ECLI:NL:RBNNE:2021:5324

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
18/820063-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het telen van hennepplanten met een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 28 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het telen van hennepplanten in de periode van september 2013 tot en met januari 2015 te Hellum, gemeente Slochteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk een hoeveelheid van 2500 hennepplanten heeft geteeld in een loods. De verdachte is verschenen op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. van der Meer, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

De rechtbank heeft de verklaringen van medeverdachten en de verdachte zelf in overweging genomen. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd, waarbij hij stelde dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de hennepkwekerij. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de betrokkenheid van de verdachte niet voldoende was om te spreken van medeplegen. De rechtbank oordeelde echter dat de rol van de verdachte, die als klusjesman en timmerman fungeerde, van voldoende gewicht was om te concluderen dat er sprake was van medeplegen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met het tijdsverloop sinds de gepleegde delicten en de maatschappelijke impact van de hennepteelt. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/820063-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 december 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van september 2013 tot en met januari 2015 te Hellum, gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) 2500 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte bekent betrokkenheid bij de hennepkwekerij. Verdachte is de specialist, hij weet van de hoed en de rand en heeft bruikbare kennis als timmerman om de hennepkwekerij in te richten. Uit de verklaringen van medeverdachten volgt dat verdachte zijn rol van dermate gewicht is geweest dat er sprake is van het medeplegen van het telen van hennep.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De betrokkenheid van verdachte komt slechts naar voren uit verklaringen van medeverdachten. Verdachte bekent bij de politie direct dat hij heeft geholpen met het neerzetten van de wanden in de loods. Die verklaring vindt steun in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Verder wijst er niets op de betrokkenheid van verdachte en het enkel plaatsen van wanden is onvoldoende om te spreken van medeplegen van het telen van hennep. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 14 december 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik was de klusser om de hennepkwekerij in te richten.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 december2015, opgenomen op pagina 22 map G e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015278835 d.d. 21 december 2016, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Je wordt verdacht van betrokkenheid bij een hennepkwekerij welke op 8 oktober 2015 is aangetroffen in een schuur aan [adres] te Hellum, wat kun jij hierover verklaren?
V: Jij werd benaderd om een weed hok te bouwen zei je. Wat heb jij gedaan? A: Meegeholpen met berekenen en helpen opbouwen.
V: Hoe zag dat eruit?
A: Achter in een schuur was een wand gemaakt met isolatiepanelen. Daar hebben we stellages van
hout gemaakt en daar bakken met folie erin, en lampen opgehangen. V: Hoe groot was de ruimte achter de wand?
A: Achter die wand waren twee gedeeltes. Er zat eens scheidingswand tussen. V: Hoeveel lampen had jij daar opgehangen?
A: Honderd. Vijftig om vijftig.
V: Hoeveel Watt waren die lampen?
A: Zeshonderd.
V: Hoeveel planten stonden daar toen onder?
A: Ik had toen berekend voor 2500 planten.
V: Hoe was de watervoorziening toen?
A: Dat was een duizend litervat en groot wit vierkant basin met ene rooster erop. In elke ruimte stond er één. Die ruimtes waren zo goed als identiek.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 november2015, opgenomen op pagina 57 map E e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Wat kunt u ons vertellen over de hennepkwekerij in de schuur van [medeverdachte 1] ?
A: Het is in twee fasen te benoemen. Ik zal eerst fase 1 beschrijven. [verdachte] zou de huurder worden en hij zou de hele boel verder regelen. Hij heeft volgens mij drie keer geoogst. [verdachte] heeft ons de afmetingen aangegeven. De eerste keer zou het gaan om 2500 planten. Tijdens het bouwen van de wanden was [verdachte] al bezig met het bouwen van de kweekruimte. [verdachte] heeft alle materialen gehaald en gebouwd. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben samen de stroom en het water geregeld.
V: Je zegt net iets over water geven. Wanneer heb je dat gedaan? A: [verdachte] had mij telefonisch uitgelegd hoe het moest.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 oktober2015, opgenomen op pagina 30 map D e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Je zei misschien heb ik het nummer wel in mijn telefoon staan, kun je die opzoeken?
A: [verdachte] , dat is die [verdachte] of [verdachte] voor als er wat mis zou gaan. Dat is het nummer + [telefoonnummer] .
V: We zien een sms'je dat binnenkomt van [verdachte] over of jij de eerste kant water wil geven omdat hij in tijdnood zit. Hoe zit dat?
