Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat bij een eventuele strafoplegging rekening moet worden gehouden met de persoon van verdachte. Verdachte draagt zorg voor zijn zoon en twee bij hem inwonende neven. Als verdachte veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf is aannemelijk dat hij zijn woning verliest. Daarnaast is een gevangenisstraf niet passend, omdat de redelijke termijn is overschreden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering Nederland van 21 juni 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer twintig maanden schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Door zo te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van drugsgebruik en drugshandel. Drugsgebruik levert een gevaar op voor de volksgezondheid, omdat regelmatig drugsgebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen mee kan brengen. Daarnaast ontstaat door het bezit van drugs, en de daarmee samenhangende handel daarin, schade en overlast voor de samenleving vanwege de andere vormen van criminaliteit die gepaard gaan met drugsgebruik. Voor dergelijke feiten dient een gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte met grote regelmaat en op grote schaal cocaïne heeft verkocht. Verdachte is bovendien niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. Tot slot houdt de rechtbank in strafverminderende zin er rekening mee dat sprake is van enige overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.