ECLI:NL:RBNNE:2021:5261

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
C/19/137975 / KG ZA 21-159
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde onrechtmatige gedragingen en contactverboden in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gasunie c.s. en een gedaagde. De eisers, GASUNIE TRANSPORT SERVICES B.V. en GASUNIE N.V., hebben een contact- en straatverbod geëist tegen de gedaagde, die herhaaldelijk onrechtmatige gedragingen heeft vertoond, waaronder bedreigingen aan het adres van medewerkers van de Gasunie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde eerder opgelegde contact- en gebiedsverboden heeft overtreden en dat er geen zicht is op verbetering van zijn gedrag. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde een gevaar vormt voor de veiligheid van de eisers en dat de gevorderde maatregelen noodzakelijk zijn om verdere onrechtmatige gedragingen te voorkomen. De rechtbank heeft de gedaagde verboden om contact op te nemen met de eisers en zich in de nabijheid van bepaalde locaties te bevinden, met een duur van twee jaar. Tevens is een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van het verbod. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/137975 / KG ZA 21-159
Vonnis in kort geding van 20 december 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GASUNIE TRANSPORT SERVICES B.V.,
gevestigd te Groningen,
2. de naamloze vennootschap
GASUNIE N.V.,
gevestigd te Groningen,
3.
[eiser 1],
wonende te [woonplaats 1],
4.
[[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2],
5.
[[eiser 3],
wonende te [woonplaats 3],
eisers,
advocaat mr. M. Kremer te Groningen,
tegen
[[gedaagde],
wonende te [woonplaats 4],
gedaagde,
advocaat mr. P. Stehouwer te Groningen.
Partijen zullen hierna de Gasunie c.s. en [[gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 23 november 2021;
  • de mondelinge behandeling van 6 december 2021;
  • de pleitnota van de Gasunie c.s.;
  • de pleitnota van [[gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1. [
[gedaagde] had tot 2011 de percelen kadastraal bekend als [woonplaats 4] K492 en N1119, gelegen in de gemeente Borger-Odoorn (Drenthe) gepacht. Op deze percelen teelde hij aardbeien.
2.2.
De Gasunie heeft één gasleiding gelegd door de door [[gedaagde] gepachte percelen.
[[gedaagde] heeft in verband daarmee in de jaren 2007 tot en met 2009 een schadevergoeding van in totaal € 32.253,84 van de Gasunie ontvangen.
2.3.
In 2011 is [[gedaagde] veroordeeld door de strafrechter vanwege het feit dat hij een medewerker van de Gasunie, [[eiser 3] (hierna te noemen: [[eiser 3]), met de dood heeft bedreigd. In verband met deze bedreiging heeft de Gasunie onder meer beveiligingsmaatregelen rond de woning van [[eiser 3] genomen.
2.4. [
[gedaagde] heeft de Gasunie gedagvaard voor deze rechtbank tot betaling van een bedrag van € 161.741,68 op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst en tot betaling van een bedrag ad € 25.000,00 wegens schadevergoeding. Deze rechtbank heeft de vorderingen van [[gedaagde] bij vonnis van 28 januari 2018 afgewezen. [[gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
2.5.
In verband met onder meer de (doods)bedreigingen aan het adres van verschillende medewerkers van Gasunie is [[gedaagde] in kort geding gedagvaard.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 28 maart 2019 het jegens [[gedaagde] gevorderde contact- en gebiedsverbod toegewezen voor de duur van twee jaar. [[gedaagde] heeft hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld.
2.6.
Het Gerechtshof Arnhem/Leeuwarden heeft bij arrest van 24 september 2019 het bestreden vonnis van 28 januari 2019 bekrachtigd, met dien verstande dat het gevorderde gebiedsverbod voor de Concourslaan is beperkt.