A: Ja dat kan wel kloppen, dit was alleen voor die andere jongens bedoeld en niet voor mij.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 oktober 2015, opgenomen op pagina 39 map D e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: In je vorige verklaring sprak je over [verdachte] of [verdachte] wat kun je daar nog meer over verklaren?
A: Wanneer er vreemde mensen om het pand heen liepen moest ik [verdachte] of [verdachte] bellen.
V: In hoeverre heb je wel eens opdrachten gekregen, om iets in de kwekerij te doen?
A: Een x aantal keren heeft [verdachte] of [verdachte] mijn een berichtje gestuurd of ik iets wilde doen. Ik
reageerde laat of niet.
V: Wat voor opdrachten waren dat? A: Of ik tijd had om water te geven.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 oktober 2015, opgenomen op pagina 49 map D e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: En [verdachte] of [verdachte] ?
V: Wat was zijn rol naar jouw idee?
A: De klussenman. De timmerman. Ook voor als er iets aan de hand was. Vandaar dat ik zijn nummer had.
V: Hoe weet je dat hij de timmerman of klusjesman was?
A: Nou hij deed die altijd. Hij heeft ook het hele spul opgebouwd toen.
V: En dan bedoel je met de opbouw van de kwekerij en de muur?
A: Ja hij was erbij toen de muur werd gebouwd en later was hij er ook wel bij.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 november2015, opgenomen op pagina 53 map D e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Wie is [verdachte] nou?
A: Dan is het dus [verdachte] en geen [verdachte] . [verdachte] zou dus [verdachte] zijn.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 december2015, opgenomen op pagina 73 map D e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: [medeverdachte 1] , we willen je nog een keer horen naar aanleiding van ons onderzoek.
A: [naam] leverde het huurcontract aan en ik heb dat aangepast. Toen kwam die [verdachte] , die [naam] was de zogenaamde huurder. [verdachte] had een ID-kaart van [naam] , [verdachte] zei dat hij die ID-kaart wel vaker gebruikt had voor dit soort constructies. [verdachte] heeft tafels gebouwd. Het goede product en het afval is afgevoerd door die [verdachte] .
A: [verdachte] was bij het opbouwen. [verdachte] heeft die tafels opgebouwd. Hij had alle materialen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2015,opgenomen op pagina 54 map H e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 22 oktober 2015 ontving ik verbalisant een CD-rom met hierop de uitgelezen gegevens van de mobiele telefoon een iPhone 5 van de verdachte [medeverdachte 1] .
Hieronder enkele berichten welke mogelijk interessant zijn in het onderzoek:
+ [telefoonnummer] * [verdachte] 26/11/201415:50:52 (GMT) Gelezen Postvak in Telefoon
Binnenkomend kan een van jullie 1 e kant wtr geven ik zit vandaag in tijd nood. ik doe dan andere kant
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte actief is geweest bij een hennepkwekerij. In diverse verklaringen van medeverdachten wordt de rol van verdachte uitvoerig omschreven als degene die alles regelde ten behoeve van de hennepkwekerij. Verdachte is de klusjesman, hij is degene die moet worden gebeld als er iets mis, hij is degene met het materiaal en hij is ook degene met de kennis over het telen van hennep. De betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij gaat naar het oordeel van de rechtbank verder dan het enkel aan een ander de gelegenheid of middelen verschaffen voor het telen van hennep. Naar het oordeel van de rechtbank is de rol van verdachte van voldoende gewicht geweest waardoor er sprake is van medeplegen van het telen van hennep.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van september 2013 tot en met januari 2015 te Hellum, gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een loods aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) 2500 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren te vervangen door 70 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak en derhalve geen standpunt ingenomen ten aanzien van de (eventuele) strafoplegging. De raadsman heeft slechts het tijdsverloop van de zaak benadrukt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten gedurende een langere periode. De teelt en het gebruik van hennep leveren veel maatschappelijke overlast op. Daarbij komt dat deze softdrugs bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Verdachte heeft er door zijn handelen aan bijgedragen dat de verslavingsproblematiek met alle daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de hoeveelheid en professionaliteit van het telen van de hennep in beginsel geen andere straf dan een vrijheidsbenemende.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten. Het oriëntatiepunt voor het telen van 500-1000 hennepplanten gaat uit van een taakstraf voor de duur van 180 uur en 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk.
De rechtbank heeft bijzonder gewicht toegekend aan het tijdsverloop sinds de gepleegde delicten. De rechtbank is van oordeel dat daardoor kan worden volstaan met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 1 jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 140 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, mr. M.S. van der Kuijl en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 december 2021.