ECLI:NL:RBNNE:2021:5323

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
18/850093-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het telen van hennepplanten in twee verschillende periodes

Op 28 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het telen van hennepplanten in twee verschillende periodes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van september 2013 tot en met januari 2015 en van mei 2015 tot en met 8 oktober 2015 betrokken was bij het telen van hennepplanten in een loods te Hellum, gemeente Slochteren. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.J.M.J. Damen, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft gelet op het tijdsverloop in de zaak en de overschrijding van de redelijke termijn, maar oordeelde dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte een actieve rol had in de hennepkwekerij, waaronder het regelen van huurcontracten en het aanleveren van materialen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en heeft de opgelegde straffen gemotiveerd door de ernst van de feiten en de maatschappelijke overlast die het telen van hennep met zich meebrengt.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/850093-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 december 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J.M.J. Damen, advocaat te Arnhem. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van september 2013 tot en met januari 2015 te Hellum, gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2500 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2. hij in of omstreeks de periode van mei 2015 tot en met 8 oktober 2015 te Hellum, gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3280 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens de overschrijding van de redelijke termijn. Op 15 november 2015 is de strafvervolging aangevangen en de redelijke termijn gestart. Een tijdsverloop van 6 jaar maakt dat niet zonder meer gesproken kan worden van een reële procedure, met alle (on)mogelijkheden ten aanzien van waarheidsvinding. Bovendien is onder verdachte jarenlang gigantisch veel beslag gelegd. Verdachte is direct getroffen door de overschrijding van de redelijke termijn en vervolging is niet meer redelijk en billijk en daarmee is in strijd gehandeld met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het verweer geen kans van slagen heeft en hij ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad is helder op dit punt en een overschrijding van de redelijke termijn leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank mag een conclusie trekken ten aanzien van de strafmaat bij een overschrijding van de redelijke termijn. Bovendien zijn er argumenten voor het tijdsverloop, ook al had dat niet zes jaar mogen duren. Er zijn getuigen gehoord op verzoek van de verdediging, de pandemie heeft ermee te maken en ook de problemen rondom de zittingscapaciteit hebben een rol gespeeld. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn maar dat heeft volgens de officier van justitie geen invloed op de ontvankelijkheid in de strafzaak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts sprake kan zijn in uitzonderlijke gevallen, namelijk als het verzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
Bij de beoordeling van de door de raadsman gevorderde niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie heeft de rechtbank acht geslagen op het door de Hoge Raad genoemde uitgangspunt dat overschrijding van de redelijke termijn niet tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie leidt, ook niet in uitzonderlijke gevallen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn die zich door strafvermindering kan laten compenseren. De overschrijding van de redelijke termijn is niet zodanig dat de beginselen van een behoorlijke procesorde en daarmee de waarheidsvinding in het gedrang zijn gekomen.
De rechtbank verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte is de organisator geweest van de hennepkwekerij bij zowel feit 1 als feit 2. Verdachte bekent betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij in de ten laste gelegde periodes. Uit het dossier volgt dat verdachte zijn rol van dermate gewicht is geweest dat er sprake is van het medeplegen van het telen van hennep.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er sprake moet zijn van bewijsuitsluiting en dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er was onvoldoende verdenking voor een doorzoeking op de wijze waarop deze heeft plaatsgevonden, te weten met meerdere verbrekingen. Dat is een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek waardoor de strafvorderlijke voorschriften met voeten zijn getreden. Dientengevolge dient al hetgeen uit dit onderzoek is voortgekomen te worden uitgesloten van het bewijs. Ten aanzien van feit 2 had verdachte enkel wetenschap van de hennepkwekerij maar heeft hij geen actieve betrokkenheid gehad en dus dient hij te worden vrijgesproken van feit 2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de verdediging omtrent bewijsuitsluiting het volgende. De rechtbank constateert dat er sprake was van een duidelijke MMA-melding en een naar aanleiding daarvan uitgevoerde net/blokmeting van Enexis, waarbij een positieve netmeting met een henneppatroon werd waargenomen. Naar het oordeel van de rechtbank was er op dat moment voldoende grond voor een verdenking van overtreding van de Opiumwet en daarmee voor een doorzoeking van de loods(en). Het openen van afgesloten deuren naar andere ruimtes valt binnen de bevoegdheid om doorgang en toegang te verschaffen tot de plaats zoals neergelegd in de Opiumwet. De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking van de loods aan de [adres] rechtmatig heeft plaatsgevonden en de resultaten daarvan worden als bewijs gebruikt. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 14 december 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik wist in beide periodes van de hennepkwekerij. Ik heb geholpen door middel van een huurcontract. Ik heb ook de wanden geleverd, een keer water gegeven en ik was er een keer bij toen het gewogen werd. Ik heb er ook geld voor gekregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 november2015, opgenomen op pagina 57 map E e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015278835 d.d. 21 december 2016, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Wat kunt u ons vertellen over de hennepkwekerij in de schuur van [medeverdachte 1] ?
