Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om geen langere gevangenisstraf op te leggen dan het voorarrest mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen. Daarbij heeft hij voorgesteld een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De verdachte staat open voor een behandeling bij De Waag.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsrapporten van 16 augustus 2021 en 22 november 2021, het strafblad van de verdachte, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn broer en een onbekend gebleven derde schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak in een woning. Eerst hebben zij de tuindeur verbroken en vervolgens hebben zij de schuifpui geforceerd om zich de toegang tot de woning te verschaffen. Het getuigt van brutaliteit om dit op klaarlichte dag te doen. Dat het bij een poging is gebleven is enkel aan het optreden van de aangever te danken die via zijn beveiligingscamera’s een seintje had gekregen dat er activiteit was in de woning. Hij is vervolgens naar de woning gesneld waarna er een confrontatie heeft plaatsgevonden met de vluchtende inbrekers. Door het plegen van dit delict heeft de verdachte getoond weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Bovendien wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en de omwonenden. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten voelen. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij geen rekening heeft gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers en geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad.
De rechtbank heeft er bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte rekening mee gehouden dat hij in het verleden (veelvuldig) onherroepelijk is veroordeeld voor woninginbraken. Daarbij gaat het om één recente veroordeling van minder dan vijf jaar geleden. De overige veroordelingen dateren van meer dan vijf jaar geleden. De rechtbank zal deze oudere veroordelingen daarom niet bij de strafmaat betrekken.
De reclassering schat de kans op herhaling in als groot. De verdachte heeft een pro criminele houding, bagatelliseert zijn criminele levenswijze en heeft de neiging om oorzaken van problemen buiten zichzelf te leggen. Eerdere veroordelingen, maatregelen en sancties hebben niet tot een delictvrij leven geleid. De verdachte bevindt zich in een lopende proeftijd. De reclassering adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden ziet om het gedrag van de verdachte te veranderen.
Bij inbraak in een woning waarbij sprake is van herhaling is volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak een gevangenisstraf van vijf maanden het uitgangspunt voor de op te leggen straf. In deze zaak is echter geen sprake van een voltooid delict, maar van een poging. Op grond van artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht is de maximumstraf voor een poging een derde lager dan de hoofdstraf. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een mindering op het uitgangspunt van vijf maanden. De verdachte zit vanaf
12 augustus 2021 in voorarrest. Dit betekent dat hij op het moment van deze uitspraak 127 dagen (ruim 4 maanden) in voorarrest heeft doorgebracht. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest passend en oplegging daarvan geboden.