een ambtenaar, te weten [slachtoffer 4] , werkzaam als generalist beveiliging in het cellencomplex voornoemd politiebureau, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 4] te spugen en daabij die [slachtoffer 4] met verdachtes spuug in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of op het hoofd te raken en/of C.
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] , werkzaam als surveillant bij de nationale politie, belast met de verzorging van de ingesloten verdachten in het cellenblok van voornoemd politiebureau, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 5] te spugen en daabij die [slachtoffer 5] met verdachtes spuug in/op/tegen het gezicht/gelaat te raken en/of die [slachtoffer 5] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door opzettelijk beledigend naar haar te roepen dat zij een hoer en/of een bitch was en/of D. een ambtenaar, te weten [slachtoffer 6] , werkzaam als assistent beveiliger (B.) belast met arrestantenzorg in voornoemd politiebureau, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 6] te spugen en daabij die [slachtoffer 6] met verdachtes spuug in/op/tegen het gezicht/gelaat/wang te raken en/of die [slachtoffer 6] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door opzettelijk beledigend die [slachtoffer 6] het woord toe te voegen: "kankerhoer";
en in de zaak met parketnummer 18-063393-21 dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 15 juni 2020 en 16 juni 2020 te West-Terschelling, in elk geval in de gemeente Terschelling, (in [naam kroeg] ) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten/aanraken van de borst(en) en/of bil(len) en/of vagina van die [slachtoffer 7] en bestaande dat geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 7] onverhoeds van achteren heeft benaderd en/of zijn, verdachtes arm(en) om het lichaam van die [slachtoffer 7] heeft geslagen en (vervolgens) voornoemde ontuchtige handelingen heeft gepleegd (zulks terwijl die [slachtoffer 7] toen aldaar in een kennelijke staat van dronkenschap verkeerde).
Beoordeling van het bewijs in de zaak met parketnummer 18-183701-20 ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 8] door het op de telefoon van [slachtoffer 1] inspreken van de woorden "Ik maak jullie dood" en "Als ik vrij kom zoek ik jullie op". Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging niet bij naam genoemde personen kan er geen sprake zijn van een strafbare bedreiging omdat uit het bewijs niet naar voren komt dat deze personen kennis hebben gekregen van de bedreiging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor dit feit. De raadsman heeft aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 1] alleen ziet op de bedreiging met het dood maken van willekeurige personen en over het stichten van brand in zijn, verdachtes, appartement. Deze bedreigingen zijn niet strafbaar omdat niet aan het vereiste is voldaan dat de persoon die aldus bedreigd is, daarvan kennis moet hebben gekregen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat de ten laste gelegde bedreiging van de niet bij naam genoemde hulpverlener(s), van de niet bij naam genoemde medewerkers van de Gemeente Súdwest-Fryslân, van de niet bij naam genoemde bewoner(s) van een appartementencomplex aan de [straatnaam] en van de niet bij naam genoemde andere perso(o)n(en) niet bewezen kan worden verklaard. Niet gebleken is dat met betrekking tot een of meer van deze perso(o)n(en) voldaan is aan het uit de jurisprudentie voortvloeiende vereiste dat de bedreigde persoon op de hoogte is geraakt van de bedreiging.
Dan resteert de bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 8] . Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de in de tenlastelegging opgenomen teksten deels afkomstig zijn uit een op 14 juli
2020 in de loop van de middag op de telefoon van [slachtoffer 1] ingesproken serie spraakberichten en deels afkomstig zijn uit door verdachte op 14 juli 2020 's avonds vanuit zijn cel in Leeuwarden aan de telefoon uitgesproken woorden.
De in de loop van de middag ingesproken teksten zijn, op één tekst na, gericht tegen anderen dan
[slachtoffer 1] of [slachtoffer 8] . De rechtbank ziet in de tekst "Ik sta in mijn recht of ik ga iedereen doodmaken, zo, bel me de politie of de Gemeente, fuck jullie allemaal" een bedreiging die mede is gericht tegen [slachtoffer 1] . Verdachte heeft deze woorden via een spraakbericht verzonden naar de telefoon van [slachtoffer 1] . Uit die omstandigheid leidt de rechtbank af dat het opzet van verdachte er op gericht was dat [slachtoffer 1] de uitgesproken bedreigende woorden ook zou horen. Verdachte heeft dit spraakbericht ingesproken terwijl hij wanhopig was en van de gemeente Súdwest-Fryslân dan wel hulpverleners zoals [slachtoffer 1] iets gedaan wilde krijgen. De rechtbank acht deze woorden van zodanige aard en uitgesproken onder zodanige omstandigheden dat zij geschikt zijn om in redelijkheid bij de bedreigde de vrees te doen ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zich niet bedreigd voelde, maakt dat niet anders.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat [slachtoffer 8] geconfronteerd is met deze specifieke tekst, noch dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte daarop gericht was. De rechtbank kan dan ook niet bewezen verklaren dat [slachtoffer 8] is bedreigd door verdachte.