A: Ik zal eerst fase 1 beschrijven. Ik heb in juli 2013 de wanden gehaald. Ik heb die wand samen met [medeverdachte 1] daar gezet. Op dat moment wist ik precies waarom wij dit gingen bouwen. De eerste keer zou het gaan om 2500 planten. Ik heb die wanden betaald. Ik heb een keer water gegeven.
V: Wat kun je over fase 2 vertellen?
A: Eigenlijk is dit een beetje hetzelfde verhaal. Dit is begonnen begin 2015.
A: De tweede oogst was twee weken voor de inval.
A: Ik heb [medeverdachte 2] erin geloodst in de loods.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 november 2015, opgenomen op pagina 53 map D e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Wie is die brandweer collega die je geholpen heeft met het huurcontract?
A: Dat is [verdachte] . Hij heeft veel kennis van huurcontracten.
V: Wat is [verdachte] zijn rol?
A: Ik kreeg van [verdachte] een huurcontract voor de huur en de stroom. Ik heb toen de platen opgehaald voor de wand die geplaatst is. [verdachte] heeft die platen betaald.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: [verdachte] kwam eigenlijk altijd met [medeverdachte 2] naar de kwekerij toe.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 december2015, opgenomen op pagina 73 map D e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
A: Ik ben benaderd door [verdachte] , die was gevraagd of hij een stukje ruimte wist voor een hennepkwekerij. [verdachte] leverde het huurcontract aan. [verdachte] was ook bij het opbouwen.
V: Als wij het goed begrijpen zijn er vier oogsten geweest in de fase van [medeverdachte 3] en met [medeverdachte 2] drie?
A: Dat zal wel kunnen kloppen. Als ik naar de bankstortingen van mij kijk dan kom ik op 7 à 8 uit.
A: [medeverdachte 3] en [verdachte] hebben er meer mee te maken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 december2015, opgenomen op pagina 22 map G e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring [medeverdachte 3] :
V: Je wordt verdacht van betrokkenheid bij een hennepkwekerij welke op 8 oktober 2015 is
aangetroffen in een schuur aan [adres] te Hellum, wat kun jij hierover verklaren?
A: [verdachte] heeft mij gevraagd om een en ander te berekenen en helpen opbouwen.
V: Hoe zag dat eruit?
A: Achter in een schuur was een wand gemaakt met isolatiepanelen. Daar hebben we stellages van
hout gemaakt en daar bakken met folie erin, en lampen opgehangen. V: Hoe groot was de ruimte achter de wand?
A: Achter die wand waren twee gedeeltes. Er zat eens scheidingswand tussen. V: Hoeveel lampen had jij daar opgehangen?
A: Honderd. Vijftig om vijftig.
V: Hoeveel Watt waren die lampen?
A: Zeshonderd.
V: Hoeveel planten stonden daar toen onder?
A: Ik had toen berekend voor 2500 planten.
V: Hoe was de watervoorziening toen?
A: Dat was een duizend litervat en groot wit vierkant basin met ene rooster erop. In elke ruimte stond er één. Die ruimtes waren zo goed als identiek.
V: Wanneer vroeg [verdachte] om de boel weer naar beneden te halen?
