ECLI:NL:RBNNE:2021:5327

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
18-217614-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal door middel van braak in een woning door twee of meer verenigde personen

Op 16 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot diefstal door middel van braak in een woning. De verdachte, geboren in 1966 en momenteel gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. R.J.H. Titahena, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H. Mous. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 12 augustus 2021, waarbij de verdachte samen met anderen probeerde in te breken in een woning in Leeuwarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte herkenbaar waren op camerabeelden, maar er was onvoldoende bewijs dat er daadwerkelijk goederen waren weggenomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde diefstal, maar achtte de poging tot diefstal wel bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot de woning had verschaft door middel van braak, maar dat het delict niet was voltooid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 127 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast gelastte de rechtbank de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen, omdat de verdachte de voorwaarden had overtreden door een nieuw strafbaar feit te plegen tijdens de proeftijd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

afdeling strafrecht
locatie Leeuwarden
parketnummer 18-217614-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 16-244550-19

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van

[verdachte],

geboren in het jaar 1966 te [geboorteplaats], wonende aan de [straatnaam], [woonplaats], nu gedetineerd in [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.H. Titahena, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2021 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam]) een armband en/of een ketting en/of een ring en/of een hoeveelheid geld (300 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk gewelddadig en/of (be)dreigend
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (een) stekende beweging(en) heeftgemaakt in de richting van die [slachtoffer], althans een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of
  • met een schroevendraaier op die [slachtoffer] af is gerend en (op korte afstand) (een) stekendebeweging(en) heeft gemaakt met die schroevendraaier in de richting van die [slachtoffer] en/of
  • een schroevendraaier boven zijn, verdachtes, hoofd (in de richting van die [slachtoffer]) heeftgehouden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2021 te Leeuwarden, in elk geval in Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam]) enig(e) goed(eren) van verdachtes gading, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk gewelddadig en/of (be)dreigend
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (een) stekende beweging(en) heeftgemaakt in de richting van die [slachtoffer], althans een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of
  • met een schroevendraaier op die [slachtoffer] af is gerend en (op korte afstand) (een) stekendebeweging(en) heeft gemaakt met die schroevendraaier in de richting van die [slachtoffer] en/of
  • een schroevendraaier boven zijn, verdachtes, hoofd (in de richting van die [slachtoffer]) heeftgehouden;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde diefstal met braak, in vereniging gepleegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat, los van de bekennende verklaring van de verdachte, de verdachte en de medeverdachte (zijn broer) duidelijk te herkennen zijn op de camerabeelden. Hoewel er geen spullen zijn aangetroffen bij de verdachte en de medeverdachte, twijfelt de officier van justitie niet aan de verklaring van de aangever dat er spullen zijn gestolen. Er was nog een derde persoon betrokken bij de inbraak die de spullen meegenomen kan hebben. De officier van justitie acht niet bewezen dat er tijdens de vlucht geweld is gebruikt tegen de aangever, onder meer omdat dit niet blijkt uit de camerabeelden. Daarom vordert hij vrijspraak voor de ten laste gelegde geweldshandelingen.
Standpunt van de verdediging
Evenals de officier van justitie bepleit de raadsman vrijspraak voor de ten laste gelegde geweldshandelingen, omdat daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De raadsman heeft verder betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde voltooide diefstal. Er zit geen verklaring van aangever in het dossier over welke goederen zijn weggenomen. Dit staat enkel opgenomen in een bijlage. Het is onduidelijk op basis waarvan deze goederen in de bijlage zijn vermeld. Daarnaast is er geen vordering benadeelde partij ingediend. Door deze omstandigheden ontbreekt bij de raadsman de overtuiging dat er daadwerkelijk spullen zijn weggenomen. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primaire feit
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Uit de aangifte van 12 augustus 2021 en het verhoor van aangever op 13 augustus 2021 blijkt niet dat er spullen zijn weggenomen. In het dossier bevindt zich een bijlage goederen die is opgemaakt op 20 augustus 2021. Hierin worden een armband, een ketting, een ring en
€ 300,- aan contant geld genoemd. In het relaas staat dat in de bijlage de goederen worden genoemd die de aangever als gestolen heeft opgegeven. Een onderliggende verklaring van de aangever hierover ontbreekt echter. Daarbij komt dat bij de verdachte en zijn medeverdachte geen gestolen spullen zijn aangetroffen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat er spullen zijn weggenomen en dat daarmee sprake is van een voltooide diefstal.
Vrijspraak gebruik geweld
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat er geweld is gebruikt bij de (poging tot) diefstal. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde geweldshandelingen. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Omdat de verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 2 december 2021;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van
13 augustus 2021, opgenomen op pagina 80 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R021087 van 14 oktober 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 12 augustus 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [straatnaam] goederen van verdachtes gading, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