Het hof overwoog onder meer:
"(…)
5.6
Het hof stelt voorop dat de wijze waarop [[gedaagde] zich tegenover [eiser 1] heeft uitgelaten en waarvan onder 3.7 een aantal voorbeelden is gegeven, niet door de beugel kan.
De daarin vervatte bedreigingen zijn onrechtmatig en rechtvaardigen een verder contactverbod en ook het verbod om zich niet direct rond te woning van [eiser 1] te bevinden. Dat [[gedaagde] ernstig in zijn bewegingsvrijheid wordt aangetast doordat hij zich niet in een beperkt gedeelte van de [adres 1] mag bevinden, is verder gesteld noch gebleken.
5.7
De vele schrijfsels die [[gedaagde] aan Gasunie heeft gericht - en die terecht zijn gekomen bij GTS - geven blijk van de frustratie die [[gedaagde] klaarblijkelijk voelt. Zijn advocaat heeft aangeven dat [[gedaagde] professionele hulp nodig heeft en dat hij zich inmiddels heeft aangemeld bij de GGZ, omdat zijn leven beheerst wordt door het geschil met Gasunie.
5.8
De bewoordingen die [[gedaagde] in die geschriften gebruikt en de dwingende toon die hij tegen diverse medewerkers van GTS persoonlijk bezigt - waarin ook termen als “monddood maken”, en “laatste waarschuwing” voorkomen - rechtvaardigen ook het verbod om persoonlijk, buiten zijn advocaat om, verder contact op te nemen met GTS en afhaar medewerkers en bestuurders.
[[gedaagde] heeft op 24 maart 2019 nog een mail aan [naam] van GTS gezonden waarin hij schrijft dat, als hij geen antwoord krijgt op zijn eerdere mails, hij genoodzaakt is om “onder politie bescherming het Gasunie kantoor met een bezoek te vereren dit is toch duidelijk genoeg lijkt mij”. Op grond daarvan en de verdere voorgeschiedenis (zie onder meer rov. 3.2) oordeelt het hof dat dit ook reden is voor een beperkt gebiedsverbod voor [naam] rond het kantoor van GTS.
(…)".
2.7. [
[gedaagde] heeft het contactverbod twee tot driemaal overtreden.
2.8.
Bij arrest van 26 januari 2021 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de rechtbank van 28 januari 2018 bekrachtigd.
2.9.
Bij vonnis van 8 september 2021 heeft deze rechtbank opnieuw de door [[gedaagde] tegen de Gasunie ingediende vorderingen tot vergoeding van de door hem geleden schade, die door hem is begroot op € 600.415,33 afgewezen, met veroordeling van [[gedaagde] in de proceskosten. [[gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld van dit vonnis.
2.10.
Op 25 september 2021 heeft [[gedaagde] persoonlijk een envelop met cadeaucheque bij [eiser 1] bezorgd waarop is vermeld
‘Eerste prijs voor de angsthaas [eiser 1]’.
In de envelop zat een cadeaucheque met vermelding
'Deze cheque geeft op: 10 jaar gratis schijten in het staatsbos’.
2.11. [
[gedaagde] heeft op 25 september 2021 ook persoonlijk een envelop bij Gasuniedirecteur [[eiser 2] (hierna te noemen: [[eiser 2]) bezorgd met een cadeaucheque waarop was
vermeld ‘Deze cheque geeft recht op: gratis schijten op K492 en N119’.
2.12. [
[eiser 3] heeft op 28 september 2021 een cadeaucheque van [[gedaagde] ontvangen, waarop is vermeld
:‘gratis schijten op K492 en N l19’, en ondertekend door ‘
Hunbedhunter’.
2.13. [
[gedaagde] heeft daarna op 30 september 2021 telefonisch contact opgenomen met [eiser 1], die het contact onmiddellijk heeft verbroken.
2.14. [
[eiser 2] heeft op 3 oktober 2021 een schrijven van [[gedaagde] ontvangen, waarbij een laatste verzoek wordt gedaan om voor 13 oktober 2021 om tafel te gaan met hem en zijn advocaat, mr. De Boer.