A: Daar zat een jaar tussen ongeveer. Later hoorde ik dat hij opnieuw was begonnen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 december2015, opgenomen op pagina 51 map F e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
A: [verdachte] en die boer hebben mij benaderd om te kijken hoe dat moest om die kwekerij te verbeteren. Ze hebben mijn technisch inzicht gevraagd. [verdachte] heeft ook meegeholpen met kabels trekken en zagen.
V: [naam] heeft verklaard dat hij en [naam] betaald kregen voor hun werkzaamheden door jou. Van wie kwam dat geld?
A: Dat geld kwam van [verdachte] en die boer.
V: Van wie was die kwekerij?
A: Van [verdachte] en de boer.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 december2015, opgenomen op pagina 97 map G e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring [naam] :
V: Oké vertel eens vanaf het begin hoe jij betrokken bent geraakt bij de kwekerij in Hellum aan [adres] ?
A: Ik ben daarbij betrokken geraakt omdat ik van [medeverdachte 2] had gehoord dat het niet goed ging met de kwekerij van [verdachte] . Ik heb [verdachte] geholpen met alu rechthoekige tafels naar binnen te brengen.
V: Wat was de rol van [verdachte] ?
A: De kwekerij was van [verdachte] en van de boer.
V: Was daar eerder hennep geteeld?
A: Ja, er waren oude filters, oude kabels en houten box.
V: Wie heeft de oude rommel opgeruimd?
A: Dat weet ik niet. Ik heb geholpen met de isolatie van het plafond, in dat hok zelf. Dat heb ik met [verdachte] en de boer gedaan.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 december
2015, opgenomen op pagina 125 map G e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: In de WhatsApp gesprekken wordt a genoemd. Wie is a?
A: De man heette [verdachte] . We moesten hem alleen afkorten met A. V: Waar heeft [verdachte] jou voor gevraagd?
A: Of ik hem wel eens wil meehelpen, met kweken.
V: Wat was de rol van [verdachte] met betrekking tot de hennepkwekerij in Hellum?
A: Ik heb gezien dat hij dingen met [medeverdachte 2] besprak. [verdachte] had altijd het geld. Dat was in die loods, daar was [verdachte] ook bij. [medeverdachte 2] kreeg zijn geld via [verdachte] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2015,opgenomen op pagina 54 map H e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant: Op donderdag 22 oktober 2015 ontving ik verbalisant een CD-rom met hierop de uitgelezen
gegevens van de mobiele telefoon een iPhone 5 van de verdachte [medeverdachte 1] .
Hieronder enkele berichten welke mogelijk interessant zijn in het onderzoek:
+ [telefoonnummer] * [verdachte]21/05/2014 18:52:41 (GMT) Gelezen Postvak in Telefoon
Binnenkomend Moi kun jij morgenvroeg om 6.30 uur 1 kant doen of moet ik dan komen..... gr
+ [telefoonnummer] * [verdachte] 21/05/2014 18:53:30 (GMT) Verzonden Telefoon
Uitgaand Ik kan niet
+ [telefoonnummer] * [verdachte] 21/05/2014 18:54:08 (GMT) Gelezen Postvak in Telefoon
Binnenkomend Oke dan ga ik ...
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2015,opgenomen op pagina 21 map H e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 23 september 2015 kreeg ik, verbalisant, een e-mail van een medewerker van Enexis, afdeling Beheersen Netverlies, dat er op de [adres] te Hellum het verbruik aan energie erg fluctueerde. Op 5 oktober 2015 kreeg ik, verbalisant, een e-mail van Enexis, afdeling Beheersen Netverlies, dat er een positieve net meting was geconstateerd. In deze meting bevond zich een henneppatroon. Op 8 oktober 2015 zijn verbalisanten ter plaatse gegaan aan de [adres] te Hellum. Ik, verbalisant, zag aan het einde binnen de loods een witte bouwkeet staan. Aan de achterwand van deze bouwkeet zag ik een deur zitten. Bij het openen van de deur zag ik diverse aluminium tafels staan met daarin zogenaamde ‘slabs’ met daarin afgeknipte planten. Deze "slabs" worden gebruikt om hennepplanten in te kweken. Deze ruimte werd ruimte nummer 1 genoemd. Ik zag diverse assimilatie lampen hangen en ventilatoren staan en koolstoffilters hangen. Aan de achterzijde van deze ruimte zag ik dat er een houten deur aan de linkerzijde zat. Bij het openen van deze deur zag ik een gang met daarin aan de wand met een aantal schakelkasten die daar aan hingen. Aan het einde van deze gang zag ik nog een houten deur. Bij het openen van deze deur zag ik nog een ruimte met diverse aluminium tafels met slabs staan. Deze ruimte werd ruimte 2 genoemd. In deze slabs zag ik resten staan van afgeknipte planten.