subsidiair poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Dit feit is strafbaar, omdat er geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest bepleit en daarbij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een zieke vrouw, een hulpbehoevende zoon en de zorg voor zijn kleinkinderen. Daarom is het van belang dat hij zo snel mogelijk weer vrij komt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsrapporten van 19 augustus 2021 en 29 oktober 2021, het strafblad van de verdachte, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn broer en een onbekend gebleven derde schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak in een woning. Eerst hebben zij de tuindeur verbroken en vervolgens hebben zij de schuifpui geforceerd om zich de toegang tot de woning te verschaffen. Het getuigt van brutaliteit om dit op klaarlichte dag te doen. Dat het bij een poging is gebleven is enkel aan het optreden van de aangever te danken die via zijn beveiligingscamera’s een seintje had gekregen dat er activiteit was in de woning. Hij is naar de woning gesneld waarna er een confrontatie heeft plaatsgevonden met de vluchtende inbrekers, waaronder de verdachte. Door het plegen van dit delict heeft de verdachte getoond weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Bovendien wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en de omwonenden. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten voelen. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij uit winstbejag heeft gehandeld en geen rekening heeft gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers.
De rechtbank heeft er bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte rekening mee gehouden dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waaronder woninginbraken. Daarbij gaat het om één recente veroordeling van minder dan vijf jaar geleden. De overige veroordelingen dateren van meer dan vijf jaar geleden. De rechtbank zal deze oudere veroordelingen daarom niet bij de strafmaat betrekken.
De reclassering schat de kans op herhaling in als groot vanwege de slechte financiële situatie van de verdachte, zijn sociale netwerk en familie, zijn psychosociaal functioneren en zijn pro criminele houding. Hij heeft het delict gepleegd vanuit een financieel motief. De verdachte laat zich niet afschrikken door eerdere opgelegde straffen en blijft doorgaan op het criminele pad. Hij bevindt zich in een lopende proeftijd en is gedagvaard voor een soortgelijk delict. De reclassering adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden ziet om het gedrag van de verdachte te veranderen.
Bij inbraak in een woning waarbij sprake is van herhaling is volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak een gevangenisstraf van vijf maanden het uitgangspunt voor de op te leggen straf. In deze zaak is echter geen sprake van een voltooid delict, maar van een poging. Op grond van artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht is de maximumstraf voor een poging een derde lager dan de hoofdstraf. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een mindering op het uitgangspunt van vijf maanden. De verdachte zit vanaf
12 augustus 2021 in voorarrest. Dit betekent dat hij op het moment van deze uitspraak 127 dagen (ruim vier maanden) in voorarrest heeft doorgebracht. Met de raadsman acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest passend en oplegging daarvan geboden.

Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

Bij onherroepelijk vonnis van 21 februari 2020 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 7 maart 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 9 november 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. De raadsman heeft primair verlenging van de proeftijd bepleit. Subsidiair heeft hij betoogd dat de gevangenisstraf moet worden omgezet in een taakstraf.
Omdat veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken zoals de raadsman heeft voorgesteld.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en de verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 127 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

16.244550-19:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland van 21 februari 2020: een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Joha, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 december 2021.