Het verzoek wordt afgesloten met de volgende tekst:
"(…)
p.s. dit is de laatste oproep de verdere gevolgen zijn voor uw rekening mocht u niks van u laten horen. deze brief komt van een echte hunebedhunter en dat zegd genoeg’.
2.15.
Op 6 oktober 2021 heeft [eiser 1] een door de ‘hunebedhunter’ ondertekende brief van [[gedaagde] ontvangen, waarin onder meer is aangegeven:
"Korte mededeling de eerste dooie is gevallen door de schuld van de
NV nederlandse gasunie’ .... ‘maar ik heb inmiddels de bonte koe gevangen en dat
wordt ruim 3 miljoen euro betalen door u.
(…)".
2.16. [
[eiser 2] heeft ook op 6 oktober 2021 een brief van [[gedaagde] ontvangen. Daarin heeft [[gedaagde] berekeningen gemaakt van het bedrag dat hem als schadevergoeding toe zou komen.
2.17.
Op 8 oktober 2021 heeft [[gedaagde] [eiser 1] een brief gestuurd, waarin onder meer is opgemerkt:
"ik heb je eerder gewaarschuwd om geen leugens te verkopen. heb meerdere getuigen die je leugens kunnen weerleggen (…) dit deurwaardersbeslag moet er af en jij gaat de kosten betalen maar ik ben bereid om met jou te overleggen om dit op te lossen."

3.Het geschil

3.1.
Gasunie c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] zal verbieden om vanaf 24 uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis op enigerlei wijze - anders dan via een advocaat - contact op te nemen met [eiser 1] en/of zijn gezinsleden, met [[eiser 2], met [[eiser 3] en met personeel of directieleden van Gasunie TS en Gasunie NV;
2. [ [gedaagde] zal verbieden om zich vanaf 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis te bevinden dan wel op te houden in dat deel van de [adres 1], dat is gelegen tussen de hoek met de [[adres 2]] en de hoek met de [[adres 3]], met machtiging van [eiser 1] om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van een justitie;
3. [ [gedaagde] zal verbieden om zich vanaf 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis te bevinden dan wel op te houden in dat deel van [[plaats 1]], dat is gelegen tussen de [[adres 4] te [plaats 2]] en de woning die is gelegen op [[plaats 1]], met machtiging van [[eiser 2] om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
4. [ [gedaagde] zal verbieden om zich vanaf 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis te bevinden dan wel op te houden in dat deel van [[adres 5]], dat is gelegen tussen de [[adres 6]] en de [[adres 7]], met machtiging van [[eiser 3] om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
5. [ [gedaagde] zal verbieden om zich vanaf 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis te bevinden dan wel op te houden op het gedeelte van de Concourslaan te Groningen dat is gelegen tussen de Jan Evert Scholtenlaan en de zuidelijke kruising/fietstunnel met de Laan 1940-1 945, met machtiging van Gasunie om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
6. [ [gedaagde] zal verbieden om zich vanaf 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis te bevinden dan wel op te houden op het gedeelte van de [[adres 8]] gelegen tussen de [[adres 9]] en de [[adres 10]], met machtiging van Gasunie om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
7. zal bepalen dat [[gedaagde] bij iedere overtreding van het onder 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 6 gegeven verbod telkens, ter keuze van Gasunie c.s., hetzij een dwangsom van € 1.000,00 aan Gasunie c.s. zal verbeuren hetzij voor de duur van 48 uur in gijzeling kan worden genomen;
8. [ [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente vanaf 14 dagen na het wijzen van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
Ter onderbouwing van de vorderingen is – samengevat - gewezen op de voorgeschiedenis, waarbij aan [[gedaagde] een contact- en gebiedscontact is opgelegd op grond van zijn onrechtmatige gedragingen. Gesteld wordt dat [[gedaagde] het opgelegde verbod een aantal malen heeft overtreden. Voorts is - onder verwijzing naar onder meer een uitgebreide tijdlijn waarin alle gedragingen van [[gedaagde] zijn vastgelegd - gesteld dat [[gedaagde], na het vonnis van deze rechtbank van 8 september 2021, opnieuw is begonnen met het op onrechtmatige wijze van benaderen van de nader genoemde personen, hetgeen - zonder resultaat - met de politie is besproken. Daarnaast is gesteld dat is gebleken dat [[gedaagde] niet in staat op eigen initiatief in staat is te stoppen met zijn bedreigingen en dat de verwachting bestaat dat hij -zonder nadere actie - zijn bedreigingen en stalking onverminderd zal voort zetten. Gasunie, die verantwoordelijk is voor een veilig werkklimaat voor haar medewerkers, en [eiser 1], [[eiser 3] en [[eiser 2] stellen recht en belang te hebben bij het gevorderde contact- en gebiedsverbod ter zake waarvan [[gedaagde] niet in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt.
