ECLI:NL:RBNNE:2021:5322

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
175361
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over hoofdverblijfplaats, zorgregeling en schoolkeuze in ouderschapsmediation

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 17 december 2021, wordt de beslissing over de hoofdverblijfplaats, zorgregeling en schoolkeuze van een minderjarige in het kader van ouderschapsmediation aanhouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen zelf afspraken dienen te maken via het traject ouderschapsmediation. De rechtbank bepaalt voorlopig dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de man zal zijn, met de verwachting dat de vrouw haar medewerking verleent aan de inschrijving op het adres van de man. De rechtbank heeft eerder een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld en partijen doorverwezen naar het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding (KKE) voor mediation. De rechtbank betreurt het dat de man geen vervolg heeft gegeven aan dit traject, wat niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank wijst op de noodzaak van goede communicatie tussen de ouders en het belang van het KKE-traject. De rechtbank houdt de definitieve beslissing over de zorgregeling aan, in afwachting van de uitkomsten van het KKE-traject. De verzoeken van de man om de minderjarige in te schrijven op zijn adres worden afgewezen, omdat de rechtbank ervan uitgaat dat de vrouw haar medewerking verleent aan de inschrijving. De rechtbank benadrukt dat partijen hun onderlinge communicatie moeten verbeteren en dat zij als ouders verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/175361 / FA RK 20-1170
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 17 december 2021
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. R.A. Schütz, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats man] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. F.P. van Dalen, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 10 maart 2021, die als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
- een brief van het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding (hierna: KKE), binnengekomen bij de griffie op 26 juli 2021;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK), binnengekomen bij de griffie op 31 augustus 2021;
- een gewijzigd verzoekschrift van de man, binnengekomen bij de griffie op 9 november 2021;
- een F9-formulier van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 15 november 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 november 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- namens de RvdK, [naam medewerker] .
1.3.
Mr. Van Dalen heeft op 18 november 2021 producties in het geding gebracht. Mr. Schütz heeft tijdens de mondelinge behandeling daartegen bezwaar gemaakt, en gewezen naar het Procesreglement Gezag en Omgang, waarin staat opgenomen dat uiterlijk tot drie werkdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling processtukken mogen worden ingediend. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat de producties, gelet op artikel 1.9 van het Procesreglement Gezag en Omgang, te laat zijn ingediend buiten beschouwing worden gelaten en worden teruggestuurd.
1.4.
Mr. Van Dalen heeft tijdens de mondelinge behandeling het woord gevoerd aan de hand van een pleitnotitie.

2.De verzoeken, de nadere standpunten en de beoordeling daarvan

2.1.
Bij beschikking van 10 maart 2021 heeft de rechtbank een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) bepaald, inhoudende dat [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige ] ), geboren op [geboortedatum] 2018 te [plaats] , in de ene week van zaterdag tot en met woensdag bij de man zal verblijven en de andere week van zondag tot en met woensdag. De rechtbank heeft bij voornoemde beschikking partijen doorverwezen naar het KKE voor het traject "ouderschapsmediation". Voorts heeft de rechtbank, naast het KKE-traject, de stukken in handen van de RvdK gesteld met het verzoek om onderzoek in te stellen naar de meest wenselijke hoofdverblijfplaats en zorgregeling.
2.2.
De rechtbank moet nu nog een beslissing nemen over het hoofdverblijf, de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen.
2.3.
Daarnaast moet de rechtbank nog beslissen op het gewijzigde verzoek van de man. De man heeft bij gewijzigd verzoekschrift van 9 november 2021 de rechtbank verzocht om, bij beschikking en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat tot [datum] 2022 de huidige co-ouderschapsregeling zoals partijen deze hebben afgesproken met betrekking tot [de minderjarige ] in stand zal blijven, waarbij [de minderjarige ] de helft van de tijd bij de man zal zijn en de andere helft bij de vrouw zal zijn en dat deze co-ouderschapsregeling ook met ingang van [datum] 2022 zal blijven doorlopen voor het geval de vrouw met ingang van [datum] 2022 in [plaats x] zal wonen;
II. te bepalen dat op het moment dat de vrouw op [datum] 2022 niet in [plaats x] woont, de zorgregeling met ingang van [datum] 2022 als volgt zal zijn:
[de minderjarige ] verblijft één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag 15:00 uur tot zondagmiddag 16:00 uur bij de vrouw in [woonplaats vrouw] , waarbij de man [de minderjarige ] op vrijdag brengt naar de vrouw en de vrouw [de minderjarige ] op zondag terugbrengt naar de man;
III. te bepalen dat met ingang van datum afgifte van de beschikking, dan wel subsidiair met ingang van [datum] 2022, voor het geval dat de vrouw niet in [plaats x] woont, [de minderjarige ] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de man, althans op dit onderdeel een beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
IV. te bepalen dat [de minderjarige ] per direct wordt ingeschreven op het adres van de man;
V. te bepalen dat [de minderjarige ] , voor het geval het verzoek onder punt IV wordt afgewezen, [de minderjarige ] met ingang van [datum] 2022 ingeschreven zal staan op het adres van de man, voor het geval de vrouw niet met ingang van [datum] 2022 woonachtig is in [plaats x] , althans op dit punt een beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
VI. om aan de aan de man vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige ] met ingang van [datum] 2022 bij de [school] in [woonplaats man] , aan te melden, althans op dit punt een beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
Hoofdverblijfplaats, zorgregeling en verdeling vakanties en feestdagen
2.4.
