij doet iets als ik zie hem ik ga hem meteen schieten en kom bij jou. daarna ook jouschieten. begrijp jij" en
  • " Shallah niet terug. Shallah, jij gaat dood ja. Fock jou." endoor dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij aceton over haar heen te gooien, zodat niemand haar meer aankeek en dat hij haar in twee stukken zou snijden, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. hij op 13 juli 2020, in Nederland, eenmaal, [slachtoffer 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen hetleven gericht, door [slachtoffer 2] telkens dreigend de woorden toe te voegen:
"Goedenavond sjalla. Als je thuis komt klaar met werk dan samen naar jouw ex." en "Turkije als jij doet iets als ik zie hem ik ga hem meteen schieten en kom bij jou. Daarna ook jou schieten. Begrijp jij.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en welke voornoemde dreigende woorden vervolgens in voornoemde periode door die [slachtoffer 2] en een medewerker van de politie eenheid Noord-Nederland aan die [slachtoffer 9] kenbaar zijn gemaakt;
4. hij op 15 juli 2020 te Leeuwarden, in het politiebureau gevestigd aan de Holstmeerweg nummer 3,opzettelijk
A.
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , werkzaam als arrestantenverzorger bij de politie NoordNederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 3] te spugen en daarbij die [slachtoffer 3] met verdachtes spuug in het gezicht te raken en B.
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 4] , werkzaam als generalist beveiliging in het cellencomplex van voornoemd politiebureau, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 4] te spugen en daarbij die [slachtoffer 4] met verdachtes spuug in het gezicht en op het hoofd te raken en C.
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] , werkzaam als surveillant bij de nationale politie, belast met de verzorging van de ingesloten verdachten in het cellenblok van voornoemd politiebureau, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 5] te spugen en daarbij die
[slachtoffer 5] met verdachtes spuug in het gezicht te raken en die [slachtoffer 5] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door opzettelijk beledigend naar haar te roepen dat zij een hoer en een bitch was en D.
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 6] , werkzaam als assistent beveiliger B. belast met arrestantenzorg in voornoemd politiebureau, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door te spugen en daarbij die [slachtoffer 6] met verdachtes spuug in het gezicht te raken en die [slachtoffer 6] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door opzettelijk beledigend die [slachtoffer 6] het woord toe te voegen: "kankerhoer".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op in de zaak met parketnummer 18-183701-20:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, enbedreiging met zware mishandeling.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1., 2. 3. en 4. in de zaak met parketnummer 18-183701-20 en ter zake het feit in de zaak met parketnummer 18-063393-21 wordt veroordeeld tot 360 dagen gevangenisstraf, waarvan 36 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie vordert voorts oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat - bij een bewezenverklaring voor alle 5 ten laste gelegde feiten - de straf in maanden kan worden uitgedrukt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland en het Nederlands Forensisch Instituut voor Psychologie en Psychiatrie, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het mondeling bedreigen van zijn ex-vrouw en haar exman en van een hulpverlener. Met dit gedrag heeft hij duidelijk een grens overschreden en een voor de slachtoffers bedreigende en angstige situatie geschapen. Ook heeft hij de eer en goede naam van vier medewerkers van de politie aangetast door hen in het gezicht te spugen en een aantal van hen woordelijk te beledigen. Deze feiten getuigen van een gebrek aan respect voor de betreffende personen. Voor de medewerkers van de politie geldt daarbij dat zij hun best deden voor verdachte te zorgen toen hij in een politiecel was ingesloten. Ook de door hen bedreigde hulpverlener deed zijn best om er voor te zorgen dat verdachte geld kreeg voor het kopen van levensmiddelen. Zij werden allen geconfronteerd met een man die niet voor rede vatbaar was; hij was kwaad en dwingend en liet geen enkele vorm van zelfcontrole zien.
Er zijn verschillende rapporten over de persoon van verdachte geschreven. Verdachte is in 2014 of 2015 vanuit Syrië naar Nederland gevlucht en heeft zich begin 2016 in Sneek gevestigd. In de daarop volgende jaren kwam verdachte meermalen in aanraking met de politie en kwam hij in beeld bij de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Verdachte vertoonde zowel verward als agressief gedrag in de vorm van bedreigingen en beledigingen. In 2020 is verdachte een poosje opgenomen geweest op een psychiatrische afdeling. Verdachte kreeg een relatie met [slachtoffer 2] maar de relatie werd door haar verbroken. Verdachte raakte daarna meer en meer uit balans, hij kreeg financiële problemen en pleegde in de periode van 12 juli 2020 tot 5 augustus 2020 de bewezenverklaarde feiten.
Verdachte is na zijn aanhouding op 14 juli 2020 in voorlopige hechtenis genomen. Met ingang van 10 september 2020 is de voorlopige hechtenis geschorst onder een aantal voorwaarden. Op 6 november 2020 is deze schorsing opgeheven omdat verdachte zich niet voldoende had gehouden aan de voorwaarden.