3.3. [
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarbij is aangegeven dat er sprake is van een schreeuw om aandacht van [[gedaagde] en dat Gasunie en haar advocaat dit signaal niet hebben opgepakt en niet met [[gedaagde] in gesprek zijn gegaan.
Voorts is aangevoerd dat het onderhavige geschil niet geschikt is om in kort geding te behandelen, omdat het niet om een eenvoudige situatie gaat. In dit verband wordt er op gewezen dat de vorderingen in kort geding onderdeel uitmaken van een geschil dat al sinds 2009 loopt.
[[gedaagde] voert verder - onder verwijzing naar de jurisprudentie aan - dat contact- en straatverboden niet lichtvaardig dienen te worden opgelegd, alsmede dat de recente pogingen van [[gedaagde] om Gasunie c.s. te bereiken zich hebben beperkt tot een aantal cadeaucheques en daarop volgende brieven, welke niet als onrechtmatig kunnen worden gezien.
Ten aanzien van het gevorderde straatverbod is aangevoerd dat dit disproportioneel is en dat dit de situatie niet op zal lossen.
[[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Gasunie c.s. in de (na)kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat het spoedeisend belang van Gasunie c.s. bij de ingediende vorderingen niet is betwist en dat dit, gelet op de aard van de vorderingen, voldoende is gebleken.
4.2.
De voorzieningenrechter passeert het verweer van [[gedaagde] dat het onderhavige geschil niet geschikt is voor een beoordeling in kort geding. Het is juist dat gedragingen van [[gedaagde] verband houden met een tussen Gasunie en [[gedaagde] langdurig lopend geschil. Echter, het geschil dat partijen verdeeld houdt ligt hier niet ter beoordeling voor, maar slechts de door Gasunie c.s. gestelde onrechtmatige gedragingen van [[gedaagde]. Die gedragingen lenen zich wel voor een beoordeling in kort geding.
4.3.
Ten aanzien van het gevorderde straat- en contactverbod worden het navolgende overwogen.
Een gebiedsverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke en ernstige feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is. [[gedaagde] heeft de door Gasunie c.s. gestelde onrechtmatige gedragingen, die nader zijn onderbouwd met stukken, niet gemotiveerd betwist. Er wordt enkel aangevoerd dat deze niet dusdanig van aard zijn dat deze de gevorderde ingrijpende verboden rechtvaardigen en dat deze voortvloeien uit feit dat [[gedaagde] zich niet gehoord voelt door Gasunie.
4.5.
Ter zitting is onweersproken gesteld dat Gasunie herhaalde malen heeft gepoogd om met [[gedaagde] in gesprek te gaan, maar dat dit niet tot resultaat heeft geleid, omdat [[gedaagde] zijn gelijk niet krijgt.
4.6.