Uit eigen waarneming herkende ik, verbalisant, deze aangetroffen en in beslag genomen planten en/of plantendelen qua vorm, kleur en geur, als zijnde een hennepplant(en) en/of delen van een hennepplant(en).
11. Een schriftelijk bescheid, te weten ruimlijst hennep d.d. 8 oktober (de rechtbank begrijpt: 2015),opgenomen op pagina 24 map H van voornoemd dossier:
Omschrijving goederen: ingericht voor 3280 planten.
Aantal m² kweekoppervlakte (ingericht met materiaal zonder planten): ruimte A 160 m² en ruimte B 160 m².
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat er in twee verschillende periodes een hennepkwekerij actief is geweest in een loods aan de [adres] . Zowel in de eerste als ook in de tweede periode heeft verdachte een rol met voldoende gewicht gehad om te kunnen spreken van medeplegen. Verdachte is degene geweest die het materiaal voor de kwekerij heeft gehaald en betaald. Verdachte heeft een huurcontract geregeld en verdachte heeft de juiste mensen geregeld voor het optimaliseren van de kwekerij. Bovendien heeft verdachte water gegeven, was hij aanwezig bij het wegen en heeft hij een deel van de opbrengst gekregen. Dat verdachte onder feit 2 enkel wetenschap had van een hennepkwekerij, zoals door de verdediging is aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank onaannemelijk gelet op de verklaringen van medeverdachten die allen werden benaderd door verdachte om te helpen bij de hennepkwekerij.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij in de periode van september 2013 tot en met januari 2015 te Hellum, gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld (in een loods aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2500 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in de periode van mei 2015 tot en met 8 oktober 2015 te Hellum, gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld (in een loods aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3280 hennepplanten, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwetgegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwetgegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Gelet op de schending van de redelijke termijn heeft de officier van justitie geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd, hetgeen qua periode en omvang van de feiten in de rede had gelegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, te weten 8 dagen in combinatie met een taakstraf. Verdachte is first offender. De proeftijd van 3 jaar is niet passend gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte in de tussentijd niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 18 november 2018 en 3 december 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten gedurende langere tijd en in twee verschillende fases. De teelt en het gebruik van hennep leveren veel maatschappelijke overlast op. Daarbij komt dat deze softdrugs bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Verdachte heeft er door zijn handelen aan bijgedragen dat de verslavingsproblematiek met alle daarmee vaak gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de hoeveelheid en de professionaliteit van het telen van de hennep in beginsel geen andere straf dan een vrijheidsbenemende.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten. Het oriëntatiepunt voor het telen van 500-1000 hennepplanten gaat uit van een taakstraf voor de duur van 180 uur en 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk. Het aantal hennepplanten in deze zaak is vele malen groter en daardoor acht de rechtbank een taakstraf voor de maximale duur, te weten 240 uur, passend.
De rechtbank heeft bijzonder gewicht toegekend aan het tijdsverloop sinds de gepleegde delicten. De rechtbank is van oordeel dat daardoor kan worden volstaan met een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank ziet geen aanleiding om een langere proeftijd op te leggen nu verdachte, gedurende het tijdsverloop, niet opnieuw in aanraking is gekomen met justitie.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 van het Wetboek van
Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, mr. M.S. van der Kuijl en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 december 2021.