De rechtbank heeft partijen bij beschikking van 10 maart 2021 doorverwezen naar het KKE voor het traject ouderschapsmediation.
2.5.
Uit de brief van het KKE van 26 juli 2021 blijkt dat de man om - om hem moverende redenen - geen vervolg heeft gegeven aan het traject. De rechtbank betreurt dit ten zeerste, nu deze keuze niet in het belang van [de minderjarige ] is geweest.
2.6.
Het onderzoek van de RvdK heeft geresulteerd in het rapport van 30 augustus 2021. De RvdK adviseert de rechtbank om het hoofdverblijf van [de minderjarige ] bij de man te bepalen, zo lang de vrouw (nog) niet is terugverhuisd naar [plaats x] . Ten aanzien van de zorgregeling adviseert de RvdK de rechtbank om te bepalen dat de huidige co-ouderschapsregeling (zoals opgenomen onder punt 2.1) wordt voortgezet, in ieder geval totdat [de minderjarige ] de leeftijd van vier jaar heeft bereikt. Indien de vrouw op het moment dat [de minderjarige ] naar school gaat niet in de buurt van de man woont, waardoor de co-ouderschapsregeling niet voortgezet kan worden, adviseert de RvdK om een zorgregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige ] eens per twee weken een weekend bij de vrouw verblijft. In beide gevallen adviseert de RvdK om in onderling overleg een evenredige verdeling van de vakanties en feestdagen overeen te komen. Tot slot heeft de RvdK partijen, zowel in het onderzoek als tijdens de mondelinge behandeling, dringend geadviseerd om wederom deel te nemen aan het traject ouderschapsmediation van het KKE. De onderlinge verstandhouding is verstoord en de communicatie tussen partijen laat te wensen over. Ondanks dat [de minderjarige ] zich, onder deze omstandigheden, goed lijkt te ontwikkelen en hij (nog) geen kindsignalen vertoont, is dit geen wenselijke situatie. Het is dan ook van groot belang dat partijen hun gezamenlijke ouderschap vorm geven en daarbij een vorm van communicatie vinden zodat zij zaken die [de minderjarige ] aangaan, met elkaar kunnen bespreken/afstemmen.
2.7.
De rechtbank overweegt als volgt. De verzoeken die nu ter beoordeling voorliggen komen voort uit het feit dat de vrouw op enig moment zonder toestemming is verhuisd naar [woonplaats vrouw] . De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij inmiddels een persoonlijke groei heeft doorgemaakt en dat zij voornemens is om weer terug te verhuizen naar [plaats x] . De vrouw wenst dat de huidige co-ouderschapsregeling wordt voortgezet en wil hierover, en over andere onderwerpen die partijen verdeeld houden, graag (opnieuw) met de man in gesprek gaan. De man heeft daarop aangegeven dat hij het fijn vindt om te horen dat de vrouw wil terugverhuizen naar [plaats x] . De man is ook bereid gebleken om samen met de vrouw weer in gesprek te gaan bij het KKE-traject. Ondanks de toezegging van de vrouw om terug te verhuizen naar [plaats x] , kan de man daarop niet volledig vertrouwen. De man wil niet langer meer in onzekerheid verkeren. De man wil duidelijkheid en verzoekt de rechtbank om knopen door te hakken.
2.8.
Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de verstandhouding en onderlinge communicatie in de afgelopen periode tussen partijen helaas niet is verbeterd, doordat het traject bij het KKE voortijdig is beëindigd. Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen uitvoerig gesproken over het belang van het KKE-traject. Partijen hebben daarop te kennen gegeven dat zij welwillend zijn om het traject nog een kans te geven en om met elkaar, en in bijzijn van een professionele derde, in gesprek te gaan. De rechtbank begrijpt dat de man op meerdere punten van de rechtbank duidelijkheid wenst te hebben, maar wijst de rechtbank partijen op hun ouderlijke verantwoordelijkheid. Het is niet aan de rechtbank, maar aan partijen om, als ouders van [de minderjarige ] , goede afspraken met elkaar te maken en om vorm te geven aan gezamenlijk ouderschap. Dit proces had ook al in gang gezet kunnen zijn als de man niet was afgehaakt bij het KKE-traject. Partijen dienen zich er bewust van te zijn dat zij, gelet op de leeftijd van [de minderjarige ] , ter uitoefening van die verantwoordelijkheid nog vele jaren met elkaar contact moeten hebben over zaken die betrekking hebben op het welzijn van [de minderjarige ] , waaronder de invulling van de zorgregeling. Partijen kunnen niet alle geschillen blijven voorleggen aan de rechtbank. Het is van groot belang dat partijen zich inspannen om hun onderlinge communicatie te verbeteren, het wantrouwen jegens elkaar te doen verminderen en het vertrouwen terug te vinden dat ook de andere ouder het beste met [de minderjarige ] voor heeft. Het is een stap in de goede richting dat partijen het KKE-traject opnieuw willen aangaan. Het KKE-traject zal niet makkelijk zijn, zal waarschijnlijk het nodige van partijen vragen, maar de rechtbank vertrouwt erop dat partijen zich volledig inspannen om het traject tot een goed eind te brengen en niet opnieuw afhaken.