Met betrekking tot de in de tenlastelegging opgenomen teksten die verdachte in zijn cel in Leeuwarden in de Nederlandse taal heeft uitgesproken aan de telefoon, overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat deze woorden ook gehoord zijn door [slachtoffer 1] . Daarmee kan niet bewezen worden verklaard dat deze woorden een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht vormen.
De rechtbank komt dan ook, op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van één onderdeel van het hier ten laste gelegde feit.
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij werkt voor een zorgorganisatie en dat hij door de gemeente Súdwest-Fryslân is ingezet om verdachte te ondersteunen op verschillende leefgebieden. Op 14 juli 2020 zocht [slachtoffer 1] via Whatsapp contact met verdachte en ontving hij van verdachte via Whatsapp een aantal spraakberichten. Dit waren bedreigende woorden.
[slachtoffer 1] heeft de door hem bedoelde geluidsfragmenten laten horen aan verbalisant. Het op 14 juli 2020 om 16:14 uur door verdachte aan [slachtoffer 1] verstuurde spraakbericht luidt "Ik sta in mijn recht of ik ga iedereen doodmaken, zo, bel met de politie of de Gemeente, fuck jullie allemaal". Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in die tijd woonde aan het adres [straatnaam] in Sneek. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die dag vanaf het gemeentehuis naar zijn huis is gelopen en dat hij toen de berichten aan [slachtoffer 1] heeft ingesproken.
Beoordeling van het bewijs in de zaak met parketnummer 18-183701-20 ten aanzien van de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat niet alle onderdelen die opgenomen zijn in de feiten 2. en 3. bewezen kunnen worden omdat bepaalde teksten niet een bedreiging met zware mishandeling of een bedreiging tegen het leven gericht inhouden. Dit geldt voor het gooien met de ontvettende stof aceton. Daarnaast staan er teksten in de tenlastelegging die niet terugkomen in de door de politie gemaakte weergave van de vastgelegde audio-fragmenten.
Op de bedreiging van [slachtoffer 9] moet het leerstuk van de indirecte bedreiging worden toegepast. Alleen wat in zijn eigen aangifte staat is hem voorgehouden. De teksten over Turkije zien niet op een bedreiging tegen [slachtoffer 9] . In die teksten gaat het erover dat verdachte naar Turkije zal gaan en daar Erdogan, als hij hem tegen komt, zal schieten, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde feit merkt de rechtbank in de eerste plaats op dat de tekst "Shallah niet terug. Shallah, jij gaat dood ja. Fock jou" twee keer in de tenlastelegging voorkomt. De rechtbank ziet dit als een kennelijke misslag en zal deze herstellen door het eenmaal weglaten van deze tekst.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat sommige teksten niet een bedreiging vormen. De rechtbank beziet de teksten in onderling verband en samenhang. De relatie tussen [slachtoffer 2] en verdachte was recent door [slachtoffer 2] beëindigd. [slachtoffer 9] is de exechtgenoot van [slachtoffer 2] met wie zij nog contact onderhield vanwege hun gezamenlijke kinderen. De woorden van verdachte zijn reeds op zichzelf dreigend van aard. Uit de gehele context komt het bedreigende karakter bovendien naar voren. Dit geldt zowel voor de teksten genoemd in feit 2. als voor de teksten genoemd in feit 3. De door verdachte geuite bedreigingen zijn van dien aard en zijn onder zodanige omstandigheden geschied dat bij [slachtoffer 2] en bij [slachtoffer 9] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen, en bij [slachtoffer 2] tevens dat zij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, alsmede dat het opzet van verdachte daarop was gericht. Bij de onder 2. ten laste gelegde tekst over het gooien met aceton betrekt de rechtbank het algemeen bekende feit dat aceton een zeer brandbare vloeistof is en dat verdachte daarbij heeft gezegd dat niemand haar, [slachtoffer 2] , dan meer aan zou kijken. Dit impliceert het dreigen met verminking en daarmee met zware mishandeling.
Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 9] op de hoogte zou raken van de bedreiging. Verdachte wist dat [slachtoffer 2] regelmatig contact had met [slachtoffer 9] .