Uit hetgeen is gesteld komt naar voren dat [[gedaagde], ondanks de verschillende procedures die zijn gevoerd, welke door [[gedaagde] zijn verloren, niet kan accepteren dat hij geen hogere (schade)vergoeding kan krijgen dan de door Gasunie betaalde vergoeding en dat hij zich kennelijk door niets laten tegen houden om alsnog zijn recht te krijgen.
In dit verband wordt overwogen dat vaststaat dat aan [[gedaagde] reeds eerder bij vonnis een contact- en gebiedsverbod is opgelegd in verband met onrechtmatige gedragingen ten opzichte van Gasunie en haar medewerkers [eiser 1] en [[eiser 3]. Dit vonnis is door het Gerechtshof Arnhem/Leeuwarden bekrachtigd op 24 september 2019.
Door [[gedaagde] is verder niet gemotiveerd betwist dat het opgelegde gebod enkele malen is overtreden.
4.7.
Uit de overgelegde tijdslijn en de overgelegde brieven met cadeaucheques kan worden opgemaakt dat [[gedaagde] zich niet wenst neer te leggen bij de uitkomst van de door hem gevoerde procedures en dat hij zich dan vervolgens tegen Gasunie c.s. uitlaat op een wijze die niet door de beugel kan en dat de uitingen, die misschien op zichzelf genomen, zonder context, niet allemaal als bedreigend hoeven te worden gezien maar, gelet op de langdurige voorgeschiedenis inclusief stelselmatige en langdurige bedreigingen, door Gasunie c.s. als uiterst bedriegend worden ervaren, terwijl er geen zicht op is dat [[gedaagde] uit zichzelf zal stoppen met de gestelde onrechtmatige gedragingen.
Voorts is niet betwist dat er geen noodzaak bestaat voor [[gedaagde] om zich op de houden in de buurt van de gebieden ter zake waarvan het gebiedsverbod is gevorderd.
In dit verband wordt overwogen dat ter zitting onbetwist is gesteld, dat de zoon van [[gedaagde] heeft aangegeven geen enkele illusie te hebben dat hij zijn vader op andere gedachten kan brengen, dat [[gedaagde] niet meer onder behandeling is van professionele hulpverlening en dat de politie desgevraagd ook heeft aangegeven hierin niets te kunnen betekenen.
4.8.
Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het door Gasunie c.s. gevorderde contact- en gebiedsverbod op zijn plaats. Het gevorderde contact- en gebiedsverbod zal worden toegewezen voor duur van twee jaar. Dit in verband met de verwachting dat de tweede hoger beroepsprocedure tussen de Gasunie en [[gedaagde] enige tijd in beslag zal nemen.
Het gevorderde met betrekking tot de sterke arm zal eveneens worden toegewezen.
4.9.
Vervolgens ligt ter beoordeling voor of gerechtvaardigd is om aan [[gedaagde] de verboden als gevorderd op te leggen, op straffe van lijfsdwang. Daartoe wordt overwogen dat ingevolge artikel 587 Rv een rechter een vonnis slechts uitvoerbaar bij lijfsdwang verklaart, indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser toepassing daarvan rechtvaardigt. Dit brengt met zich dat toepassing van lijfsdwang als ultimum remedium wordt beschouwd en er eerst aanleiding bestaat een dergelijke veroordeling uit te spreken als een ander dwangmiddel geen uitkomst biedt.
4.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op de recidive, zoals hiervoor overwogen, aan het gestelde criterium is voldaan. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee de duur, ernst en hardnekkigheid van de onrechtmatige gedragingen door [[gedaagde], alsmede het feit dat dwangsommen mogelijk weinig zullen uithalen omdat verhaal ervan bij [[gedaagde] niet mogelijk is vanwege de reeds gelegde beslagen. In zoverre heeft een dwangsom te weinig afschrikwekkende werking. De gevorderde veroordeling uitvoerbaar bij lijfsdwang is derhalve toewijsbaar.