Tijdens de detentie van verdachte in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum werd bij hem een psychotische ontregeling gezien. De situatie rond verdachte was dermate zorgelijk dat de rechtbank verdachte heeft laten observeren in het Pieter Baan Centrum in Utrecht. Verdachte heeft niet mee willen werken aan het onderzoek. De onderzoekers komen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Door de weigering van verdachte mee te werken aan het onderzoek kan er geen advies worden gegeven over de mate waarin de psychische problematiek heeft doorgewerkt in de feiten. Ook kan er geen goede inschatting worden gemaakt van het risico op herhaling van soortgelijke feiten en kan er geen advies worden gegeven over de wijze waarop de kans op herhaling van dit soort feiten verminderd kan worden. De rechtbank beschikt daarmee over onvoldoende informatie om te komen tot het oordeel dat de feiten verdachte in verminderende mate of geheel niet toegerekend kunnen worden. De rechtbank ziet geen gronden om de maatregel van terbeschikkingstelling aan verdachte op te leggen.
De reclassering heeft geadviseerd om verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. De officier van justitie heeft dit advies bij zijn eis overgenomen. De rechtbank spreekt verdachte echter vrij van het ten laste gelegde zedendelict. Oplegging van de geëiste maatregel is daarmee - daargelaten of de rechtbank die op zijn plaats had gevonden - geen optie meer omdat de bewezenverklaarde feiten daarvoor een te laag strafmaximum hebben.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van een maand passend en geboden is voor de bewezenverklaarde mondelinge bedreigingen en beledigingen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich in de zaak met parketnummer 18-183701-20 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 4], tot een bedrag van € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 3], tot een bedrag van € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 5], tot een bedrag van € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Toewijzing van deze vorderingen, met oplegging van de schadevergoedingsverplichting en wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
Het gevorderde bedrag is buiten proportie voor een belediging; in 2017 was 200 euro de standaard vergoeding voor een fluim in het gezicht.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de drie hiervoor genoemde benadeelde partijen immateriële schade hebben geleden door het bewezenverklaarde gedrag van verdachte. De grondslag voor de geleden immateriële schade is gelegen in de aantasting van de eer en goede naam van de benadeelden en in die zin door de krenking die de drie politiemensen hebben ondervonden doordat zij in het gezicht gespuugd zijn door verdachte.
De gestelde angst bij de benadeelden dat zij (en vervolgens ook hun familieleden) door het speeksel van verdachte besmet zouden kunnen zijn met het Covid-19 virus en dat het spugen is ervaren als een onaangename fysieke gewaarwording, kan niet worden aangemerkt als schade geleden door de bewezenverklaarde belediging.
De rechtbank is van oordeel dat elk van de benadeelden immateriële schade heeft geleden, welke schade de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid vaststelt op een bedrag ter hoogte van € 200,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De rechtbank zal de vorderingen voor het overige afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte voor deze schade vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die deze benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
4.
[slachtoffer 7]heeft zich in de zaak met parketnummer 18-063393-21 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van dit feit moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 285, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18-063393-21 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-183701-20 onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van een maand.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 4. in de zaak met parketnummer 18-183701-20:
1. Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 200,00(zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2020.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door deze benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 200,00 (zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2020. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van vier dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
2. Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 200,00(zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2020.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 200,00 (zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2020. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van vier dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
3. Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 200,00(zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2020.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] te betalen een bedrag van € 200,00 (zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2020. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van vier dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van het feit in de zaak met parketnummer 18-063393-21:
4. Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 7]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. S. van Gessel, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 september 2021.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met registratienummer 2020189701Z, 2020188807, 2020189582, 2020189653, 2020190216, 020190215, gesloten op 16 juli 2020.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , gedateerd 15 juli 2020, pagina's 45, 46.
Een proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 15 juli 2020, pagina 52.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, gedateerd 16 juli 2020, pagina 62.
De door verdachte ter terechtzitting van 31 augustus 2021 afgelegde verklaring.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met registratienummer 2020189701Z, 2020188807, 2020189582, 2020189653, 2020190216, 020190215, gesloten op 16 juli 2020.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , gedateerd 6 augustus 2021, pagina 4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, gedateerd 24 augustus 2021, pagina 8. 9 pagina 9
10. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, gedateerd 28 augustus 2021, pagina 16.
11. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] , gedateerd 30 augustus 2020, pagina 6.
12. pagina 7
13. De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met registratienummer2020189701Z, 2020188807, 2020189582, 2020189653, 2020190216, 020190215, gesloten op 16 juli 2020.
14. Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , gedateerd 16 juli 2020, pagina 32.
15. Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , gedateerd 16 juli 2020, pagina 36 16 pagina 37
17. Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , gedateerd 15 juli 2020, pagina 40.
18. pagina 41
19. Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , gedateerd 15 juli 2020, pagina 43.