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] haar vanaf 12 juli 2020 heeft bedreigd via Whatsapp, onder meer in spraakberichten en in telefonische contacten die hij met haar had vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. [verdachte] had onder andere gezegd dat hij gehakt van haar zou maken, dat hij zou rekenen tot de laatste dag en "ik zweer het, ik zal je dood maken" en "Ik ga die bloed in jouw lichaam pakken". [verdachte] heeft haar bedreigd toen zij hem op 4 augustus 2020 in de PI Vught bezocht. [verdachte] bedreigde haar door tegen haar te zeggen dat hij aceton over haar heen zou gooien zodat niemand haar meer aankeek en dat hij haar in twee stukken zou snijden. [slachtoffer 2] heeft de spraakberichten ter beschikking van de politie gesteld. De politie ontving vier geluidsfragmenten die naar zeggen van [slachtoffer 2] op 13 juli 2020 als spraakbericht via Whatsapp waren verstuurd. Verbalisant hoort op de fragmenten een man slecht Nederlands en een andere taal spreken. Verbalisant hoort: "ik ga met jou rekenen", "Ik zweer op mijn vader en moeder dood", "ik ga die bloed in jou lichaam pakken", "goedenavond sjalla, als je thuis komt klaar met werk en dan samen naar jouw ex", "Turkije, als jij doet iets, als ik zie hem, ik ga hem meteen schieten en kom bij jou, daarna ook jou schieten, begrijp jij". Een Syrische tolk heeft de geluidsfragmenten gesproken in de Syrische taal vertaald als volgt: "Ik zweer een god, ik zweer op het graf van vader en moeder. Ik ga met jou afrekenen, komt goed".
De politie heeft een opgenomen telefoongesprek beluisterd dat was gevoerd op 27 juli 2020 vanuit de PI Vught. Het gebelde telefoonnummer staat op naam van [slachtoffer 2] . De vrouw geeft in dat gesprek aan dat zij met vakantie gaat, de man vraagt met wie en op het laatst zegt de man: "Shallah niet terug. Shallah, jij gaat dood ja. Fock jou."
[slachtoffer 9] heeft aangifte gedaan van bedreiging tegen [verdachte] , de vriend of ex-vriend van zijn ex-vrouw [slachtoffer 2] . [slachtoffer 9] heeft van [slachtoffer 2] gehoord dat [verdachte] bij [slachtoffer 2] de voicemail heeft ingesproken en dat hij ook hem wil doden. De politie laat hem dit bericht horen. [slachtoffer 9] hoort de volgende teksten: "Goeienavond Challa", "Als je straks thuiskomt klaar met werk", "Wij gaan samen naar jouw ex", "Begrijp Turkije altijd Turkije", "Als ik hem zie ik ga meteen hem schieten en ik kom bij jou", "Daarna ik jou schieten", "Als jij niet verandert ik jou straffen begrijp je". De politie heeft [slachtoffer 9] gezegd dat dit bericht op 13 juli 2020 is ingesproken op de mobiel van [slachtoffer 2] .
Beoordeling van het bewijs in de zaak met parketnummer 18-183701-20 ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor dit feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewijsbaarheid van dit feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht dit feit bewezen.
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 15 juli 2020 als arrestantenverzorger bij de politie NoordNederland nachtdienst had op het cellencomplex aan de Holstmeerweg 3 in Leeuwarden. Verdachte, [verdachte] , was daar ingesloten. Hij heeft, samen met collega [slachtoffer 4] , verdachte aangesproken via het door hen geopende luik in de cel. Verdachte werd agressief, begon te schreeuwen en stak zijn hoofd diverse malen door het luikje heen. [slachtoffer 3] stond het dichtst bij het luikje en zag dat verdachte ineens in zijn richting spuugde. Hij voelde vrijwel meteen spetters overal op zijn gezicht. Hij is naar achteren gestapt. Hij zag dat [slachtoffer 4] ook door verdachte werd bespuugd.
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 15 juli 2020 als generalist beveiliging werkzaam was in het cellencomplex op het politiebureau aan de Holstmeerweg 3 in Leeuwarden. Verdachte [verdachte] was daar ingesloten. Hij is, samen met collega [slachtoffer 3] naar de cel van [verdachte] gegaan. Hij opende het luikje. Hij zag dat verdachte met zijn hoofd naar voren bewoog en dat verdachte spuugde op zijn collega J. [slachtoffer 3] . Direct daarna werd hij bespuugd. [slachtoffer 4] zag dat verdachte met zijn hoofd naar voren bewoog en dat hij op hem, [slachtoffer 4] , spuugde. Hij kreeg de spetters in zijn gezicht en hij kreeg een klodder spuug boven op zijn hoofd.