2.9.
De rechtbank heeft partijen bij proces-verbaal reeds verwezen naar het traject ouderschapsmediation en dit gestuurd naar het centraal meldpunt echtscheidingshulp van de provincie Friesland.
2.10.
De rechtbank zal een afschrift van deze beschikking naar het KKE sturen.
2.11.
De rechtbank verzoekt het KKE om uiterlijk op de na te melden datum, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank de eindrapportage over het verloop van het hulpverleningstraject bij het KKE in te dienen.
2.12.
De rechtbank ziet aanleiding om de definitieve beslissing over het vaststellen van het hoofdverblijf en de zorgregeling aan te houden. Een en ander hangt namelijk samen met het verloop van het KKE-traject en het moment waarop de vrouw een woning vindt in [plaats x] . De rechtbank ziet wel aanleiding om, in afwachting van de uitkomsten van het KKE-traject, het hoofdverblijf van [de minderjarige ] voorlopig bij de man te bepalen. De huidige zorgregeling dient naar het oordeel van de rechtbank als voorlopige zorgregeling door te lopen. Voor de duidelijkheid zal de rechtbank dit nogmaals hierna opnemen bij de beslissing. De rechtbank zal iedere verdere beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen in afwachting van de uitkomsten van het KKE-traject aanhouden.
Inschrijving [de minderjarige ]
2.13.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de man, om [de minderjarige ] per direct in te schrijven op het adres van de man, dient te worden afgewezen. De rechtbank is, evenals de man, van oordeel dat nu het hoofdverblijf van [de minderjarige ] voorlopig bij de man wordt vastgesteld, de man geen belang meer heeft bij toewijzing van dit verzoek. Bovendien gaat de rechtbank er vanuit dat de vrouw haar medewerking verleent om [de minderjarige ] in te schrijven bij de man, nu het hoofdverblijf van [de minderjarige ] voorlopig bij de man wordt vastgesteld.
2.14.
De rechtbank zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ook het subsidiaire verzoek van de man om, [de minderjarige ] met ingang van [datum] 2022 in te schrijven op het adres van de man, afwijzen.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool
2.15.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de man om aan hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige ] met ingang van [datum] 2022 bij de [school] in [woonplaats man] , in te schrijven, dient te worden aangehouden. De rechtbank is met de RvdK van oordeel dat partijen ook over inschrijving van de basisschool met elkaar bij het KKE in gesprek moeten gaan. De komende tijd zal ook duidelijk worden of en wanneer de vrouw terugverhuisd en dit kan ook een rol spelen bij de schoolkeuze.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt
voorlopig- dat wil zeggen totdat een nadere rechterlijke beslissing over de zorgregeling van kracht wordt of totdat partijen onderling overeenstemming bereiken over een andere zorgregeling - dat de co-ouderschapsregeling zal worden voortgezet. Dit houdt in dat [de minderjarige ] bij de man zal verblijven in de ene week van zaterdag tot en met woensdag en de andere week van zondag tot en met woensdag;
3.2.
bepaalt
voorlopigdat [de minderjarige ] zijn hoofdverblijfplaats bij de man zal hebben;
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
verwijst de zaak ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling, de verdeling van de vakanties en feestdagen en de vervangende toestemming inschrijving basisschool, naar de zitting van
donderdag 30 juni 2022voor een
pro forma behandeling;
3.5.
draagt de griffier van de rechtbank op een afschrift van deze beschikking te zenden aan het postadres van het KKE;
3.6.
verzoekt het KKE uiterlijk op de pro forma datum van
donderdag 16 juni 2022of zoveel eerder als mogelijk, de eindrapportage over het verloop van het hulpverleningstraject aan de rechtbank en partijen te overleggen;
3.7.
stelt partijen in de gelegenheid
om binnen twee wekenna ontvangst van het KKE-eindrapportage daarop te reageren;
3.8.
bepaalt dat de zaak in beginsel op de stukken zal worden afgedaan, tenzij partijen dan
gemotiveerdhebben aangegeven alsnog een mondelinge behandeling te wensen, althans een aanhouding tot een nadere pro forma behandeling;
3.9.
bepaalt dat partijen in geval van aanhouding tot een andere behandeling tegen die behandeling op dezelfde wijze van aan voormelde opdrachten dient te voldoen, voor zover dat nog niet is geschied en de rechtbank niet anders heeft bepaald;
3.10.
houdt iedere verdere beslissing aan;
3.11.
wijst af de verzoeken (onder IV en V) van de man om [de minderjarige ] in te schrijven op zijn adres.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J. Teertstra, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
vrijdag 17 december 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem- Leeuwarden .
fn: 704