Er bestaat daarnaast aanleiding om een dwangsom op te leggen, met dien verstande dat deze zal worden gematigd en beperkt als bepaald in de beslissing. De hoogte van de dwangsom zal in verband met het feit dat [[gedaagde] een AOW-uitkering geniet worden gematigd.
4.11. [
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gasunie c.s. worden begroot op:
- betekening oproeping € 100,32
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.783,32
4.12.
De niet betwiste gevorderde nakosten, als ook de daarover gevorderde wettelijke rente zullen worden toegewezen als bepaald in het dictum.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [[gedaagde] om vanaf 24 uur na betekening van dit vonnis gedurende twee jaar op enigerlei wijze - anders dan via een advocaat - contact op te nemen met [eiser 1] en/of zijn gezinsleden, met [[eiser 2], met [[eiser 3] en met personeel of directieleden van Gasunie TS en Gasunie NV;
5.2.
verbiedt [[gedaagde] om zich vanaf 24 uur na betekening van dit vonnis gedurende twee jaar te bevinden dan wel op te houden in dat deel van de [[adres 1]], dat is gelegen tussen de hoek met de [[adres 2]] en de hoek met de [[adres 3]], met machtiging van [eiser 1] om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van eiser en justitie;
5.3.
verbiedt [[gedaagde] om zich vanaf 24 uur na betekening van dit vonnis gedurende twee jaar te bevinden dan wel op te houden in dat deel van [[plaats 1]], dat is gelegen tussen de [[adres 4]] te [plaats 2] en de woning die is gelegen op [[plaats 1]], met machtiging van [[eiser 2] om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
5.4.
verbiedt [[gedaagde] om zich vanaf 24 uur na betekening van dit vonnis gedurende twee jaar te bevinden dan wel op te houden in dat deel van [[adres 5]], dat is gelegen tussen de [[adres 6]] en de [[adres 7]], met machtiging van [[eiser 3] om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
5.5.
verbiedt [[gedaagde] om zich vanaf 24 uur na betekening van dit vonnis gedurende twee jaar te bevinden dan wel op te houden op het gedeelte van de Concourslaan te Groningen dat is gelegen tussen de Jan Evert Scholtenlaan en de zuidelijke kruising/fietstunnel met de Laan 1940-1945, met machtiging van Gasunie om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
5.6.
verbiedt [[gedaagde] om zich vanaf 24 uur na betekening van dit vonnis gedurende twee jaar te bevinden dan wel op te houden op het gedeelte van de [[adres 8]] gelegen tussen de [[adres 9]] en de [[adres 10]], met machtiging van Gasunie om de naleving van dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
5.7.
bepaalt dat [[gedaagde] verbod een dwangsom van € 250,00 verbeurt voor elke overtreding van het verbod genoemd onder 5.1 en/of 5.2 en/of 5.3 en/of 5.4 en/of 5.5 en/of 5.6 gegeven van deze beslissing, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van
€ 10.000,00;
5.8.
bepaalt dat, indien [[gedaagde] na overtreding van het onder 5.1 en/of 5.2 en/of 5.3 en/of 5.4 en/of 5.5 en/of 5.6 genoemde verbod de verschuldigde dwangsom niet binnen 24 uur betaalt, na daartoe bij aangetekende brief te zijn gemaand, het vonnis uitvoerbaar zal zijn bij lijfsdwang voor een tijd van te hoogste twee dagen, met dien verstande, dat geen volgende in gijzelingstelling zal mogen plaatsvinden dan in het geval dat de [[gedaagde] na de vorige gijzeling opnieuw het verbod overtreedt en na overtreding van het verbod de verschuldigde dwangsom niet binnen 24 uur betaalt, na daartoe bij aangetekende brief te zijn gemaand;
5.9.
veroordeelt [[gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Gasunie c.s. tot op heden begroot op € 1.783,32, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.10.
veroordeelt [[gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [[gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. van Baalen en door mr. G.J.J. Smits in het openbaar uitgesproken en getekend op 20 december 2021.