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij op 15 juli 2020 als surveillant bij de nationale politie belast was met de verzorging van de in het cellenblok van het politiebureau aan de Holstmeerweg 3 in Leeuwarden ingesloten verdachten. Samen met een collega liep zij door de gang van het cellenblok. Zij opende het luikje in de deur van cel 10. Zij voelde gelijk dat het luikje naar buiten open werd gedrukt door de ingesloten verdachte. Zij voelde dat zij door de ingesloten verdachte in haar gezicht gespuugd werd. Zij voelde het speeksel op haar wang. Zij hoorde en zag dat de ingesloten verdachte nogmaals in haar richting en in de richting van haar collega spuugde. [slachtoffer 5] hoorde dat de ingesloten verdachte in haar richting riep dat zij een hoer en een bitch was. Zij hoorde dat hij dit tweemaal in haar richting riep. [slachtoffer 5] heeft nagekeken om welke ingesloten verdachte het ging. Zij zag dat de persoon [verdachte] was genaamd.
[slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij op 15 juli 2020 als assistent beveiliger B aan het werk was in de arrestantenzorg in het politiebureau aan de Holstmeerweg 3 in Leeuwarden. Zij liep naar cel 10. Zij zag dat een collega, [slachtoffer 5] , recht voor het luikje van cel 10 stond. Zij zag dat de verdachte, [verdachte] , spuugde op het gezicht van haar collega. Zij voelde vervolgens spetters op haar linkerwang. Zij schrok hiervan en pakte haar wapenstok, sloeg deze uit en zei dat als hij nu niet naar binnen zou gaan, zij geweld zou gebruiken. Zij hoorde de verdachte "kankerhoer" schreeuwen.
Beoordeling van het bewijs ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-063393-21 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor dit feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op de ter terechtzitting getoonde beelden te zien is dat verdachte zijn hand op de borst van het slachtoffer legt en dat hij zijn andere hand op haar kruis legt. Dit zijn handelingen met een seksuele lading. Verdachte en aangeefster hadden geen relatie, zodat het handelen van verdachte in strijd is met de sociaal ethische norm. Daarmee zijn deze handelingen ontuchtig van aard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van (bedreiging met) geweld. De "andere feitelijkheid" wordt ingevuld met het onverhoedse van de gedraging. Verdachte en aangeefster kenden elkaar en waren - samen met anderen - naar een muziekoptreden geweest, er was gezwommen, ze hebben gegeten in een restaurant en daarna zijn ze in het café beland. Beiden hadden flink wat gedronken. Aangeefster danst met verdachte en verdachte gaat daarna achter haar hangen en zij wiegen heen en weer. Aan haar bewegingen te zien stemt zij daarmee in. Daarna gaat zijn hand zwerven over haar kleding. Deze handelingen zijn wel grensoverschrijdend maar het ontuchtige karakter blijkt niet zonder meer. Dergelijke handelingen zijn in een café en in deze omstandigheden niet strijdig met de sociaal-ethische norm.
Oordeel van de rechtbank
Een feit als bedoeld in artikel 248 van het Wetboek van Strafrecht kenmerkt zich door het toepassen van dwang. De dwang is in de tenlastelegging nader omschreven als het onverhoeds van achteren het slachtoffer benaderen en zijn armen om het lichaam van het slachtoffer slaan en het vervolgens plegen van de ontuchtige handelingen. Ter terechtzitting is een beeldopname getoond van de interactie tussen verdachte en het slachtoffer. De rechtbank heeft waargenomen dat het slachtoffer eerst verdachte opzoekt en met hem gaat dansen, daarna loopt zij terug naar de bar en gaat op een barkruk zitten. Verdachte loopt vervolgens naar haar toe en gaat achter haar staan en slaat zijn armen om haar heen. Daarna wiegen zij samen heen en weer. Vervolgens is te zien dat een hand van verdachte naar de borst van aangeefster toe beweegt en dat hij zijn hand daar enige tijd houdt. Even later beweegt hij zijn andere hand in de richting van het kruis van aangeefster en houdt zijn hand daar, totdat zij zijn hand beetpakt. De rechtbank kan deze handelingen van verdachte - in deze omstandigheden - niet kwalificeren als onverhoeds. Er is immers sprake van een opbouw van handelingen, die niet plotseling en onverwacht plaatsvinden, maar geleidelijk. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat sprake was van (het toepassen van) dwang. Omdat de dwang een essentieel bestanddeel vormt van het ten laste gelegde feit zal er - bij gebrek aan wettig bewijs - vrijspraak moeten volgen.